ECLI:NL:RBGEL:2016:1810

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2016
Publicatiedatum
31 maart 2016
Zaaknummer
287059
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door geluidsoverlast van een kraaiende haan

In deze zaak vorderden eisers, wonende te [woonplaats], dat de rechtbank gedaagden zou gebieden hun kippenhok te verplaatsen of de haan te verwijderen, omdat zij geluidsoverlast ondervonden van het kraaiende haan. Eisers stelden dat de haan onrechtmatige hinder veroorzaakte, terwijl gedaagden betwistten dat er sprake was van onrechtmatige hinder. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden de haan in een nachthok houdt van zonsondergang tot 08:00 uur en dat de gemeente geen aanleiding heeft gezien om handhavend op te treden. De rechtbank overwoog dat de hinder die eisers ondervonden niet onrechtmatig was, omdat zij na gedaagden in de buurt waren komen wonen en een zekere mate van hinder moesten dulden. De meetgegevens van de gemeente toonden aan dat het gekraai van de haan de norm van 70 dB(A) niet overschreed. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatige hinder was en wees de vorderingen van eisers af. Tevens werden eisers veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/287059 / HA ZA 15-430
Vonnis van 30 maart 2016
in de zaak van
[eiser 1],
en
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. M.B. Bollen te Enschede,
tegen
[gedaagde 1],
en
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.M. Terrahe te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden, ieder in enkelvoud.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 oktober 2015 en de daarin genoemde gedingstukken;
  • het proces-verbaal van descente en van comparitie, gehouden op 22 februari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is sinds 17 december 2012 eigenaar van de woning met erf en tuin en verdere aanbehoren, staande en gelegen te [woonplaats] , [gemeente] , aan de [adres 1] . Sinds februari 2013 woont hij aldaar.
2.2.
[gedaagden] is sinds 1990 eigenaar en bewoner van de woning met erf en tuin en verdere aanbehoren, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres 2] .
2.3.
De beide erven worden aan de achterzijde van elkaar gescheiden door een onbebouwde uitloper van een perceel dat aan een derde toebehoort.
2.4.
In de achtertuin van [gedaagden] bevindt zich een kippenhok, waarin [gedaagden] sinds 19 maart 2012 bij wijze van hobby een krielhaan en twee kippen houdt.
2.5.
Naar aanleiding van een melding van [eisers] over geluidsoverlast heeft de [gemeente] (verder te noemen: de gemeente) een onderzoek ingesteld. R. Zweers, milieucontroleur van de gemeente, heeft op 9 juli 2013 schriftelijk gerapporteerd, voor zover hier van belang:
“Het kippenhok op perceel [adres 2] , waarin genoemde haan verblijft, ligt hemelsbreed op ongeveer 21 meter afstand van de tuin van melder ( [eisers] , toevoeging rechtbank).
De geluidsoverlast zou volgens melder voornamelijk rond 06:45, 08:00, 10:00, 13:00 en 15:00 uur plaats vinden. Melder geeft aan dat andere hanen in de buurt minder hard en minder vaak kraaien. Ook zou het geluid van de krielhaan meer ‘krijsend’ zijn in vergelijking met andere hanen. De combinatie van deze drie genoemde factoren zouden overlast geven.”
2.6.
Uit het rapport blijkt dat op de volgende data en uren is geconstateerd dat de haan van [gedaagden] heeft gekraaid:
  • 2 juli 2013 van 10.00 tot 11.00 uur: 12 maal
  • 3 juli 2013 van 07.45 tot 08.45 uur: 84 maal
  • 4 juli 2013 van 14.20 tot 15.20 uur: 9 maal
  • 5 juli 2013 van 13.00 tot 14.00 uur: 35 maal
  • 8 juli 2013 van 09.00 tot 10.00 uur: 19 maal.
De conclusies van het rapport luiden als volgt

Conclusies
- Binnen een controle tijd van 5 uur heeft de krielhaan in totaal 159 keer gekraaid; gemiddeld elke 1,9 minuten.
- Binnen een controle tijd van 5 uur hebben 3 andere hanen 42 keer gekraaid. Gemiddeld 14 keer per haan; gemiddeld elke 21,4 minuut.
- De krielhaan klinkt in de tuin van melder aanzienlijk veel harder dan de andere 3 hanen”
2.7.
De gemeente schrijft op 16 augustus 2013 aan [gedaagden] , voor zover hier van belang:
“Op 19 april 2013 hebben wij een klacht over uw kraaiende haan ontvangen.
(…)
Op meerdere datums zijn naar aanleiding van deze klacht controles uitgevoerd door de milieucontroleurs van de [gemeente] , tevens aangewezen als toezichthouders op grond van artikel 5:11 Algemene wet bestuursrecht.
