ECLI:NL:RBGEL:2016:1716

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
05/862217-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor de handel in GBL en GHB

Op 23 maart 2016 heeft de Rechtbank Gelderland drie mannen, van 34, 44 en 50 jaar oud, veroordeeld tot deels voorwaardelijke gevangenisstraffen voor hun betrokkenheid bij de handel in gamma-butyrolacton (GBL), een precursor voor de harddrug GHB. De verdachten, afkomstig uit de omgeving van Nijmegen, werden beschuldigd van het kopen, importeren en verkopen van GBL, terwijl zij ernstige redenen hadden om te vermoeden dat deze stof bestemd was voor de productie van GHB. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich bewust waren van de risico's van hun handelen en dat zij een aanmerkelijke kans hadden genomen dat hun activiteiten zouden bijdragen aan de productie van GHB. De rechtbank hield rekening met de verschillende rollen van de verdachten in de organisatie en hun blanco strafblad, maar legde hen toch aanzienlijke straffen op. De 34-jarige en 50-jarige man kregen elk 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, terwijl de 44-jarige man 12 maanden gevangenisstraf kreeg, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog ook de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/862217-13
Datum uitspraak : 23 maart 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije), wonende te [adres] .
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 november 2015 en 9 maart 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij samen dan wel alleen, in de periode van 8 mei 2012 tot en met 6 september 2013, meermalen het opzettelijk bereiden van GHB (Lijst I, Opiumwet) heeft voorbereid en/of bevorderd door GBL, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die stof bestemd was voor het plegen daarvan, door GBL te financieren, te bestellen, te importeren, te vervoeren, over te laden, op te slaan, te verpakken, te etiketteren, af te leveren, te verstrekken, te exporteren, ter beschikking te stellen en/of voorhanden te hebben (gehad), en/of door een internetsite en onderneming te exploiteren met als doel het aanprijzen en verkopen van GBL;
hij in het bezit was van ongeveer 1,31 gram cocaïne.
1a. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de verdediging van de verdachten [verdachten] is het verzoek herhaald om het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren wegens strijd met een redelijke en billijke belangenafweging, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur. Daartoe is aangevoerd dat:
  • een groot aantal webwinkels die Gamma Butyrolactone (verder: GBL) verkochten op 5 september 2013 een mail hebben ontvangen met de tekst: “Om strafrechtelijke vervolging te voorkomen, raden wij u dringend aan om te stoppen met de verkoop van GBL”;
  • deze webwinkels de kans hebben gekregen gebruik te maken van een inkeerregeling;
  • de verdachten [verdachten] de webwinkel [naam 1] exploiteerden maar zij deze waarschuwing niet hebben ontvangen en zij hierdoor in een slechtere positie zijn gekomen dan de andere GBL-aanbieders;
  • [medeverdachte 1] op 20 februari 2013 door de politie is bezocht en dat de verkoop van GBL toen kennelijk niet als strafbaar is geoordeeld;
  • de Nederlandse overheid GBL niet op de lijst van verboden middelen heeft geplaatst, maar dat door het plaatsen van Gamma hydroxybutaanzuur (verder: GHB) op Lijst 1 van de Opiumwet de handel in GBL onder strafbare voorbereidingshandelingen kan worden geplaatst;
  • in soortgelijke gevallen uitgebreide voorlichting over op handen zijnde wetswijzingen plaatsvindt (bv. strafbaarheid growshops);
  • verdachten, omdat zij niet door de overheid geïnformeerd zijn, er op mochten vertrouwen dat zij niet laakbaar handelden.
