ECLI:NL:RBGEL:2016:2086

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
05/720256-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor openlijk geweld in Nijmegen met gebruik van wapens

Op 13 april 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die beschuldigd werden van openlijk geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 1 november 2015 in een café in Nijmegen, waar de verdachten betrokken waren bij een vechtpartij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan openlijk geweld, waarbij zij gebruik maakten van een hockeystick en een mes. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachten wettig en overtuigend schuldig zijn aan de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak op basis van noodweer. De rechtbank heeft de beelden van het incident bekeken en vastgesteld dat de verdachten, in samenwerking met elkaar, geweld hebben gepleegd tegen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachten te ver zijn gegaan in hun verdediging en dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 148 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benadeelde partij zelf ook een rol heeft gespeeld in het geweldsincident. De rechtbank heeft de zaak gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720256-15
Datum uitspraak : 13 april 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. C.G.M. van Rossum, advocaat te Bemmel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 maart 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich op 1 november 2015 schuldig heeft gemaakt aan het samen met een ander of anderen plegen van openlijk geweld in het café [naam] en/of op het [adres 2] in Nijmegen door met een mes of scherp voorwerp te steken en/of 15 tot 20 keer dan wel meermalen met een hockeystick of hard lang voorwerp te slaan en/of met gebalde vuisten te slaan en/of te trappen en/of met heet frituurvet dan wel een hete vloeistof te gooien, waardoor letsel is ontstaan.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit met alle geweldshandelingen, waardoor letsel is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat betreft het openlijk geweld gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging heeft verzocht om verdachte van de strafverzwarende omstandigheid – het letsel dat door het door verdachte uitgeoefende geweld is ontstaan – vrij te spreken. Er kan niet worden bewezen dat het tenlastegelegde letsel door verdachte is toegebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Op de beelden van de nacht van 31 oktober op 1 november 2015 (tijdstip van de beelden: 03:33:40 tot 03:36:28 uur) is te zien dat er in het cafetaria [naam] te Nijmegen een vechtpartij tussen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) is ontstaan. Vervolgens komt verdachte (slank postuur en gekleed in een geruite blouse) vanaf de toonbank met een voorwerp van ongeveer één meter lang in zijn hand naar voren. Hij loopt richting de vechtende groep en begint van boven naar beneden in te hakken/te slaan. Hij slaat daarbij in de richting van [slachtoffer 1] . Daarbij is ook [medeverdachte 2] (stevig postuur met blauw shirt) bij het inslaan op [slachtoffer 1] betrokken. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte 2] een hete vloeistof – die 32 seconden eerder is ingeschonken – in de richting van de op de grond liggende [slachtoffer 2] gooit. Dit betreft water uit de koffiemachine van 122-123 graden Celsius, waarbij op de beelden ook een stoomwolk op het moment van inschenken is te zien. Na het gooien van de hete vloeistof, maakt [medeverdachte 2] twee stekende bewegingen in de richting van de linkerzijde van [slachtoffer 1] en daaropvolgend één stekende beweging naar [slachtoffer 2] . Zij proberen deze bewegingen af te weren met hun handen.
Op het moment dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte [slachtoffer 1] op de grond hebben gekregen, slaat verdachte [slachtoffer 1] krachtig vijftien tot twintig keer met de hockeystick. [medeverdachte 2] schopt daarbij, met kracht en op korte afstand, in de richting van [slachtoffer 1] . Op de beelden is verder te zien dat [medeverdachte 2] wat met zijn linkerhand uit zijn rechterhand pakt en vervolgens een stekende/snijdende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 1] . Daarna wordt [slachtoffer 1] met geweld richting de uitgang toegewerkt. Nadat [slachtoffer 1] naar buiten is geslagen, loopt vervolgens verdachte weer naar buiten, kort daarna gevolgd door [medeverdachte 2] . Nadat verdachte weer naar binnen is gelopen, zet hij de hockeystick weer onder het koffieapparaat neer (tijdstip van de beelden: 03:37:00 uur). [3] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de hockeystick bij het koffieapparaat lag. [4] [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag en op zijn lichaam met een hockeystick werd geslagen. [5]
Op de beelden buiten het cafetaria is te zien dat verdachte met een stok naar buiten – op het [adres 2] te Nijmegen – komt en in de richting van de eerste twee mannen (rechtbank: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) loopt. Daarna komt [medeverdachte 2] naar buiten met een lang dun voorwerp in zijn hand. Vervolgens is te zien dat er buiten een confrontatie plaatsvindt tussen verdachte en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarbij de stick of stok weer meermalen de lucht in gaat. [6] De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] buiten met de hockeystick is geslagen. [7] Verdachte heeft verklaard dat hij een voorwerp heeft gepakt en [slachtoffer 1] daarmee meermalen heeft geslagen. [8] In het cafetaria is na dit incident een hockeystick met menselijk bloed aangetroffen. [9] Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] vijftien tot twintig keer met een hockeystick heeft geslagen.