Het doel hiervan was om te beoordelen of de hierboven genoemde klacht terecht is.
Tijdens de controles hebben de milieucontroleurs geconstateerd dat de krielhaan, behorende bij perceel [adres 2] te [woonplaats] , voornamelijk in de ochtenduren bij het opkomen van de zon aanhoudend kraait. Tevens hebben zij geconstateerd dat, in de namiddag de haan ook vaker kraait dan op een ander tijdstip van de dag. Tijdens de controles is tevens geconstateerd dat andere hanen uit de directe omgeving ook kraaien.
(…)
Wet- en regelgeving
Volgens onze informatie houdt u, als de eigenaar van het pluimvee, twee kippetjes en één haantje als hobby. Het betreft hier krielkippen van het ras Hollandse patrijs. Het betreft hier geen bedrijfsmatige activiteit.
Het hobbymatig houden van kippen is niet vergunningplichtig in gevolge de Wet milieubeheer. Het toetsingskader van deze wet is dus niet van toepassing op de beoordeelde situatie.
De Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM, oktober 1998) in het kader van de Wet op de geluidhinder is wel van toepassing. Om een indicatie te kunnen geven van de veroorzaakte hinder, worden de grenswaarden uit die handreiking als toetsingscriteria weergegeven.
In de onderstaande tabel zijn de maximale geluidsniveaus in de verschillende periodes van een etmaal weergegeven in dB(A).
Etmaalperiode
Tijdstip
Norm Lamax
Dagperiode
07.00 uur - 19.00 uur
70 dB(A)
Avondperiode
19.00 uur - 23.00 uur
65 dB(A)
Nachtperiode
23.00 uur - 07.00 uur
60 dB(A)
Op grond van artikel 4:14A lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rheden (APV), is het verboden dieren te houden op zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving hinder of schade veroorzaakt.
(…)
Het besluit geldt ook voor kleinere soorten huisdieren.
Motivering
Bij de afweging om vast te laten stellen of een handeling of gedraging -in dit geval de kraaiende haan- hinder of schade veroorzaakt zijn een aantal belangen in het geding.
(…)
Ervaring leert echter wel dat kraaiende hanen wel degelijk gegronde overlast kunnen opleveren. Kippen en hanen moeten daarom ’s nachts altijd tussen 22.00 uur en 08.00 uur worden opgesloten in een voor daglicht afgesloten en geluidisolerend nachthok.
Afspraken
Om de genoemde klacht op te heffen, hebben wij met u de benodigde maatregelen besproken.
De besproken maatregelen zijn:
- het nachthok zodanig aanpassen dat het niet meer mogelijk is dat door eventuele kieren daglicht naar binnen kan schijnen;
- het nachthok zodanig geluidisolerend maken dat het kraaien van de haan nauwelijks meer hoorbaar is; en
- de kippen en de haan in het nachthok op te sluiten vanaf het moment van zonsondergang tot de volgende ochtend 08.00 uur.
Als blijkt dat na het nemen van alle hierboven genoemde maatregelen de noodzaak van een geluidsmeting blijft, zijn wij voornemend een geluidsonderzoek te verrichten op basis van de gestelde waarden uit de hierboven genoemde Handreiking industrielawaai en vergunningverlening.
(…)”
2.8.
De Omgevingsdienst Regio Arnhem heeft op 28 augustus 2013 een geluidmeting gedaan en daarover schriftelijk gerapporteerd. In het rapport van die datum is onder meer vermeld:
meetpunt
Aantal meter vanaf gevel beoordelingslocatie
beoordelingslocatie
Dichtst bijgelegen woning
1
1.5 m voor gevel woning ( zie tekening)
[adres 3] te [woonplaats]
Achtergevel woning staat 28,60 meter vanaf het hok waarin zich de klachtveroorzakende haan bevindt.
Alle metingen zijn uitgevoerd in meterstand Fast, La Max. De klachtveroorzakende haan gaf tijdens het kraaien een duidelijke piek aan op de geluidsmeter. Er zijn 19 La Max metingen van de kraaiende haan uitgevoerd.
De metingen zijn uitgevoerd tussen 8.14 uur vm. en 8.22 uur vm.
De omgeving is vrij rustige woonwijk te noemen, het was windstil en droog weer. Verder zijn er naast de kraaiende haan enkele piekgeluiden van vogels waargenomen tot wel 59 B(A).
In de directe omgeving waren ook enkele andere kraaiende hanen waargenomen, geluid van deze hanen was duidelijk minder hard en minder frequent.
Datum meting:28 augustus 2013
Aard geluid:Haan gekraai.
Omschrijving voorschrift:
Als richtlijn heeft men bij de [gemeente] jurisprudentie geraadpleegd en de 70 dB(A) welke hierin wordt genoemd aangehouden als toetswaarde. De APV van de [gemeente] kent geen geluidvoorschriften voor hanengekraai.
