ECLI:NL:RBGEL:2016:2081

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4258
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vaststelling brede doeluitkering op basis van Tijdelijke Regeling Centra Jeugd en Gezin

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van een brede doeluitkering van € 1.830.743, die was gebaseerd op de Tijdelijke Regeling Centra Jeugd en Gezin. De staatssecretaris had eerder op 6 februari 2015 een besluit genomen waarin deze subsidie was vastgesteld. Eiser stelde dat er een fout was gemaakt in de verantwoordingsinformatie, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet in staat was om deze fout te herstellen op basis van de strikte verantwoordingssystematiek die gold. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet kon weten dat er een onjuistheid in de verantwoordingsinformatie zat en dat er geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die herstel mogelijk maakten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van de strikte naleving van verantwoordingsregels in het kader van subsidies.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/4258

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
en
de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sportte 's-Gravenhage, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser toegekende brede doeluitkering vastgesteld op € 1.830.743. De subsidie is gebaseerd op en verleend bij de zogenoemde Regeling, houdende regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen ten behoeve van de centra voor jeugd en gezin, ook wel genoemd de Tijdelijke regeling CJG en hierna aangeduid met: de Regeling.
Bij besluit van 19 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij schrijven van 11 maart 2016 op dit verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2016. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door B. ten Have en H. Steggink. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.L. Klein Breteler.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Op grond van de Kaderwet VWS-subsidies kan verweerder subsidies verstrekken, onder meer op het gebied van maatschappelijke zorg. Op basis van die wet heeft de minister voor Jeugd en Gezin op 9 januari 2008 de Regeling vastgesteld.
Bij besluit van 19 januari 2008 heeft verweerder aan eiser in het kader van de Regeling een meerjarige brede doeluitkering voor de periode 2008 tot en met 2011 toegekend van
€ 1.951.026. De brede doeluitkering is naderhand bijgesteld tot een bedrag van € 2.088.272.
Gemeenten die een brede doeluitkering ontvangen, moeten aan de Rijksoverheid verantwoorden op welke wijze de gelden zijn besteed. Dit wordt gedaan aan de hand van een zogenoemde Single information, Single audit (SiSa)-verantwoording. Dit houdt in dat gemeenten de kosten verantwoorden door middel van het aanleveren bij verweerder van een bijlage bij de jaarrekening, de SiSa-bijlage, met daarbij gevoegd een controleverklaring van de accountant.
In de aan verweerder door eiser verstrekte SiSa-bijlage bij de jaarrekening 2012 heeft eiser blijkens de “checklist vaststelling uitkering tijdelijke regeling CJG over de jaren 2008 t/m 2011” aan uitgaven 2011 “jeugdgezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning jeugd, afstemming jeugd en gezin en het realiseren van centra voor jeugd en gezin” in 2012 een bedrag van € 498.065 verantwoord en in totaal aan uitgaven 2008 t/m 2011 een bedrag van
€ 1.830.743.
Wegens technische problemen bij de aanlevering van de SiSa-bijlagen heeft verweerder gemeenten in 2013 de mogelijkheid geboden om de verantwoording opnieuw aan te leveren. Van deze mogelijkheid heeft eiser ook gebruik gemaakt. Daarbij zijn dezelfde bedragen verantwoord als in de eerste opgave.
Op basis hiervan heeft verweerder bij het primaire besluit de meerjarige brede doeluitkering vastgesteld op € 1.830.743. Verder heeft verweerder in dat besluit een bedrag van € 257.529 van eiser teruggevorderd.
Eiser heeft in het bezwaarschrift hiertegen aangevoerd dat in de SiSa-bijlage per abuis een fout is gemaakt. Eiser heeft een bedrag van € 498.065 in plaats van € 870.088 opgevoerd.
Bij het bezwaar is een aanvullende accountantsverklaring van 14 april 2015 gevoegd.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
2. Aan het bestreden besluit ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat de wettelijke regeling, die voorziet in een strikte verantwoordingssystematiek, zich verzet tegen herstel van de fout. Daarom kan deze in het kader van de heroverweging van het primaire besluit op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet worden hersteld. Omdat volgens verweerder geen sprake is van gegevens die kennelijk onjuist zijn of door hem zijn misverstaan kan hierop geen uitzondering worden gemaakt.
3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de toepasselijke wettelijke regelingen geen herverdelingsplicht inhouden, in het geval zich na het besluit tot vaststelling van de subsidie wijzigingen voordoen.
4. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 7:11 van de Awb doordat hij het primaire besluit niet volledig heeft heroverwogen en heeft nagelaten de vaststelling van de subsidie te wijzigen naar aanleiding van de in bezwaar aangeleverde gegevens met betrekking tot de gemaakte vergissing. Naar de mening van eiser verzet de aard van de Regeling hier zich niet tegen, aangezien het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Regeling niet uitsluiten dat fouten in de bezwaarfase worden hersteld.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet VWS-subsidies, voor zover hier van belang, kunnen, onverminderd hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw), bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van de minister andere criteria voor de verstrekking van subsidie worden vastgesteld.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, onderdeel f, van de Kaderwet VWS-subsidies kunnen voorts bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de intrekking en wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling.
Ingevolge artikel 17a, eerste lid, van de Fvw, voor zover hier van belang, dient het college de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zenden in de vorm van:
a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet, en
b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, derde en
vierde lid, van de Gemeentewet.
Ingevolge artikel 4 van de Regeling is hoofdstuk III van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006/450, gewijzigd bij Besluit van 11 december 2007, Staatsblad 2007/539 en vervallen per 9 november 2013) van toepassing op het verstrekken van de brede doeluitkering.
In artikel 3.4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning is bepaald dat de bijlage bij de jaarrekening van het jaar volgend op het jaar waarin een stimuleringsuitkering is verstrekt, de verantwoordingsinformatie bevat, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Ingevolge artikel 58a, eerste lid, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is bij de jaarrekening een bijlage gevoegd waarin verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen wordt verstrekt op basis van indicatoren.
Ingevolge het tweede lid stelt de minister, in overeenstemming met de minister wie het aangaat, bij ministeriële regeling een model vast voor de in het eerste lid bedoelde bijlage en bepaalt daarbij over welke specifieke uitkeringen daarin verantwoordingsinformatie wordt opgenomen en welke indicatoren worden gebruikt.
In artikel 2 van de Regeling informatieverstrekking SiSa (Staatscourant 2010, nummer 20910) is bepaald dat het dagelijks bestuur van een medeoverheid de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Fvw, uiterlijk 15 juli volgend op het jaar waarop de jaarstukken betrekking hebben aan het CBS zendt. De informatie gaat vergezeld van een aanbiedingsbrief van het dagelijks bestuur, waarin is vermeld wanneer de jaarstukken zijn vastgesteld en waarin is verklaard dat de op basis van deze regeling toegezonden informatie overeenstemt met de vastgestelde jaarstukken.
De rechtbank stelt vast dat de verantwoordingsinformatie volgens de hiervoor aangehaalde wettelijke bepalingen uiterlijk 15 juli 2012 moest zijn aangeleverd en dat er een strikt verantwoordingsregime geldt.
De volledige heroverweging in bezwaar als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb brengt daarom, anders dan eiser heeft aangevoerd, in dit geval niet mee dat op het bezwaar wordt beslist met inachtneming van alle feiten en omstandigheden zoals die op het moment van de beslissing op bezwaar zich voordoen. Het strikte verantwoordingsregime, dat een uiterste datum bevat waarop de verantwoordingsinformatie moet zijn aangeleverd, verzet zich immers, behoudens de hierna nog te vermelden uitzonderingen, tegen herstel van de vergissing in de jaarstukken bij de beslissing op bezwaar.
Niet in geschil is dat eiser de (later gecorrigeerde) verantwoordingsinformatie met betrekking tot de jaren 2008 t/m 2011 voor 15 juli 2012 heeft aangeleverd. Verder heeft eiser gebruik gemaakt van de door verweerder geboden buitenwettelijke termijn tot 15 juli 2013 om deze informatie hernieuwd aan te leveren. Hieromtrent is een goedkeurende accountantsverklaring aangeleverd. Op basis hiervan heeft verweerder de subsidie vastgesteld.
Gelet op het strikte verantwoordingsregime diende verweerder naar het oordeel van de rechtbank op deze verantwoordingsinformatie in beginsel af te gaan. Volgens de jurisprudentie van de hogere rechter wordt op dit uitgangspunt slechts een uitzondering aanvaard indien de gegevens kennelijk onjuist zijn of deze door het bestuursorgaan zijn misverstaan (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA7509).
Zoals eiser ter zitting heeft bevestigd, was hiervan geen sprake en had verweerder niet kunnen weten dat er een onjuistheid in de aangeleverde verantwoordingsinformatie zat. Het feit dat een wijziging in het subsidiebedrag ten voordele van eiser op zichzelf geen gevolgen heeft voor de subsidiebedragen van andere subsidieontvangers, doet aan het vorenstaande niet af.
De beroepsgrond faalt.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Stempher, voorzitter, mr. J.J. Penning en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.