ECLI:NL:RBGEL:2016:1662

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
05/780081-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging met noodweer als verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld gepleegd in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 27 augustus 2015 in Ede, waar de verdachte samen met zijn broer betrokken was bij een vechtpartij met de aangeefster. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van het argument dat er geen bewijs was dat de verdachte en zijn broer samen geweld hadden gepleegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van openlijk geweld, gepleegd in vereniging, en dat de verdachte de aangeefster heeft geschopt. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn broer in overweging genomen, evenals de camerabeelden en getuigenverklaringen die de situatie bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zijn broer wilde beschermen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de aangeefster, die met een voorwerp zwaaide.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen in redelijke verhouding stond tot de dreiging die hij waarnam. De rechtbank heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/780081-15
Datum uitspraak : 22 maart 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats], wonende te [adres 1], [woonplaats]
Raadsman: A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 8 maart 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 augustus 2015 te Ede met een ander, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, op of aan de [adres 2], in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het: - (meermalen) met de handen/vuisten slaan tegen het hoofd en/of elders op het
lichaam van die [slachtoffer] en/of het (meermalen) schoppen/trappen tegen het
lichaam van die [slachtoffer];
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 augustus 2015 heeft in Ede aan de [adres 2] een vechtpartij plaatsgevonden tussen verdachte en zijn broer [medeverdachte] enerzijds en aangeefster [slachtoffer] anderzijds. Daarbij heeft verdachte aangeefster geschopt [2] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak. Zij voert daartoe aan dat uit het dossier niet is vast te stellen dat verdachte en zijn broer samen openlijk geweld hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Van openlijk geweld is sprake bij geweld, gepleegd in vereniging, dat voor derden zichtbaar was of had kunnen zijn waardoor de openbare orde wordt verstoord.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] een schop heeft gegeven [3] . Zijn broer [medeverdachte] heeft als volgt verklaard: “Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] een trap gaf. Ik zag dat [verdachte] haar tegen de zijkant van haar lichaam of bovenbeen trapte. Ik heb [slachtoffer] toen ook een klap gegeven. Ik heb toen ook gegooid met een flesje gevuld met greentea. Ik denk dat ik [slachtoffer] wel geraakt heb met de fles” [4] .
Uit bovenstaande verklaringen volgt dat verdachte en zijn broer in vereniging geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer].

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks27 augustus 2015 te Ede met een ander, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, op of aan de [adres 2],
in elk geval op of aan een openbare weg,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het:
-
(meermalen)met de handen/vuisten slaan tegen het hoofd en/of elders op het
lichaam van die [slachtoffer] en
/ofhet
(meermalen)schoppen/trappen tegen het
lichaam van die [slachtoffer];
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte meende dat hij zijn broer moest beschermen toen die werd aangevallen door aangeefster.
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake is van noodweer, nu verdachte samen met zijn broer zelf de confrontatie heeft opgezocht.
De rechtbank acht aannemelijk dat er sprake is geweest van een noodweersituatie. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake geweest van een ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding door aangeefster van verdachtes broer [medeverdachte] waartegen verdachte zijn broer mocht verdedigen. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn broer naar de flat van aangeefster is gegaan. De broers stonden voor de deur van de flat en er ontstond een scheldpartij met aangeefster en haar echtgenoot. Op een gegeven moment kwam aangeefster naar beneden met een op een honkbalknuppel gelijkende pepermolen, waarmee ze boven haar hoofd zwaaide. Verdachte was bang dat ze zijn broer [medeverdachte] ermee op het hoofd zou slaan en heeft aangeefster toen geschopt. De camerabeelden van de bewakingscamera’s van de flat en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bevestigen dat aangeefster met een op een knuppel gelijkend voorwerp uit het trappenhuis is komen lopen. Op de camerabeelden is ook te zien dat aangeefster dit voorwerp heeft opgeheven. Ook laten de beelden zien dat aangeefster achter [medeverdachte] aanliep met de pepermolen.
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank niet dat verdachte en zijn broer deze confrontatie hebben uitgelokt nu zij slechts (ongewapend) voor de flat staand naar aangeefster hebben geschreeuwd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de wijze waarop verdachte heeft gehandeld in redelijke verhouding stond tot de wederrechtelijke aanranding door aangeefster.
Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. M.A. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON4R015082 (onderzoek Cluedo), gesloten op en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2016.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2016.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], p. 227.