ECLI:NL:RBGEL:2016:1610

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
05/720274-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor de verkoop van harddrugs en diefstal van fietsen

Op 14 maart 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 47-jarige man, die werd beschuldigd van het verkopen van harddrugs en diefstal van fietsen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 162 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De man had gedurende een periode van tien maanden cocaïne en heroïne verkocht aan verschillende personen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 november 2015 harddrugs had verkocht. De verdediging betwistte de duur van de verkoop, maar de rechtbank vond de bewijsvoering overtuigend. Daarnaast was de man ook betrokken bij de diefstal van twee fietsen, waarvan één op 12 november 2015 en de andere tussen 8 en 9 november 2015. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank besloot om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat de verdachte de kans kreeg om zijn leven te beteren en de behandeling voort te zetten. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen auto, geldbedrag en telefoon verbeurd, omdat deze voorwerpen verband hielden met de gepleegde feiten. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd voor de diefstal van de fiets, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat hij de fiets terug had gekregen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling vooropstelden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720274-15
Datum uitspraak : 14 maart 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
Raadsman: mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2014
tot en met 12 november 2015 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3]
en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7]
en/of [naam 8] en/of een of meer andere perso(o)n(en), een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2015 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (heren)fiets (merk Gazelle) voorzien van een (zwarte) dubbele fietstas met
inhoud (een of meer boodschap(pen)), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededaders;
3.
hij in of omstreeks de periode van 08 november 2015 tot en met 09 november
2015 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een achtertuin van een woning (gelegen aan de [adres 2]
) heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Batavus), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van harddrugs voor een periode van tien maanden.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feit bekend maar betwist de periode waarin de harddrugs is verkocht. Hierbij heeft de verdediging aangegeven dat verdachte hooguit tien maanden drugs heeft verkocht. Begin januari heeft hij slechts enkele keren drugs verkocht maar daarna een aantal maanden niets. De verdediging heeft dan ook bepleit dat moet worden uitgegaan van een periode van maximaal zes maanden.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat – en vast te stellen is aldus – dat verdachte in 2015 in Arnhem cocaïne en heroïne heeft verkocht aan onder andere [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] . [2]
De vraag is gedurende welke periode in 2015 verdachte dit heeft gedaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in januari 2015 is begonnen met het verkopen van harddrugs. [3] De rechtbank heeft dan ook op basis van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging dat verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 12 november 2015 harddrugs heeft verkocht. Dat verdachte naar zijn zeggen in de eerste maand slechts twee bolletjes heeft verkocht, maakt dat niet anders.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 141;
- het afschrift van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 144;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 maart 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 mei 2014
tot en met 12 november 2015 te Arnhem,
althans in Nederland,
tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans
eenmaal,
(telkens
)opzettelijk heeft
vervoerd en/ofverkocht
en/of afgeleverd
en/of verstrektaan [naam 1] en
/of[naam 2] en
/of[naam 3]
en
/of[naam 4] en
/of[naam 5] en
/of[naam 6] en
/of[naam 7]
en
/of[naam 8] en
/of een of meerandere perso
(o
)n
(en
), een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
/ofeen hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks12 november 2015 te Arnhem tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een
(heren
)fiets (merk Gazelle) voorzien van een
(zwarte
)dubbele
fietstas met inhoud (
een of meerboodschap
(pen
)),
in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededaders;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 08 november 2015 tot en met 09 november
2015 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een achtertuin van een woning (gelegen aan de [adres 2]
) heeft weggenomen een
(dames
)fiets (merk Batavus),
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een ambulante behandeling bij Kairos, indien nodig een klinische (detox) opname voor maximaal 7 weken en urinecontroles.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd de (waarde van de) auto met kenteken: [kenteken] , het geldbedrag van € 141,80 en een Samsung telefoon verbeurd te verklaren nu de auto en de telefoon voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit onder 1 is begaan en het geld door middel van het bewezenverklaarde onder 1 is verkregen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de straf uit te gaan van een periode van maximaal zes maanden. De verdediging heeft daarnaast verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen (korter of) gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en daarnaast een werkstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een toezicht door de reclassering met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering genoemd. Verdachte probeert zijn leven een andere wending te geven en heeft daarvoor met de reclassering al stappen gezet. Een gevangenisstraf kan dit doorkruisen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 januari 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 17 november 2015 en 26 februari 2016.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een periode van tien maanden cocaïne en heroïne gedeald. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk bezien voor veel schade omdat mensen die afhankelijk zijn van drugs veel overlast en schade veroorzaken om het gebruik van deze drugs te kunnen bekostigen. Door de verkoop van drugs voorziet verdachte in zijn eigen verslaving en maakt hij daarbij misbruik van de verslaving van anderen. Daarnaast heeft verdachte ook nog twee fietsen gestolen.