Voor de beoordeling van dit verweer vindt de rechtbank de volgende feiten van belang:
  • op 29 juni 2011 heeft de FIOD een huiszoeking gehouden bij [verdachte] in verband met de internetverkoop van GBL aan afnemers in Finland. Dit is in Finland verboden (p. 62);
  • klanten die GBL willen kopen bij [naam 2] moeten een formulier ondertekenen waardoor zij verklaren, kort weergegeven, de GBL alleen als schoonmaakmiddel te gebruiken en de GBL niet oraal te zullen innemen of op een andere manier te zullen misbruiken
 op 20 februari 2013 is [medeverdachte 1] bezocht door verbalisanten, omdat hij heeft geprobeerd om in Duitsland GBL te bestellen. [medeverdachte 1] heeft de verbalisanten medegedeeld dat:
o hij een nieuwe voorraad GBL probeerde te bestellen maar dat hij deze niet geleverd heeft gekregen;
o hij via de webshop [naam 2] GBL als schoonmaakmiddel verkoopt;
o het hem bekend is dat van GBL GHB kan worden gemaakt, maar dat dit niet zijn bedoeling is.
o dat hij bij de webshop [naam 2] wordt geholpen door een vriend, [verdachte] (rechtbank: [verdachte] ), telefoonnummer [telefoonnumer] ;
o verbalisanten hebben [medeverdachte 1] medegedeeld dat zijn handelen door de politie in de gaten wordt gehouden. Zij hebben in de woning en de auto van [medeverdachte 1] geen GBH aangetroffen (p. 60);
  • op 29 augustus 2013 heeft de douane een partij van 4000 kg GBL stopgezet die bestemd was voor [medeverdachte 1] (p. 38);
  • de douane zou de partij op 30 augustus 2013 vrijgeven als de politie niet in actie zou komen;
  • eerder, te weten op 3 april 2013 en 25 juni 2013, ontving [medeverdachte 1] telkens een partij van 2000 kg GBL (p. 38);
  • op 30 augustus 2013 wordt in overleg met de officier van justitie mr. Lousberg besloten tot een gecontroleerde aflevering van partij GBL (p. 15);
  • op 30 augustus 2013 heeft de officier van justitie mondelinge vorderingen tot het tappen van de telefoons van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] gedaan (p. 4281 e.v.);
  • de rechter-commissaris heeft op 30 augustus deze mondelinge vorderingen toegewezen, deze machtigingen zijn op 3 september 2013 schriftelijk vastgelegd (p. 4281 e.v.);
  • op 5 september 2013 worden verdachten [verdachten] aangehouden;
  • op 5 september 2013 sturen officier van justitie mr. C.D.M. Gelderman van het Landelijk Parket en [naam 3] , Diensthoofd Landelijke Recherche een e-mail met voormelde inhoud aan 22 internetaanbieders van GBL, die via open bronnen onderzoek zijn achterhaald (brief OM aan kabinet RC d.d. 15 september 2015 met bijlagen).
Op 18 november 2015 heeft de rechtbank een eerder verzoek om het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren afwezen omdat, kort weergegeven, er geen sprake was van gelijke gevallen omdat tegen verdachten de strafrechtelijke vervolging al was aangevangen. De rechtbank blijft bij dit oordeel omdat op 30 augustus 2013 de rechter-commissaris in het onderzoek is betrokken en daarmee de strafrechtelijke vervolging van verdachten is begonnen.
In aanvulling op de eerdere beslissing zal de rechtbank ingaan op de vraag of het terecht is dat [naam 2] wel onderwerp van een strafrechtelijke vervolging werd en de overige aanbieders (toentertijd) niet. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De 22 andere webshops zijn aangeschreven op basis van onderzoek van open bronnen. De rechtbank begrijpt hieruit dat op internet gezocht is naar Nederlandse GBL aanbieders en dat aan hen een e-mail is verstuurd. Gesteld noch is overigens aannemelijk geworden dat de 22 andere GBL-aanbieders op 5 september 2013:
  • al onderwerp van politieonderzoek waren of waren geweest;
  • de identiteit bekend was van de personen die deze webshops dreven;
  • politie of justitie beschikte over gegevens betreffende de hoeveelheden GBL die door deze webshops werden ingevoerd, verkocht en/of uitgevoerd;
Van [verdachte] en [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 2] komt pas later in beeld) / [naam 2] was op 30 augustus 2013 bekend dat:
  • beide verdachten eerder met de politie in aanraking gekomen waren i.v.m. betrokkenheid bij de inkoop en/of verkoop van GBL;
  • beide verdachten aan de webshop [naam 2] verbonden waren;
  • de douane de import meldde van een nieuwe zending van GBL van 4000 kg;
  • er op 3 april 2013 en 25 juni 2013 in totaal al 4000 kg GBL door hen was ingevoerd.