Nu naar het oordeel van de rechtbank op de beelden niet is te zien dat verdachte met de hockeystick op het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen en er ook geen letsel op het hoofd van [slachtoffer 1] is waargenomen, zal zij verdachte van het slaan met de hockeystick op het hoofd vrijspreken.
Het steekincident
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat de man met de blauwe trui (rechtbank: [medeverdachte 2] ) naar zijn broer liep en een stekende beweging maakte. Toen ze buiten kwamen zei hij tegen zijn broer [slachtoffer 1] dat hij was gestoken. [10]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op de grond heeft gelegen en door zijn broer [slachtoffer 2] werd opgepakt. [slachtoffer 2] zei: “er is een mes, je bent gestoken”. Hij had daarna onder meer een snee in zijn linkerzij. [11] In de letselrapportage is beschreven dat [slachtoffer 1] een steekverwonding in de linkerflank en een snijwond op zijn linker wijsvinger heeft. Deze verwondingen kunnen passen bij de toedracht van [slachtoffer 1] dat hij is gestoken. [12]
Zoals overwogen is op de beelden te zien dat [medeverdachte 2] iets overpakt van zijn rechter- in zijn linkerhand en een stekende/snijdende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat de man met de blauwe trui dan wel het T-shirt (rechtbank: [medeverdachte 2] ) stekende bewegingen maakte in de richting van de linkerzijde van het bovenlichaam van [slachtoffer 1] (rechtbank: [slachtoffer 1] ). [13]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat “ [medeverdachte 2] ” (rechtbank: [medeverdachte 2] ) een mes zijn hand had. Het was een mes tussen de 20 en 30 centimeter lang. Hij riep naar [medeverdachte 2] dat hij het niet moest doen. Hij zag dat [medeverdachte 2] naar hem keek, maar niets zei. Hij maakte een soort stekende bewegingen in de richting van de mannen. [14] Op grond van dit voorgaande – en in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat [slachtoffer 2] direct na het incident heeft aangegeven dat [slachtoffer 1] is gestoken en [slachtoffer 1] een verwonding heeft die hierbij past – acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft gestoken met een mes.
De omstandigheid dat de getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de man niet heeft geraakt doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af, nu uit zijn verklaring duidelijk volgt dat dit zijn conclusie is geweest in verband met het (op dat moment) ontbreken van bloed.
Overig geweld
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij thee over een man (rechtbank: [slachtoffer 2] ) heeft gegooid en vervolgens is gaan slaan. Hij is met zijn vuisten gaan slaan en hij is blijven slaan. Vervolgens is hij de andere man gaan slaan. Ze hebben de mannen toen naar buiten gewerkt. [15]
[slachtoffer 1] heeft tegenover de verbalisanten verklaard dat hij binnen is geslagen en geschopt. [16] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zijn broer [slachtoffer 1] wilde helpen om op te staan, maar toen zelf een vuistslag in zijn gezicht, op zijn neus, kreeg. Daarbij stond de man met de blauwe trui (rechtbank: [medeverdachte 2] ) als enige persoon bij hem in de buurt. [17] Bij [slachtoffer 2] zijn eerste – en tweedegraads verbrandingen links op het gezicht en een wondje op de neusrug geconstateerd. [18]
Gelet op het voorgaande in samenhang met de beelden, acht de rechtbank bewezen dat
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn geslagen en dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] heeft geschopt en een hete vloeistof in het gezicht van [slachtoffer 2] heeft gegooid. Zoals overwogen heeft [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] ook gestoken en heeft verdachte hem meermalen met een hockeystick geslagen.
Daarbij heeft dit geweld zich binnen enkele minuten afgespeeld, waarbij de soorten geweld gelijktijdig hebben plaatsgevonden dan wel elkaar snel hebben opgevolgd. Deze geweldshandelingen zijn door verdachte of [medeverdachte 2] of gezamenlijk verricht, waarbij naar het oordeel van de rechtbank – gelet op de voorgaande vaststellingen – sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. Zij acht gelet op al het voorgaande dan ook openlijk geweld bewezen.
