Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 25 januari 2016
- het schriftelijke verweer van de rechter van 5 februari 2016
- de reactie hierop van verzoekster van 15 februari 2016.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 februari 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoekster tegen mr. Van Schagen, die als voorzieningenrechter was aangesteld in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de gang van zaken rondom een verzoek om een voorlopige voorziening in een zaak tegen het Zorginstituut Nederland. De verzoekster stelde dat haar rechten waren geschonden doordat de rechtbank zonder haar toestemming een verzoek om voorlopige voorziening had omgezet en dat er onterecht nieuwe beroepszaken waren aangemaakt zonder haar inzage in de dossiers te geven. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 18 februari 2016 waren zowel de verzoekster als de rechter niet aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de wraking niet kon worden toegewezen, omdat de rechter nog geen aanvang had gemaakt met de inhoudelijke behandeling van de zaak en de aangevoerde gronden onvoldoende concreet waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd op 2 maart 2016 schriftelijk vastgelegd.