Het eerste deel van het verweer van de verdediging berust in de kern op de stelling dat de 22 andere webshops en [naam 2] in een gelijke situatie verkeerden en dus gelijk behandeld moesten worden. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat deze stelling feitelijk onjuist is. Door het instellen van strafrechtelijke vervolging kon de partij GBL van 4000 kg uit de markt gehouden worden. Het verweer dat verdachten slechts handelden in een schoonmaakmiddel zal hierna worden besproken.
Ook zou, volgens de verdediging, de overheid verdachten onvoldoende hebben geïnformeerd over de mogelijke strafbaarheid van de handel in GBL. Ten eerste wijst de rechtbank erop dat de overheid een wettelijke plicht heeft wetten en andere regelgeving te publiceren, maar dat zij geen verplichting heeft tot een verdergaande publiciteitscampagne. Voorts hebben verdachten [verdachten] verklaard dat zij wisten dat GBL een grondstof voor GHB is. Uit de formulieren die de klanten van [naam 2] moesten downloaden, invullen en opsturen voordat zij GBL geleverd kregen, leidt de rechtbank af dat verdachten zich bewust waren van de strafrechtelijke risico’s die zij liepen door hun handel in GBL. Door het gebruik van deze formulieren wilden zij immers aannemelijk maken dat zij geen GBL voor de productie van GHB verkochten. Verdachten hebben zich blijkbaar verdiept in de wetgeving rond GBL en GHB. Reeds hierom hoefden zij niet te worden gewaarschuwd.
Wat verder door de verdediging is aangevoerd ter ondersteuning van het verweer, vindt weerlegging in wat hiervoor is overwogen of behoeft, wegens onvoldoende onderbouwing, geen bespreking. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot een ander oordeel. Het openbaar ministerie kan in zijn strafvervolging worden ontvangen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [3]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Zoals al is vastgesteld, heeft [medeverdachte 1] op 3 april 2013 en 25 juni 2013 2.000 kg GBL (10 drums) ingevoerd. Op 29 augustus 2013 is een partij van 4.000 kg (20 drums) GBL, bestemd voor [medeverdachte 1] , bij de douane in Rotterdam stopgezet. [4] Op 30 augustus 2013 is door de officier van justitie besloten tot gecontroleerde aflevering aan [medeverdachte 1] . [5]
[verdachte] wist dat GBL een grondstof is voor de illegale drug GHB. [6]
Door [medeverdachte 1] werd onder de naam [naam 4] een bedrijf gevoerd, gevestigd in Nijmegen, dat een website met de naam [naam 2] beheert. Via de website werd GBL met een zuiverheid van 99,99 % verkocht in hoeveelheden/prijs: 0,5 liter voor € 35,-; 1 liter voor € 65,-; 2 liter voor € 100,-; 5 liter voor € 190,-; 10 liter voor € 360,-. Er werden geen andere producten verkocht. [7]
[verdachte] had de contacten in China voor de import van GBL. Hij kocht de GBL in en regelde het transport. [8] Verder controleerde en accepteerde [verdachte] de klanten. Hij gaf de klanten een wachtwoord en inlognaam, zodat zij via het mailadres [naam 5] een bestelling konden plaatsen. Voordat een bestelling verwerkt werd, controleerde [verdachte] of er was betaald. Als er betaald was, gaf hij dat door aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] verwerkte de orders op zijn computer en regelde het transport naar de klanten via PostNL. Op de computer bewaarde [medeverdachte 1] ook alle gegevens van de klanten. Hij verzorgde de correspondentie met de klanten. [medeverdachte 2] verwerkte de bestellingen in de door hem gehuurde loods in Doornenburg. Hij regelde de verpakking, vulde de verschillende hoeveelheden GBL in flessen af en plaatste een sticker op de fles en verpakte deze bestelling. Verder hield hij de loods opgeruimd. [medeverdachte 1] haalde de bestellingen in Doornenburg op en bracht deze naar de post. [verdachte] kreeg 50 procent van de winst, [medeverdachte 1] kreeg 30 procent en [medeverdachte 2] 20 procent. