In deze zaak vordert de vrouw, eiseres, de afgifte van de hond [hond 2] van haar ex-partner, gedaagde, met wie zij een relatie heeft gehad. De vrouw stelt dat zij mede-eigenaar is van de hond, omdat zij voor de hond zorgde en als mede-eigenaar in het dierenpaspoort staat vermeld. De man heeft echter de koopprijs van de hond betaald, de koopovereenkomst ondertekend en de hond is feitelijk aan hem geleverd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de hond. De vordering tot afgifte van de hond wordt afgewezen, en de hond wordt voorlopig aan de man toegewezen. De vrouw heeft ook een gebruiksregeling gevorderd, maar deze wordt afgewezen omdat het recht op omgang met dieren niet is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.