Tot slot is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat het tenlastegelegde letsel door verdachte is toegebracht. Gelet daarop zal zij verdachte van de strafverzwarende omstandigheid – het veroorzaken van letsel door het verweten geweld – vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 november 2015 te Nijmegen met een ander
of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in café [naam] en
/ofop de openbare weg, te weten het [adres 2] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het
(meermalen)met een mes
althans een scherp voorwerpsteken in
en/of ophet lichaam van die [slachtoffer 1] en
/ofhet met kracht en ongeveer 15-20 keer,
althans meermalenmet een hockeystick,
althans een hard lang voorwerp,slaan tegen
het hoofd en/of andere delen vanhet lichaam van die [slachtoffer 1] en
/ofhet met gebalde vuisten slaan en/of schoppen t
egen het hoofden/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/ofhet gooien van
heet (frituur)vet althanseen hete vloeistof in het gelaat
en/of andere delen van het hoofdvan die [slachtoffer 2]
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] , te weten een steekverwonding in de linkerstreek van het lichaam en/of een arm uit de schouderkom (schouderluxatie) en/of snijwond aan de linker wijsvinger en/of [slachtoffer 2] , te weten 1e en 2e graads brandwonden op het hoofd en/of in het gelaat en/of een snijwond op de neusrug ten gevolge heeft gehad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces gedaan en verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat zijn broer werd aangevallen door de aangevers en hij zijn broer mocht verdedigen. Daarbij heeft hij de grenzen van een noodzakelijke verdediging niet overschreden. Indien de rechtbank van oordeel is dat de grenzen wel zijn overschreden, is de verdediging van mening dat door de aanval van de aangevers op zijn broer, het zien van een mes/vork bij [slachtoffer 1] en de verwondingen bij zijn broer en zichzelf angst en woede is ontstaan. Dit heeft aan de overschrijding – alle slagen met de hockeystick – ten grondslag gelegen. Daarmee hebben de omstandigheden dusdanige emoties opgeroepen dat niet van verdachte mocht worden verwacht dat hij zich beheerste.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dan wel noodweerexces dient te worden verworpen. Er is geen sprake van noodweer. Het grensoverschrijdende geweld is begonnen toen [slachtoffer 1] al op de grond lag en daarmee het gevaar was geweken.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de beelden en de omstandigheid dat er door de verbalisant een wondje op het voorhoofd van verdachte is aangetroffen, acht de rechtbank aannemelijk geworden dat [medeverdachte 1] en vervolgens verdachte door [slachtoffer 1] zijn geslagen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn broer en zichzelf op zichzelf mocht verdedigen. Verdachte sloeg [slachtoffer 1] echter 15 tot 20 keer met een hockeystick, terwijl hij al op de grond lag. Verder is hij ook nog buiten met het slaan doorgegaan. Daarmee heeft verdachte te veel en te lang geweld gebruikt en de grenzen van deze noodzakelijke verdediging overschreden. Zij verwerpt daarom het beroep op noodweer.
De rechtbank acht verder onvoldoende aannemelijk geworden dat deze overschrijding een gevolg is van de emoties die door de aanval op zijn broer en zichzelf zijn veroorzaakt. Zij overweegt daartoe dat de psychische toestand en het handelen van verdachte – de gestelde hevige gemoedsbeweging en de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging - met name lijken voort te komen uit de persoonlijkheid van verdachte zelf en meer specifiek de problemen die hij heeft op het gebied van agressie, dan dat deze door de aanval zijn veroorzaakt. Nu verdachte ‘te ver’ is gegaan en niet aannemelijk is geworden dat dit is ingegeven door emoties als gevolg van de aanval op zijn broer en zichzelf, verwerpt de rechtbank ook het beroep op noodweerexces.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, nu er in het openbaar zeer ernstig geweld en meerdere wapens zijn gebruikt. Dit heeft veel impact op de slachtoffers, maar ook op de omstanders op straat. Gelet op de mate en vormen van geweld doet een werkstraf geen recht aan de ernst van het feit. Verder zijn het strafblad en de reclasseringsrapportages meegewogen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in geval van een strafoplegging verzocht om – ondanks de gezondheidsproblemen van verdachte – een werkstraf en/of een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. De gevorderde gevangenisstraf past naar de mening van de verdediging niet bij de ernst van het feit.
Verdachte heeft verklaard dat de behandeling voor zijn agressie en boosheid intensiever is geworden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 16 februari 2016;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 3 november 2015 en 29 januari 2016.