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte wist dan wel ernstige reden had te vermoeden dat de door hem verkochte GBL werd gebruikt voor het plegen van GHB relateerde feiten. Overigens is ook niet gebleken dat afnemers van de bij [naam 6] gekochte GBL daadwerkelijk GHB hebben gemaakt. Voorts ontbreekt de (voorwaardelijke) opzet bij verdachte op het voorhanden hebben en verkopen van stoffen waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die bestemd waren voor het plegen van dergelijke feiten. Er werd gebruik gemaakt van een disclaimer waarin gebruikers dienden te verklaren dat ze door [naam 6] verstrekte GBL enkel voor legale doeleinden dienden te gebruiken. GBL kent diverse legale toepassingen en wordt sinds enkele jaren steeds vaker als (legaal) ‘genotsmiddel’ puur gebruikt. Van het totaal aantal GBL-GHB meldingen bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum zou 9 procent betrekking hebben op GBL. Volgens een deskundige zou dit percentage mogelijk hoger zijn vanwege het ten onrechte diagnosticeren van GBL-gebruik als GHB-gebruik. Verder wordt gevraagd om het proces-verbaal van [verbalisant] over de toepassing van GBL buiten beschouwing te laten, nu het onderzoek enkel ziet op het gebruik van GBL in Nederland terwijl [naam 6] voornamelijk buitenlandse (veelal Duitse) afnemers had. Verder is het onderzoek te summier van opzet en daardoor niet representatief . Van de juistheid van het onderzoek kan dan ook niet worden uitgegaan.
Beoordeling door de rechtbank
In de beoordeling betrekt de rechtbank ook de feiten die zij onder de bespreking van het niet-ontvankelijkheidsverweer heeft genoemd.
GBL kent diverse toepassingen in de chemische industrie en het wordt tevens gebruikt als grondstof voor de vervaardiging van GHB. GBL staat niet vermeld op één van de lijsten behorende bij de Opiumwet of de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Het inkopen, invoeren, voorhanden hebben, verkopen en uitvoeren van GBL is dan ook niet strafbaar. Dit wordt pas strafbaar als verdachten wisten dan wel ernstige reden hadden om te vermoeden dat de door hen verkochte GBL werd gebruikt voor de productie van GHB. Dat is immers wel strafbaar, namelijk ingevolge artikel 10a van de Opiumwet.
Ernstige reden had te vermoeden / (voorwaardelijke) opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachten:
  • wisten dan wel ernstige reden hadden om te vermoeden dat de door hen verkochte GBL werd gebruikt voor het maken van GHB;
  • (voorwaardelijke) opzet hadden om een feit, bedoeld in artikel 10 lid 3 of 4 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen.
Het verweer dat het proces-verbaal van [verbalisant] buiten beschouwing gelaten dient te worden, volgt de rechtbank niet. [verbalisant] heeft geen wetenschappelijk onderzoek gedaan, zodat de eisen die de verdediging aan het proces-verbaal van bevindingen stelt niet reëel zijn. [verbalisant] heeft informatie ingewonnen bij een aantal Nederlandse schoonmaakbedrijven en schoonmaakmiddelenproducenten en haar bevindingen vastgelegd in een proces-verbaal. De rechtbank gebruikt haar proces-verbaal enkel als zodanig. Bovendien vinden de onderzoeks-bevindingen van [verbalisant] steun in CAM Quick Scan rapportage ‘gamma-butyrolacton’ van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs van november 2013, waarnaar ook de verdediging heeft verwezen.
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat in de reguliere en specialistische schoonmaakbranche in Nederland géén gebruik wordt gemaakt van schoonmaakmiddelen die 99,99% zuivere GBL bevatten. In enkele recepturen van schoonmaakmiddelenproducenten wordt GBL wel gebruikt, echter met een concentratie van 10, 30, 50 of 60%. [10]
Ter terechtzitting heeft [verbalisant] voorts verklaard dat het dan gaat om een verdunning van minder zuivere (99%) en dus een goedkopere vorm van GBL. De zuivere vorm van GBL is alleen van belang bij inwendig gebruik (van GBL of) het eindproduct GHB. Dit voorkomt dat men andere stoffen binnenkrijgt.