Verdachte heeft zich in 2010 eveneens schuldig gemaakt aan een harddrugs gerelateerd feit. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte in 2011 is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit in combinatie met zijn verslavingsproblematiek veroorzaakt crimineel gedrag. De kern van het probleem ligt volgens de reclassering bij de persoonlijkheidsproblematiek, waarbij middelengebruik een rol speelt. Daarnaast zijn er problemen op diverse leefgebieden. De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst en tijdens deze schorsing is door de reclassering het een en ander in gang gezet om verdachte te helpen. Voortzetting van deze behandeling is van belang om te proberen het recidiverisico te verminderen. Verdachte heeft aangegeven hieraan zijn medewerking te willen verlenen.
In beginsel wordt voor het dealen over een dergelijk lange periode een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Volgens de LOVS oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het verkopen van harddrugs gedurende een periode van 6 tot 12 maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. De rechtbank vindt het echter ook van belang dat verdachte geholpen wordt. Zolang verdachte niet wordt behandeld voor zijn persoonlijkheidsproblematiek en verslaafd blijft, zal hij in zijn verslaving moeten voorzien en is de kans op recidive onverminderd groot. Deze behandelingen zijn reeds in gang gezet en de rechtbank vindt het dan ook noodzakelijk dat deze worden voortgezet. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie zal deze behandeling alleen maar doorkruisen. De rechtbank zal verdachte dan ook een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarbij de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, een ambulante behandeling, een klinische opname ten behoeve van detox en urinecontroles verbinden. Naast deze gevangenisstraf zal de rechtbank verdachte een forse werkstraf opleggen.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (auto en telefoon) betreffen voorwerpen met behulp waarvan het onder 1 tenlastegelegde is begaan. Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 141,80 betreft is door middel van het onder 1 tenlastegelegde verkregen. De rechtbank zal de voorwerpen verbeurd verklaren.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 150,-.
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en verdediging hebben gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu de benadeelde partij de gestolen fiets weer terug heeft gekregen.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij heeft enkele dagen nadat zijn fiets was gestolen een nieuwe fiets gekocht. De gestolen fiets is later door de politie teruggegeven aan de benadeelde partij. Hierdoor is in principe geen sprake meer van schade. Benadeelde partij heeft echter wel kosten gemaakt die hij niet had hoeven maken als zijn fiets niet was gestolen. Nader onderzoek naar de vraag of verdachte deze schade moet vergoeden, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 57, 91 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
162 (honderd tweeënzestig) dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 120 (honderdtwintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
De algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
De bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
4. zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht;
5. zich onder behandeling zal stellen van forensische psychiatrische polikliniek Kairos, of een soortgelijke, door Reclassering Nederland aan te wijzen instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling en/of deskundige aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psycho-emotionele stoornis;
6. zich, indien Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht, gedurende 7 weken, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in de verslavingsinstelling van Iriszorg, althans een soortgelijke, door Reclassering Nederland aan te wijzen intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
7. zich verplicht mee te werken aan urineonderzoek, zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Beveeltdat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Veroordeelt verdachte voorts tot:
een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
Heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis;
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: (de opbrengst van) auto (kenteken: [kenteken] ), geldbedrag van € 141,80 en Samsung telefoon.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Sonneveldt (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, basis team Arnhem-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015625476, gesloten op 10 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 1 maart 2016; proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , p. 23; proces-verbaal van aanhouding verdachte [naam 2] , p. 65-66; proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , p. 72; proces-verbaal van aanhouding verdachte [naam 3] , p. 73-73; proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] , p.81; proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , p. 122; proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 7] , p. 131; proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 8] , p. 136; proces-verbaal kennisgeving van inbeslagname, p. 75; proces-verbaal van bevindingen, p. 77.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 1 maart 2016.