Resultaten:
Er is in de genoemde cijfers geen rekening gehouden met een meetcorrectie van 3dB(A)
gevelcorrectie.
Meetpunt 1: 8.14 uur 52 dB(A)
Meetpunt 1: - 55 dB(A)
Meetpunt 1: 8.l5uur 53 dB(A)
Meetpunt 1: - 55 dB(A)
Meetpunt 1: 8.16 uur 54dB(A)
Meetpunt 1 54 dB(A)
Meetpunt 1 53 dB(A)
Meetpunt 1 8.18 uur 55 dB(A)
Meetpunt 1 55 dB(A)
Meetpunt 1 55 dB(A)
Meetpunt 1 56dB(A)
Meetpunt 1 8.19 uur 56 dB(A)
Meetpunt 1 54 dB(A)
Meetpunt 1 8.20 uur 56 dB(A)
Meetpunt 1 55 dB(A)
Meetpunt 1 55 dB(A)
Meetpunt 1 8.21 uur 56 dB(A)
Meetpunt 1 55.5 dB(A)
Meetpunt 1 8.22 uur 55.2 dB(A)
Conclusie:
Het kraaien van de haan overschrijdt niet de toetswaarde van 70 dB(A) zoals die door de [gemeente] als uitgangspunt is gehanteerd.”
2.9.
[eisers] heeft een verzoek gedaan aan de gemeente om handhavend op te treden. De gemeente heeft bij brief van 2 september 2013 aan hem meegedeeld dat niet aan het verzoek zal worden voldaan, omdat uit het geluidsonderzoek van 28 augustus 2013 is gebleken dat er geen geluidsoverschrijding plaatsvindt, aangezien de gemiddelde gemeten waarden, na aftrek van de toe te passen gevelcorrectie, van 52 dB(A) onder de maximale norm van 70 dB(A) blijft.
2.10.
Bij brief van 30 juni 2015 heeft [eisers] de gemeente wederom verzocht om handhavend op te treden tegen [gedaagden] vanwege het gekraai van de haan. De gemeente heeft op dat verzoek nog niet beslist.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [gedaagden] zal gebieden, binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis, het in zijn tuin aanwezige kippenhok met ren te verplaatsen naar een ander plaats in de tuin en wel zodanig dat de afstand tussen de nieuwe plaats van het hok met ren is gelegen op een afstand groter dan 50 meter, gemeten vanaf de gevel van de woning van [eisers] tot aan het hok met ren, zulks op straffe van een dwangsom ter grootte van € 500,00 per dag - of gedeelte daarvan - dat [gedaagden] in gebreke blijft met het te geven gebod van verplaatsen, zulks met een maximum van € 20.000,00, dan wel ieder ander bedrag alsook te nemen maatregel een en ander in goede justitie te bepalen;
subsidiair
II. [gedaagden] zal gebieden, binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis, de door
hem gehouden haan c.q. hanen van zijn erf gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van een dwangsom ter grootte van € 500,00 per dag - of gedeelte daarvan - dat [gedaagden] in gebreke blijft met het te geven gebod van verplaatsen, zulks met een maximum van € 20.000,00, dan wel ieder ander bedrag alsook te nemen maatregel een en ander in goede justitie te bepalen;
voor primair en subsidiair
III. [gedaagden] zal veroordelen in de kosten van dit geding en tevens zal bepalen dat hij de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling verschuldigd zal zijn indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee weken na aanschrijving van het te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden;
IV. [gedaagden] zal veroordelen tot betaling van de nakosten en deze nakosten daar bij te begroten op € 131,-, zonder dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, verhoogd met een bedrag van € 68,- indien en voor zover gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan dit vonnis hebben voldaan en het vonnis om die reden is betekend, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening zijn betaald en gedaagde alsdan in verzuim is, gedaagde daarover de wettelijke rente verschuldigd is tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
De vordering is gegrond op de stelling, kort gezegd, dat de krielhaan van [gedaagden] onrechtmatige hinder veroorzaakt.
3.3.
[gedaagden] voert het volgende verweer. Hij betwist dat zijn haan onrechtmatige hinder veroorzaakt. Verscheidene buurtbewoners houden kippen en van hen hebben sommigen ook een haan. Dit is in de buurt bekend en dat heeft eerder niet tot overlast geleid. [gedaagden] had zijn haan en kippen al toen [eisers] zich in de buurt vestigde. [eisers] heeft geen onderzoek gedaan naar de woonomstandigheden in de buurt alvorens tot koop van zijn woning over te gaan. [gedaagden] heeft voldaan aan de met de gemeente gemaakte afspraken om de geluidsoverlast te beperken. De gemeente heeft, mede gelet op de APV en de jurisprudentie, geen aanleiding gezien om handhavend op te treden. De omstandigheden zijn sindsdien niet gewijzigd, zodat niet valt in te zien waarom dat in deze procedure anders zou moeten zijn. Het verplaatsen van het kippenhok brengt hoge kosten met zich mee en biedt geen oplossing, nu niet is aangetoond dat [eisers] dan minder last van het kraaien van de haan zal ervaren, aldus [gedaagden] .