De CAM Quick Scan rapportage vermeldt dat GBL als grondstof voor GHB wordt gebruikt. De rapportage vermeldt voorts dat de chemische industrie GBL in grote volumes voor
allerlei producten gebruikt. Zij past GBL in sterk verdunde vorm (circa 20-40% v/v) toe in
nagellakverwijderaar, om graffiti te verwijderen en om velgen mee schoon te maken. De
rapportage vermeldt eveneens dat het middel in een zeer zuivere vorm als schoonmaakmiddel wordt aangeboden. Een dergelijk hoge zuiverheid brengt een hoge prijs met zich en is onnodig voor schoonmaakdoeleinden. Dat duidt erop dat het dan om oneigenlijk gebruik gaat. [11] De rechtbank concludeert dat de rapportage daarmee doelt op illegale doeleinden ten behoeve van de productie van GHB.
Verdachten [verdachten] gebruikten de mailadressen: [naam 7] , [naam 5] en info@shineandbright.com. Uit onderzoek van de email en de rest van het dossier volgt dat:
  • het bedrijf ( [naam 6] ) in 2003 al was begonnen met handel in GBL.
  • verdachten de GBL per liter voor € 65,- verkochten (wereldwijd), terwijl de inkoopprijs daarvan bij afname van meer dan 1000 kilo varieert tussen de € 2,50 en € 7,50 per liter.
- in 2013 er bijna alleen maar buitenlandse afnemers waren. De meeste afnemers kwamen uit Duitsland. Tevens is gebleken dat er vooral kleine hoeveelheden van 0,5 liter tot 5 liter GBL werden besteld en afgeleverd. [13]
- op 31 juli 2013 er mailcontact was tussen [mailadres] (onder de naam [naam 8] ) en [naam 5] . Door [naam 8] werd gevraagd of het ook mogelijk is om het product te komen afhalen, aangezien hij in Kleve (Duitsland) woont. Geantwoord werd dat dit mogelijk was. [naam 8] wilde een halve liter. [14]
  • op 17 augustus 2013 [naam 9] vanuit Frankrijk naar [naam 5] mailde waarin werd aangegeven dat een vriend [naam 11] meer [naam 6] had besteld (2 keer een halve liter) en dat die vriend problemen heeft en werd gevraagd om hem geen [naam 6] meer toe te sturen.
  • door [naam 5] toen geantwoord werd dat er sinds 23 juli geen [naam 6] meer naar hem was verstuurd.
- Op 18 augustus 2013 [naam 10] , woonachtig in Nederland, naar [naam 7] . mailde en onder meer vroeg of de webshop nog actief was.
geantwoord werd dat de website zeker nog actief was.
  • op 21 augustus 2013 [naam 10] een bankafschrift met afschrijving van € 199,62 naar de rekening [rekeningnummer] zond ten name van [medeverdachte 1] .
  • [naam 10] verslaafd is aan GHB
- in de computer van [verdachte] een aantal documenten werden gevonden over het exclusieve gebruik van GBL voor reinigingsdoeleinden door klanten (disclaimer). Deze stukken waren opgesteld in het Engels en Duits. Klanten dienden deze verklaring in te vullen, een kopie van een rijbewijs of identiteitsbewijs bij te voegen en deze terug te mailen. [18]
- [naam 12] , [naam 13] en [naam 10] verklaren dat er geen voorwaarden waren om GBL geleverd te krijgen. [19]
- verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zelf ook drugs gebruikten. [20] Verder is tijdens de fouillering bij de aanhouding van [verdachte] ook drugs (cocaïne) aangetroffen. [21]
Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat:
  • verdachten een website exploiteerden waarop enkel GBL te koop werd aangeboden;
  • GBL werd verkocht aan zowel Nederlandse als buitenlandse afnemers;
  • de aangeboden GBL een zuiverheid had van 99,99 %;
  • voor het gebruik als of in een schoonmaakmiddel het niet nodig is om GBL te gebruiken met een zuiverheid van 99,99 %
  • GBL met een zuiverheid van 99,99% een hoge prijs tot gevolg heeft;
  • voor de productie van GHB of de inname van GBL een zuiverheid van 99,99% wel van belang is;
  • de literprijs van de aangeboden GBL aanzienlijk hoger was dan die van alternatieve schoonmaakproducten van vergelijkbare kwaliteit, zodat het niet voor de hand lag dat GBL als schoonmaakmiddel wordt ingezet;
  • verdachten voornamelijk kleine hoeveelheden GBL leverden, wat erop duidt dat er aan particulieren werd geleverd;
  • verdachten wisten dat GHB van GBL kon worden gemaakt;
  • er van de door verdachten geleverde GBL ook daadwerkelijk GHB is gemaakt;
  • verdachten “de voorwaarden” voor de levering van GBL niet consequent naleefden;
  • verdachten ervan op de hoogte waren dat er door hun klanten misbruik van de door hun geleverde GBL was gemaakt;
  • er ook wel eens (een kleine hoeveelheid) GBL aan de deur werd verkocht;
  • daarnaast uit de bekennende verklaringen van verdachten volgt dat zij zelf ook (recreatief) drugs gebruikten en zij dus geen bezwaar hebben tegen (recreatief) gebruik van drugs.
