ECLI:NL:RBGEL:2016:1968

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 april 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
05/740628-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf voor ontuchtige handelingen met een persoon met een verstandelijke beperking

Op 8 april 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een persoon die lijdt aan een verstandelijke beperking. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een incident dat plaatsvond op 30 en 31 oktober 2015 in Elst en Arnhem. De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, die geestelijk niet in staat was om zijn wil kenbaar te maken of weerstand te bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de geestelijke toestand van het slachtoffer, dat zich op dat moment in een kwetsbare positie bevond.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft hem vrijgesproken van de beschuldiging dat hij ook op 30 oktober 2015 ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en diens familie meegewogen in de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en heeft benadrukt dat het feit strafbaar is en dat de verdachte strafbaar is, zonder dat er omstandigheden zijn die dit uitsluiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740628-15
Datum uitspraak : 8 april 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Raadsman: mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2015 en/of 31 oktober 2015 te Elst, gemeente
Overbetuwe, en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten/aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en/of het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en/of het door die [slachtoffer] laten betasten/vasthouden/aftrekken van zijn, verdachtes, penis.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 31 oktober 2015 in Elst, gemeente Overbetuwe met [slachtoffer] ontuchtige handelingen gepleegd in verdachtes auto, bestaande uit het aftrekken van de penis van [slachtoffer] het pijpen van de penis van [slachtoffer] en het door [slachtoffer] laten betasten van verdachtes penis. [2] [slachtoffer] is 35 jaar oud, maar is in zijn verstandelijke ontwikkeling niet verder gekomen dan een kind van 4 jaar oud. Hij spreekt niet of nauwelijks en loopt rond met een speelgoedpolitieauto. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht, met dien verstande dat ook op 30 oktober 2015 ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden door verdachte bij het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het aan verdachte tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting omtrent zijn wetenschap van [slachtoffer] ’s gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens verklaard dat hij zich er niet bewust van is geweest dat [slachtoffer] daardoor zijn wil niet of onvolkomen kenbaar kon maken of niet in staat was weerstand te bieden.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft tijdens de politieverhoren en/of ter terechtzitting het volgende verklaard omtrent het gedrag van [slachtoffer] en het beeld dat hij van hem had:
- dat hij aan [slachtoffer] zag dat hij ‘niet honderd procent’ was toen hij naast hem in de auto zat [4] ;
- dat hij niet wist of [slachtoffer] hem wel begreep [5] ;
- dat [slachtoffer] een speelgoedpolitieauto bij zich had [6] ;
- dat hij kon zien dat hij geestelijk niet helemaal in orde was [7] ; en
- dat hij het vreemd vond hoe [slachtoffer] met zijn hand zwaaide [8] .
Uit de rapportages omtrent [slachtoffer] volgt dat hij op de ondergrens van een matige beperking functioneert. Zijn verbale capaciteiten zijn vergelijkbaar met die van een vierjarig kind. Performaal is hij vergelijkbaar met een kind van drie jaar en vijf maanden. [9]
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte - alleen al aan de hand van de ook door hem opgesomde uiterlijk waarneembare kenmerken - wist dat [slachtoffer] geestelijk niet in orde was en daardoor zijn wil niet of onvolkomen kenbaar kon maken of niet in staat was weerstand te bieden omtrent/tegen de seksuele handelingen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ook op 30 oktober 2015 ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] . Uit het procesdossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting volgt weliswaar dat verdachte die dag over [slachtoffer] ’s been heeft gewreven richting [slachtoffer] ’s kruis, maar dit levert naar oordeel van de rechtbank, gelet op de in de tenlastelegging beschreven seksuele handelingen, wat betreft 30 oktober 2015 geen bewezenverklaring op. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van die dag vrijspreken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks 30 oktober 2015 en/of31 oktober 2015 te Elst, gemeente
Overbetuwe,
en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze
in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan welaan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
betasten/aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en
/ofhet in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer] en
/ofhet door die [slachtoffer] laten betasten
/vasthouden/aftrekkenvan zijn, verdachtes, penis.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de strikte schorsingsvoorwaarden die verdachte al vijf maanden consequent naleeft, waarvan in het bijzonder het elektronisch toezicht verdachte in zijn bewegingsvrijheid heeft belemmerd. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft en dat het recidiverisico door de reclassering als laag wordt ingeschat. De raadsman heeft gelet op het voorgaande verzocht aan verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van de ondergane voorlopige hechtenis eventueel nog een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 12 februari 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 18 maart 2016.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon die door zijn verstandelijke beperking onmachtig was zijn wil kenbaar te maken. Verdachte heeft na een ontmoeting de dag ervoor het slachtoffer opgehaald met zijn auto en is met hem naar een afgelegen locatie gereden. Hier heeft verdachte seksuele handelingen verricht bij het slachtoffer en heeft hij het slachtoffer seksuele handelingen bij zichzelf laten verrichten, terwijl hij wist dat het slachtoffer hiertegen geen weerstand kon bieden. Verdachte heeft, door zijn eigen lustgevoelens voorop te stellen, een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en misbruik gemaakt van zijn kwetsbaarheid . De altijd al aanwezige angst van de familie van het slachtoffer is hiermee werkelijkheid geworden. Verdachte heeft door zijn handelen ook aan de familie van het slachtoffer emotionele schade berokkend. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de eis van de officier van justitie in relatie tot het bewezenverklaarde niet passend is. De rechtbank heeft daarbij meegewogen, naast hetgeen de raadsman over de voorlopige hechtenis heeft opgemerkt, de persoon van verdachte, die mede gevormd is door een aantal emotioneel heftige gebeurtenissen in zijn leven. De rechtbank is wel van oordeel dat een gevangenisstraf in de rede ligt, maar dan wel behoudens voorarrest in geheel voorwaardelijke vorm. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een forse werkstraf opleggen, van na te noemen duur.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
77 (zevenenzeventig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
werkstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team zeden Arnhem, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015531474, gesloten op 9 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 19 + 20 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2016.
3.Proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 2] namens [slachtoffer] , p. 31+33+34, IBO-gespreksverslag door [naam] d.d. 14 april 2015, p. 40, en rapportage van het psychologisch onderzoek van 13 november 2003, p. 53.
4.De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2016.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 91.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 91, en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 maart 2016.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 76.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 80.
9.IBO-gespreksverslag door [naam] d.d. 14 april 2015, p. 40, en rapportage van het psychologisch onderzoek van 13 november 2003, p. 53.