ECLI:NL:RBGEL:2016:180

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
C/05/294134/KG RK 15/1125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 14 januari 2016 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in een strafzaak betrokken was, stelde dat de rechter vooringenomenheid toonde door vragen te stellen over zijn alcoholgebruik. De wrakingskamer oordeelde dat de vragen van de rechter, namelijk 'klopt het wat de officier van justitie zegt?' en 'waarom heeft u te veel gedronken?', niet voldoende grond gaven voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker en zijn raadsman de gelegenheid hadden om op de vragen van de rechter te reageren, en dat er geen objectieve feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Aangezien er geen dergelijke omstandigheden waren, werd het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
C/05/294134/KG RK 15/1125
Beschikking van 14 januari 2015
in de zaak van
[verzoeker],
Geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verzoeker tot wraking,
advocaat mr. A.H. Staring te Arnhem,
tegen
mr. [naam], in haar hoedanigheid van rechter,

1.De procedure

1.1.
Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 4 december 2015 is het wrakingsverzoek mondeling gedaan, waarbij de gronden voor de wraking zijn vermeld.
1.2.
Bij brief van 4 december 2015, heeft de rechter aangegeven niet in de wraking te berusten en stelt zij zich op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.
1.3.
Bij brief van 30 december 2015 heeft verzoeker de wrakingsgronden uitgebreid in die zin dat volgens hem er een discrepantie is tussen hetgeen daarover in het proces-verbaal is opgetekend en hetgeen de raadsman heeft voorgelezen ter zitting. Door het weglaten van deze zinsnede zou uit het proces-verbaal van de zitting de indruk kunnen ontstaan dat het verzoeker te doen is om de vraagstelling: ‘klopt het wat de officier zegt?’. Hoewel verzoeker daar ook kritiek op heeft geuit, gaat het hem om de tweede door de rechter gesteld vraag: ‘waarom heeft u teveel gedronken?’
1.4.
De zitting van de wrakingskamer heeft op 7 januari 2016 plaatsgevonden. Verzoeker en de rechter, zijn met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. Wel is verschenen mr. A.I. Sarantoudis, officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. [naam] als rechter in de zaak met nummer 96/160898-15 tegen [verzoeker] als verdachte.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek en zijn brief van 30 december 2015, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker is van oordeel dat de politierechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. Althans de bij verzoeker gewekte vrees daarvoor is volgens verzoeker objectief gerechtvaardigd.
Uit de vraagstelling ‘Waarom heeft u te veel gedronken?’, blijkt volgens verzoeker onmiskenbaar dat de rechter al haar oordeel had over deze zaak.
2.3.
Mr. [naam] heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat zij geen blijk van (een schijn van) vooringenomenheid heeft getoond, door na de voordracht van de officier van justitie aan verdachte te vragen of het klopt wat de officier van justitie had gezegd. Datzelfde geldt, volgens haar, voor de vraag waarom verdachte te veel had gedronken. Deze vraag heeft zij gesteld, aldus mr. [naam] , omdat verdachte volgens het dossier bij de politie had bekend dat hij 4 tot 5 glazen bier had gedronken.

3.De beoordeling

3.1.
Ten aanzien van de wrakingsgronden overweegt de wrakingskamer allereerst dat volgens artikel 513 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Uit het proces-verbaal van de zitting van 4 december 2015 blijkt dat verzoeker als grond voor de wraking heeft aangevoerd: ‘de politierechter hoort niet te vragen aan de verdachte of het klopt wat de officier van justitie zegt’. Bij brief van 30 december 2015 heeft verzoeker echter gesteld dat de eigenlijke wrakingsgrond betrof, de vraag die daarna door de rechter gesteld werd ‘waarom heeft u teveel gedronken?’.
Blijkens haar verweerschrift gaat de rechter er ook vanuit dat de wraking is gegrond op deze laatste vraag. De wrakingskamer zal deze wrakingsgrond dus meenemen in haar beoordeling.
3.2.
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)/ 512 en 513 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)/ 8:15 en 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.3.
Aan de orde is de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een objectief te rechtvaardigen grond geven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit het stellen van de vragen: ‘klopt het wat de officier van justitie zegt?’ en ‘waarom heeft u te veel gedronken?’ niet kan worden afgeleid dat sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een objectief te rechtvaardigen grond geven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt. Na antwoord van de verdachte op de door de officier van justitie voorgedragen beschuldiging dat hij wat gedronken had, was de vraag van de rechter waarom hij teveel gedronken had kennelijk een reactie op dat antwoord. De omstandigheid dat verdachte had gezegd dat hij wat gedronken had en de rechter dit opvatte als teveel, had door verdachte of advocaat, onmiddellijk rechtgezet kunnen worden. Voor een onmiddellijke wraking is geen enkele aanleiding. Nu uit het proces-verbaal of uit enige andere omstandigheid niet blijkt en ook niet is betoogd dat verzoeker of zijn raadsman de gelegenheid werd ontnomen om vraagtekens te plaatsen bij of opmerkingen te maken over hetgeen door de rechter werd gezegd, is de wrakingskamer van oordeel dat geen sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker een grond geven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt.
De wrakingskamer is daarom van oordeel dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door de mrs. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), A. Tegelaar en F.M.T. Quaadvliet in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Rikken en in openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.