Verdachten verkochten in hun webshop enkel 99,99% zuivere GBL als “schoonmaakmiddel”, nadat afnemers, kort weergegeven, hadden verklaard dat ze geen misbruik van de GBL zouden maken. Gelet op wat hiervoor is overwogen, beschouwt de rechtbank deze gebruikers-verklaringen slechts als onderdeel van een schijnconstructie. Daadwerkelijke controle op het uiteindelijke gebruik van de GBL hebben verdachten niet uitgeoefend en konden zij niet uitoefenen.
De rechtbank vindt op grond van voorgaande feiten en omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang, dat verdachte [verdachte] (tenminste) ernstige reden had om te vermoeden dat de door verdachten verkochte GBL door (een aanzienlijk deel van) de afnemers werd gebruikt voor het maken van GHB. Door onder de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden GBL te verkopen, hebben verdachten bewust de aanmerkelijke kans genomen dat zij een feit, bedoeld in artikel 10 lid 3 of 4 van de Opiumwet, voorbereidden of bevorderden.
Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over het gebruik van GBL als “partydrug”, maakt niet dat er geen sprake is van een aanmerkelijke kans op het gebruik voor de productie van GHB. De gegevens van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum benadrukken immers dat het leeuwendeel van de GBL-GHB vergiftigingen ziet op GHB-gebruik.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachten samen GBL kochten, importeerden en verkochten en dat zij ernstige reden hadden om te vermoeden dat die GBL bestemd was voor het bereiden, bewerken en verwerken van GHB, zowel in het binnenland als in het buitenland.
De tenlastegelegde periode
Bij Besluit van 24 april 2012, houdende wijziging van lijst I en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met onder meer de verplaatsing van het middel 4-hydroxyboterzuur van lijst II naar lijst I is GHB op lijst I van de Opiumwet geplaatst. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Op 8 mei 2012 (Stb. 2012, 201) is het besluit gepubliceerd, waardoor het op 9 mei 2012 in werking is getreden.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] de zaak eind 2011 van hem heeft overgenomen, maar dat hij sindsdien betrokken is gebleven bij de GBL-handel. [22] [verdachte] is op 5 september 2013 aangehouden. [23]
De rechtbank is daarom van oordeel dat de bewezenverklaarde periode wat betreft [verdachte] strekt van 9 mei 2012 tot en met 5 september 2013.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de kennisgeving van inbeslagneming, p. 4261 en 4262;
- het proces-verbaal ‘Opiumwet’, p. 539 t/m 541;
- het rapport Identificatie drugs en precursoren, p. 542 en 543;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2015.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 9 mei 2012 tot en met 5 september 2013, te Nijmegen en/of Doornenburg en/of Rotterdam en/althans (elders) in Nederland,
(telkens
)tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
en/althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens
)om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden
en bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengenvan
een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en),GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
(telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
(telkens
) voorwerpen, vervoermiddelen,stoffen
en/of gelden of andere betaalmiddelenvoorhanden
heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) wist(en) ofernstige reden had
(den
)te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(telkens
)een stof, te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Gamma-ButyroLactone (GBL), welke stof
benodigd is, althanskan worden gebruikt, bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van GHB gefinancierd, besteld, geïmporteerd, vervoerd, overgeladen, opgeslagen, verpakt, geëtiketteerd, afgeleverd, verstrekt, verkocht, geëxporteerd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad
en/of doen/laten financieren, bestellen, importeren, vervoeren, overladen, opslaan, verpakken, etiketteren, afleveren, verstrekken, exporteren, verkopen, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebbenen
/ofeen
/of meerinternetsite
(s)geëxploiteerd en
/ofeen
of meeronderneming
(en)(onder de naam [naam 2] ) gedreven met als doel de aanprijzing en de verkoop van GBL;
2.
