ECLI:NL:RBGEL:2016:1759

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
29 maart 2016
Zaaknummer
298522
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte of omgang met een hond na relatiebreuk

In deze zaak vordert de vrouw, eiseres, de afgifte van de hond [hond 2] van haar ex-partner, gedaagde, met wie zij een relatie heeft gehad. De vrouw stelt dat zij mede-eigenaar is van de hond, omdat zij voor de hond zorgde en als mede-eigenaar in het dierenpaspoort staat vermeld. De man heeft echter de koopprijs van de hond betaald, de koopovereenkomst ondertekend en de hond is feitelijk aan hem geleverd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de hond. De vordering tot afgifte van de hond wordt afgewezen, en de hond wordt voorlopig aan de man toegewezen. De vrouw heeft ook een gebruiksregeling gevorderd, maar deze wordt afgewezen omdat het recht op omgang met dieren niet is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/298522 / KG ZA 16-103
Vonnis in kort geding van 29 maart 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. A.M. Engelen te Velp Nb,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.H. van Leur te Amstelveen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

In conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 5;
  • de nagezonden productie 6 van [eiser] ;
  • de conclusie van antwoord in kort geding tevens houdende eis in reconventie met productie 1;
  • de mondelinge behandeling van 14 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
Partijen hebben tot medio januari 2016 een effectieve relatie met elkaar gehad. Zij woonden tot die tijd samen in een huurwoning met twee honden, genaamd [hond 1] en [hond 2] . [hond 2] is een Franse Bulldog en geboren op 17 april 2014. [hond 2] is gekocht op 8 juni 2014 voor een bedrag van € 850,00 en contant afgerekend door [gedaagde] bij de fokker.
2.2.
Op de dag dat [eiser] en [gedaagde] [hond 2] hebben gekocht is tussen de fokker, [naam] , en [gedaagde] een (schriftelijke) koopovereenkomst gesloten. [gedaagde] en de fokker hebben deze overeenkomst ondertekend.
2.3.
In het dierenpaspoort van [hond 2] staan zowel [eiser] als [gedaagde] als eigenaar vermeld. [gedaagde] heeft onlangs een nieuw paspoort voor [hond 2] aangevraagd. In dit paspoort staat alleen [gedaagde] als eigenaar van [hond 2] vermeld.
2.4.
[hond 2] is gechipt. De chip staat geregistreerd op naam van [eiser] .
2.5.
Op 23 januari 2016 heeft [gedaagde] diverse spullen uit de huurwoning meegenomen, waaronder ook de honden [hond 1] en [hond 2] . [gedaagde] heeft de hond [hond 1] direct daarna afgegeven aan de moeder van [eiser] . De hond [hond 2] heeft hij meegenomen naar de woning van zijn ouders, waar [gedaagde] vanaf het moment dat partijen uit elkaar zijn woont.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I primair [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de hond [hond 2] , een Franse Bulldog, al dan niet voorlopig, aan [eiser] af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
II subsidiair een (voorlopige) gebruiksregeling vast te stellen tussen [eiser] en de hond [hond 2] , een Franse Bulldog, waarbij [gedaagde] [hond 2] om de twee weken op donderdagavond naar [eiser] brengt en hem op maandagavond daarop volgend weer bij [eiser] ophaalt, exacte tijden in onderling overleg te bepalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet;
III [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert - na wijzing van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om de hond [hond 2] voorlopig aan hem toe te delen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5.
[eiser] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

In conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie, zullen deze vorderingen hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
[eiser] vordert (voorlopige) afgifte van de hond [hond 2] aan haar. [eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat zij eigenaar is van [hond 2] . Ter onderbouwing van deze stelling voert [eiser] aan dat zij de helft van de aankooprijs van [hond 2] heeft voldaan en dat zij altijd zelf voor [hond 2] heeft gezorgd, omdat [gedaagde] een fulltime baan heeft. Daarnaast stelt [eiser] dat zij beiden als eigenaar van [hond 2] in zijn dierenpaspoort staan vermeld en dat ook zijn chip op haar naam staat geregistreerd. [gedaagde] heeft weersproken dat [eiser] eigenaar is en in dat kader aangevoerd dat hij met de fokker een koopovereenkomst heeft gesloten, dat hij de koopprijs van [hond 2] vervolgens geheel van eigen geld contant heeft betaald en dat daarna ook de levering van [hond 2] aan hem heeft plaatsgevonden. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij gelet daarop enig eigenaar is van [hond 2] , zodat [hond 2] voorlopig aan hem dient te worden toebedeeld.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat [hond 2] vanaf de aankoop bij partijen gezamenlijk heeft verbleven. Nu partijen uit elkaar zijn, rijst de vraag wie eigenaar is van [hond 2] . Hoewel [eiser] zich op het standpunt stelt dat zij (mede) eigenaar is, acht de voorzieningenrechter deze stelling in het kader van deze procedure niet aannemelijk. [eiser] heeft weliswaar een afschrift van haar betaalrekening overgelegd om aan te tonen dat zij de helft van de aankoopsom heeft betaald, maar uit dit afschrift kan enkel worden afgeleid dat [eiser] van haar spaarrekening naar haar eigen betaalrekening een bedrag van € 425,00 heeft overgeboekt met als omschrijving ‘ [hond 2] ’. Gelet op de betwisting van [gedaagde] dat hij dit bedrag vervolgens ook werkelijk ten behoeve van de voldoening van de koopsom van [eiser] heeft ontvangen, acht de voorzieningenrechter op dit moment niet aannemelijk dat [eiser] de helft van het aankoopbedrag van [hond 2] heeft voldaan.
4.4.
Daar komt bij dat [gedaagde] een schriftelijke koopovereenkomst, gesloten tussen hem en de verkoper, in het geding heeft gebracht, waaruit volgt dat [gedaagde] eigenaar is van [hond 2] . Hoewel [eiser] heeft aangevoerd dat zij dit document nooit eerder heeft gezien en aan de echtheid daarvan twijfelt, heeft zij geen feiten of (onderbouwde) omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de voorzieningenrechter aanleiding ziet om [eiser] in deze opvatting te volgen. Daarnaast is niet weersproken dat [hond 2] op 8 juni 2014 feitelijk aan [gedaagde] is geleverd. Gelet op al het vorenstaande, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat [eiser] eigenaar is van [hond 2] . De vordering om [hond 2] aan haar af te geven zal dan ook worden afgewezen. Dit leidt ertoe dat de (aangepaste) vordering van [gedaagde] om [hond 2] voorlopig aan hem toe te delen, zal worden toegewezen. Aannemelijk is immers dat hij eigenaar is van [hond 2] en nu geen reden bestaat tot afgifte van [hond 2] aan [eiser] , mag [gedaagde] totdat in een eventuele bodemprocedure anders zal zijn beslist voor [hond 2] zorgen.
4.5.
[eiser] heeft subsidiair gevorderd om een (voorlopige) gebruiksregeling vast te stellen met betrekking tot [hond 2] , waarbij [gedaagde] [hond 2] om de twee weken op donderdagavond naar [eiser] brengt en hem de maandagavond daarop volgend weer bij [eiser] ophaalt. [gedaagde] heeft weersproken dat hij gehouden is om aan een dergelijke gebruiksregeling mee te werken. De voorzieningenrechter overweegt dat nu reeds is geoordeeld dat [eiser] in het kader van deze procedure niet als eigenaar van [hond 2] kan worden aangemerkt, de gevorderde gebruiksregeling neerkomt op een omgangsregeling als bedoeld in boek 1 van het Burgerlijk wetboek. Boek 1 is echter niet van toepassing op dieren. Een recht op omgang met [hond 2] zoals daarin opgenomen komt [eiser] dan ook niet toe. Nu [eiser] voorts geen andere grondslag heeft aangevoerd op grond waarvan aan haar enig gebruiksrecht van [hond 2] toekomt, zal ook deze vordering worden afgewezen.
4.6.
In de onderlinge verhoudingen tussen partijen ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten zowel in conventie als in reconventie te compenseren als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In conventie
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
compenseert de proceskosten in conventie in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In reconventie
5.3.
deelt de hond [hond 2] voorlopig toe aan [gedaagde] , tot het moment dat in een eventuele bodemprocedure anders is beslist;
5.4.
compenseert de proceskosten in reconventie in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.H.J. Krijnen op 29 maart 2016.