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagden] de haan van zonsondergang tot 8.00 uur in het nachthok houdt en dat hij dat hok conform de afspraken met de gemeente heeft aangepast. [eisers] stelt dat hij ondanks die maatregelen nog steeds geluidsoverlast door het hanengekraai ervaart.
4.2.
[eisers] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de hinder die hij ondervindt van het gekraai van de haan van [gedaagden] , als gevolg waarvan hij slecht slaapt, zenuwachtig is en stress ervaart, door de primair gevorderde verplaatsing van het hok zal worden ondervangen. In het licht van de meetgegevens die hij in het geding heeft gebracht én het feit dat - naar tussen partijen vast staat - ook bij andere woningen in de buurt hanen gehouden worden had het op zijn weg gelegen aan te geven en te onderbouwen welke verbetering van de situatie zijns inziens mocht worden verwacht van de verplaatsing van het hok. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zijn stellingen de primaire vordering niet kunnen dragen en zal die vordering afwijzen.
4.3.
Wat de subsidiaire vordering betreft stelt de rechtbank voorop dat in artikel 5:37 BW is bepaald, voor zover hier van belang, dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen door het verspreiden van rumoer. In genoemd artikel 6:162 BW wordt als onrechtmatig aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.4.
In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 4:14A (Stank)overlast door dieren
(…)
2. Het is verboden dieren te houden op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving stankoverlast wordt veroorzaakt, danwel dieren te houden op een voor een omwonende of voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze.
3. Het college (van burgemeester en wethouders, rechtbank) kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.”
4.5.
Volgens vaste rechtspraak is het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden. Mede van belang is of degene die zich beklaagt over hinder zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen; in het laatste geval zal hij een zekere mate van hinder hebben te dulden.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat het laatste geval zich hier voordoet: [gedaagden] houdt zijn haan en kippen sinds maart 2012. [eisers] is er ongeveer een jaar later komen wonen en moet dan ook een zekere mate van hinder van de haan van [gedaagden] dulden. In dit licht brengt ook de omstandigheid dat [eisers] , naar hij stelt, als gevolg van het hanengekraai last heeft van slecht slapen, zenuwachtigheid en stress voor [gedaagden] geen rechtsplicht mee om de haan te verwijderen.
4.7.
Over de aard en de ernst van de hinder overweegt de rechtbank dat uit de meetgegevens van de gemeente blijkt dat het gekraai van de haan van [gedaagden] de door de gemeente gehanteerde norm van 70 dB(A) niet overschrijdt. In dit civielrechtelijke geding heeft die norm weliswaar niet zonder meer als uitgangspunt te gelden, maar wel kan daaraan een aanwijzing worden ontleend welke mate van overlast in redelijkheid behoort te worden geduld. Hoe erg [eisers] de overlast ook ervaart, dit kan niet als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling of er sprake is van onrechtmatige hinder. Dit doet niet af aan de ervaren overlast, maar een subjectieve beleving van overlast verschilt van persoon tot persoon en is daarom niet bruikbaar als maatstaf voor de onrechtmatigheid. Daarvoor moet zo veel mogelijk aan objectieve maatstaven getoetst worden. Het had dan ook op de weg van [eisers] gelegen om te stellen waarom in zijn geval het gekraai met een gemiddelde geluidssterkte van ongeveer 55 dB(A) (zie hiervoor onder 2.8) onrechtmatig is, ook al wordt daarbij de gewoonlijk gehanteerde norm van 70 dB(A) niet gehaald. [eisers] heeft ter gelegenheid van de comparitie van partijen weliswaar nog aangevoerd dat er een nieuwe richtlijn geldt waaruit volgt dat in een rustige woonwijk thans de norm geldt van 45 dB(A), maar hij heeft dat niet nader onderbouwd. De rechtbank ziet geen reden om hem daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen, nu niet gesteld of gebleken is dat hij niet eerder over deze informatie kon beschikken.
4.8.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat er sprake is van onrechtmatige hinder door de haan van [gedaagden] , zodat de subsidiaire vordering eveneens zal worden afgewezen.
4.9.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De aan de zijde van [gedaagden] gevallen kosten worden begroot op € 285,- voor griffierecht en twee punten à € 452,- volgens het liquidatietarief voor salaris advocaat, in totaal € 1.189,-.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 1.189,-;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2016.