hij op
of omstreeks05 september 2013 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,31 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van de feit 2:
Handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, is verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat het een oude zaak betreft. Ook is gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo heeft hij het als een zware last ervaren dat de zaak al die tijd boven zijn hoofd hing, heeft hij geen relevante documentatie en heeft hij een normale baan. Tot slot is verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte, anders dan de 22 andere internetaanbieders, niet de mogelijkheid heeft gehad om tot inkeer te komen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dan ook niet passend zijn. Indien nodig kan een taakstraf opgelegd worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 20 januari 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder op het volgende gelet.
Verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met artikel 10a van de Opiumwet door via internet bedrijfsmatig GBL aan afnemers in binnen- en buitenland te verkopen, terwijl zij ernstig moesten vermoeden dat die stof werd gebruikt voor het maken van GHB. Daarbij ging het om grote hoeveelheden GBL. GHB is een drug die tot dezelfde categorie behoort als cocaïne en andere sterk werkende drugs en is sinds 9 mei 2012 vermeld op de bij Opiumwet behorende lijst I (harddrugs). GHB is een gevaarlijke en zeer sterke chemische substantie. GHB is zeer verslavend en creëert een vernietigende afhankelijkheid die alleen verlicht kan worden door meer van deze drug te gebruiken. Het gebruik ervan kan vervolgens leiden tot ernstige gezondheidsproblemen. Het gebruik van GHB wordt voorts zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast.
Verder heeft verdachte de Opiumwet overtreden door een hoeveelheid cocaïne aanwezig te hebben.
In het voordeel van verdachten [verdachten] heeft de rechtbank bij de strafmaat rekening gehouden met de volgende omstandigheden: blijkens het strafblad zijn verdachten niet eerder voor soortgelijke misdrijven veroordeeld, er is sprake van schending van de redelijke termijn en verdachten hebben – in tegenstelling tot de 22 andere internetaanbieders die GBL op dezelfde wijze aanboden (zonder nader onderzoek) – niet de mogelijkheid gehad om tot inkeer te komen.
Verder heeft de rechtbank bij de strafmaat rekening gehouden met de verschillende rollen van de verdachten. De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] de grootste rol had, gevolgd door [medeverdachte 1] en daarna [medeverdachte 2] . [verdachte] regelde immers de financiën, had de contacten in China voor de leveringen en bepaalde wie er klant werd en aan wie dus GBL werd geleverd. [medeverdachte 1] onderhield het klantencontact. Bij hem kwamen de aanvragen binnen en hij verwerkte deze. Ook had hij op enig moment contact met de leverancier. [medeverdachte 2] ’s taak was een uitvoerende. Hij zorgde voor de opslag, verpakte, etiketteerde en zorgde voor de daadwerkelijke leveringen aan de klanten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte, in plaats van de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, opleggen.
Voor het beslag:
De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de voorwerpen 1 tot en met 8 op de beslaglijst van 28 januari 2016. Verder heeft hij om verbeurdverklaring van de zilveren plaatjes (nr. 18 op de beslaglijst) verzocht, omdat de legale herkomst daarvan niet controleerbaar is en deze waarschijnlijk (deels) zijn verdiend aan de illegale GBL-handel.