Verdachte en [medeverdachte 2] hebben zich schuldig gemaakt aan het samen plegen van geweld in het openbaar, namelijk in het cafetaria en op straat. Daarbij hebben ze twee voorwerpen als wapen gebruikt, namelijk een hockeystick en een mes. Verdachte heeft onder meer vijftien tot twintig keer met een hockeystick geslagen en [medeverdachte 2] heeft enkele momenten later in de linkerflank van [slachtoffer 1] gestoken. Er is zeer veel en fors geweld gebruikt met letsel tot gevolg.
De rechtbank weegt echter ook in belangrijke mate mee dat de aangevers in de aanloop naar deze escalatie zelf ook een rol hebben gespeeld. [slachtoffer 1] heeft een in het cafetaria aanwezige vrouw – na een klap te hebben gekregen – een schop gegeven en een medewerker ( [medeverdachte 1] ) geslagen. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben zich lange tijd afzijdig gehouden en geprobeerd de situatie tussen aangevers en de aanwezige vrouwen te sussen, maar hebben met name door de aanval op hun collega uiteindelijk toch ingegrepen. Dit acht de rechtbank begrijpelijk en gerechtvaardigd, waarbij echter verdachte en [medeverdachte 2] vervolgens te ver zijn gegaan en de grenzen van de noodzakelijke verdediging hebben overschreden.
Verdachte is niet eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld en het herhalings- en gevaarsrisico wordt laag ingeschat. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij gelet op de toelichting van de verdediging van oordeel is dat de gezondheidstoestand van verdachte het uitvoeren van een werkstraf met aangepaste werkzaamheden niet in de weg staat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest in combinatie met een werkstraf passend is.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.575,00 vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel hoofdelijk kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voldoende onderbouwd en de gevorderde bedragen zijn redelijk te achten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten eerste verzocht om de vordering in geval van een geslaagd beroep op noodweer(exces) af te wijzen. Ten tweede is verzocht om de vordering voor wat betreft de blouse en het glas van de telefoon af te wijzen. Deze schadeposten zijn onvoldoende onderbouwd en de schattingsbevoegdheid dient niet te worden gebruikt voor de gevallen waarin de benadeelde partij in de onderbouwing tekortschiet. Er is ook geen motivering mogelijk om de schatting inzichtelijk te maken. Verder wordt met betrekking tot de telefoon betwist dat de eventuele schade is veroorzaakt door het feit.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hiervoor met betrekking tot de rol van de benadeelde partij zelf heeft overwogen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. Immers, een goede beoordeling en weging van het aandeel van de benadeelde partij en de mate van ‘eigen schuld’ levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
  • dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verder veroordeelt de rechtbank verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot:
 een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. W.A. Holland, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2016.
BIJLAGE Ι:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2015 te Nijmegen met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in café [naam] en/of op de openbare weg,te weten het [adres 2] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het (meermalen) met een mes althans een scherp voorwerp steken in en/of op het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of het met kracht en ongeveer 15-20 keer, althans meermalen met een hockeystick, althans een hard lang voorwerp, slaan tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of het met gebalde vuisten slaan en/of schoppen tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het gooien van heet (frituur)vet althans een hete vloeistof in het gelaat en/of andere delen van het hoofd van die [slachtoffer 2]
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] , te weten een steekverwonding in de linkerstreek van het lichaam en/of een arm uit de schouderkom (schouderluxatie) en/of snijwond aan de linker wijsvinger en/of [slachtoffer 2] , te weten 1e en 2e graads brandwonden op het hoofd en/of in het gelaat en/of een snijwond op de neusrug ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in bijlage І terug te vinden.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015591065 (onderzoek Scholekster), gesloten op 21 december 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 139 t/m 141, het proces-verbaal uitwerken camerabeelden, p. 142 t/m 145, het proces-verbaal van bevindingen, p. 146, het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , p. 181 en eigen waarneming van de rechtbank d.d. 30 maart 2016.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 1] , p. 181.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 35.
6.Het proces-verbaal uitwerken camerabeelden, p. 132 t/m 136 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 140.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , p. 161.
8.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 30 maart 2016.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 26 en het proces-verbaal sporenonderzoek, p. 78.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 34 en 37.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 47.
12.De rapportage letselonderzoek, p. 99-100.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 171.
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 199.
15.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 241 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 140.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 20-21.
17.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 32, het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 37 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 140.
18.De rapportage letselonderzoek, p. 114-115.