De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd wat betreft de voorwerpen 1 tot en met 8 op de beslaglijst. De zilveren plaatjes dienen aan verdachte te worden teruggegeven, nu het verband met het strafbare feit onder 1 niet is vastgesteld. Daarbij wordt nog opgemerkt dat verdachte een legaal bedrijf in zilver- en goudhandel heeft en zijn geldstromen altijd geheel openbaar zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het blauwe vat met daarin een rest vloeistof GBL (nr. 1 op de beslaglijst) aan het verkeer dient te worden onttrokken, nu het ongecontroleerde bezit gelet op de inhoud daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. De voorwerpen genoemd onder nummer 2 tot en met 8 op de beslaglijst zullen verbeurd worden verklaard, nu het onder feit 1 bewezenverklaarde daarmee is begaan. De rechtbank ziet ten aanzien van deze voorwerpen, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding voor onttrekking aan het verkeer nu niet is gebleken dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang of de wet. Wat betreft de zilveren plaatjes (nr. 18 op de beslaglijst) gelast de rechtbank teruggave aan de rechthebbende, oftewel verdachte. Niet is immers komen vast te staan dat verdachte deze zilveren plaatjes (deels) heeft verkregen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Voor het beslag:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 blauw vat, met rest vloeistof GBL (nr. 1 beslaglijst van 28 januari 2016);

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 doos met zwarte dopjes (nr. 2 beslaglijst van 28 januari 2016);
  • 1 doos met vier witte flacons (nr. 3 beslaglijst van 28 januari 2016);
  • 1 tas met witte doppen (nr. 4 beslaglijst van 28 januari 2016);
  • 6 dozen met halve liter flessen (nr. 5 beslaglijst van 28 januari 2016);
  • 4 dozen met witte plastic flesjes (nr. 6 beslaglijst van 28 januari 2016);
  • 2 blauwe jerrycans, 25 liter inhoud (nr. 7 beslaglijst van 28 januari 2016);
  • 2 witte jerrycans, 20 liter inhoud (nr. 8 beslaglijst van 28 januari 2016);
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, tevens rechthebbende, te weten:
2 zilveren plaatjes (nr. 18 beslaglijst van 28 januari 2016).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. W.A. Holland en
mr. W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2016.
Bijlage I
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 2012 tot en met 6 september 2013, te Nijmegen en/of Doornenburg en/of Rotterdam en/althans (elders) in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en), GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
(telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
(telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) een stof, te weten (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) Gamma-ButyroLactone (GBL), welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt, bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van GHB gefinancierd, besteld, geïmporteerd, vervoerd, overgeladen, opgeslagen, verpakt, geëtiketteerd, afgeleverd, verstrekt, verkocht, geëxporteerd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten financieren, bestellen, importeren, vervoeren, overladen, opslaan, verpakken, etiketteren, afleveren, verstrekken, exporteren, verkopen, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of een/of meer internetsite(s) geëxploiteerd en/of een of meer onderneming(en) (onder de naam [naam 2] ) gedreven met als doel de aanprijzing en de verkoop van GBL;
2.
hij op of omstreeks 05 september 2013 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 1,31 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is opgenomen in Bijlage I.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 519.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant(en) van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, Districtsrecherche Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0842-2013086608, gesloten op 11 april 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63 t/m 65.
5.Stam proces-verbaal, p. 15.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 november 2015.
7.Prints van online inzage uittreksel KvK, p. 40, en van de website [naam 2] , p. 41 t/m 59.
8.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1025.
9.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1020 en 1021, en verklaring van verhoor [medeverdachte 2] , p. 3025.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66 t/m 69, en proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2015, pv-nummer: 26DLR26ZCZNCBA-18076.
11.CAM-rapportage (p. 8, 9 en 12), p. 79, 80 en 83.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66 t/m 69, en proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2015, pv-nummer: 26DLR26ZCZNCBA-18076.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 349.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 422 en 423.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 423.
16.Proces-verbaal van verhoor [naam 10] , p. 599.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 349, 351 t/m 357.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 423 t/m 425.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520, proces-verbaal van verhoor [naam 10] , p. 600, proces-verbaal van verhoor [naam 12] , p. 611, en proces-verbaal van verhoor [naam 13] , p. 618.
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 november 2015, proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 1024, en proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 3028.
21.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 4261.
22.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 november 2015.
23.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 2011.