ECLI:NL:RBGEL:2016:1570

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
05/720212-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens poging tot zware mishandeling met ernstige verwondingen

Op 16 maart 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man uit Doesburg, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 12 september 2015 in de woning van het slachtoffer in Apeldoorn, waar de verdachte het slachtoffer met kracht in zijn ogen drukte en hem meermalen op het hoofd sloeg. Het slachtoffer liep hierdoor aanzienlijke verwondingen op, waaronder gezwollen ogen en een schouder uit de kom, met een geschatte genezingsduur van vier tot zes weken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, hoewel niet volledig ondersteund door ander bewijs, voldoende was om de poging tot zware mishandeling te bewijzen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 260 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade van het slachtoffer, die in totaal € 2.063,- bedraagt, inclusief materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720212-15
Datum uitspraak : 16 maart 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] , wonende [adres 3] , [woonplaats 1] .
Raadsvrouw: mr. W.H. Boer, advocaat te Heerde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 2 maart 2016.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij:
heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door zijn nek/keel te sluiten en/of dicht te knijpen en/of dicht te houden, dan wel wordt hem verweten dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer] hierdoor zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door zijn ogen en/of oogkassen in te drukken en/of hem meermalen met zijn vuist(en) op zijn gezicht/hoofd en/of met een bijzettafeltje op zijn lichaam te slaan, dan wel wordt hem verweten dat hij dit heeft geprobeerd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Ten aanzien van feit 1 (primair), poging tot doodslag
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 (subsidiair), poging tot zware mishandeling
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling van aangever [slachtoffer] door aangevers nek/keel met zijn armen met kracht te sluiten en gesloten te houden. De officier van justitie gaat uit van de verklaring van aangever. Aangever kreeg geen lucht meer en was bang dat hij zou stikken. De verklaring van aangever ziet hij bevestigd in de verklaring van verdachte over het inzetten van een houdgreep om de nek van aangever. Aangever kon pas uit de greep van verdachte loskomen nadat een ander ingreep.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende bewijs voor het sluiten, dichthouden en/of dichtknijpen van de keel van aangever. De verklaring van aangever hierover wordt ook niet ondersteund door enig letsel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
De verklaring van aangever over het krachtig sluiten van zijn keel wordt niet bevestigd door (de foto’s van) het bij aangever geconstateerde letsel, noch door verdachtes verklaring, een van de (aanwezige) getuigen dan wel anderszins. Dat betekent dat aangevers verklaring het enige bewijs is. Dat is onvoldoende voor een bewezenverklaring van dit feit, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft verklaard een houdgreep om de nek van aangever te hebben aangelegd. Het enkele door verdachte krachtig sluiten van de arm om de nek van aangever kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank nog niet als poging tot zware mishandeling. In dit geval is van belang dat onduidelijk is hoe lang deze handeling heeft geduurd en met welke intensiteit dit is gebeurd. In dat kader acht de rechtbank nog van belang dat er geen letsel in de nek (dan wel hals) van aangever was geconstateerd.
Ten aanzien van feit 2 (primair), zware mishandeling
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 (subsidiair), poging tot zware mishandeling
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 12 september 2015 in de woning van aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) te [naam 1] , gemeente Apeldoorn. Hij was daar om met [slachtoffer] een incident over het wegnemen van een auto uit te praten. [3]
[slachtoffer] is op 13 september 2015 medisch onderzocht. Beide ogen waren gezwollen en rood, zowel bij de oogleden als de oogbol. Er was sprake van afscheiding in de vorm van traan en kleine bloedstolseltjes aan de onderste oogleden. Op zijn voorhoofd is een lijnvormige krasverwonding van 4 cm aangetroffen. Ook was zijn schouder uit de kom. De geschatte genezingsduur was vier tot zes weken. De aangetroffen letsels kunnen ontstaan zijn op het moment waarop de mishandeling plaatsvond. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het (voorwaardelijke) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever ontbreekt. Het indrukken van de ogen, indien dit bewezen wordt geacht, leidt hier niet tot zwaar lichamelijk letsel. Verder dient de verklaring van getuige [getuige] te worden uitgesloten van bewijs, nu zij niet betrouwbaar is. Zij kan wat zij heeft verklaard namelijk niet gezien hebben. Daarnaast past het bij aangever geconstateerde letsel niet bij het meermalen slaan met vuisten op zijn gezicht dan wel hoofd. Daarvoor is onvoldoende bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever zag en voelde dat hij meermalen met de vuist op zijn gezicht werd geslagen. Ook voelde hij dat verdachte met kracht zijn vingers in zijn beide ogen/oogkassen drukte. [5] Deze verklaring komt overeen met wat hij bij zijn 112-melding heeft verklaard: ‘…hij drukt mij zowat de ogen uit de kop’ en ‘gewoon zwaar mishandeld en heel zwaar op mijn kop geslagen’. [6]
Verdachte heeft diezelfde avond ook met de politie gebeld. Hij verklaarde: ‘Ik heb net iemand behoorlijk toegetakeld, want die heeft onze auto gestolen en die wilde hij niet teruggeven.’ Ook verklaarde hij dat hij een man naar de grond had gewerkt. [7]
De ter plaatse aangekomen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat [slachtoffer] een bebloed gezicht had, dat zijn ogen rood doorlopen waren en dat hij zijn arm moeilijk kon bewegen. [8]
Zoals reeds is overwogen is er letsel bij [slachtoffer] geconstateerd. Dit letsel past volgens de forensisch geneeskundige bij de aangegeven toedracht. [9] De rechtbank volgt die conclusie.
Getuige [getuige] heeft gezien dat [slachtoffer] (rechtbank: [slachtoffer] ) door verdachte meerdere keren met zijn vuist in zijn gezicht werd geslagen. [10]
Het verweer van de verdediging dat [getuige] dit niet gezien kan hebben en dat zij daarom onbetrouwbaar is, wordt niet gevolgd. [naam 2] heeft verklaard:
‘Die moeder zat toen eigenlijk nog schuin tegenover mij. Die zat gewoon nog op de bank. [naam 3] was tussen [verdachte] en die stiefvader gesprongen. Die moeder stond uiteindelijk op. Die vroeg wat moet ik doen! Ik zei dat zij de politie moest bellen.’Hieruit leidt de rechtbank af dat getuige [getuige] wel degelijk bij het incident aanwezig was en zag wat er gebeurde. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Gelet op de verklaring van [slachtoffer] , in combinatie met de verklaring van verdachte en van [getuige] en het geconstateerde (bijpassende) letsel, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] meermalen met zijn vuisten heeft geslagen en ook met zijn vingers in de ogen/oogkassen heeft gedrukt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat ogen kwetsbare organen zijn. Het (gedeeltelijk) verliezen van het gezichtsvermogen is naar oordeel van de rechtbank zwaar lichamelijk letsel.
Door zijn vingers met kracht in de beide ogen en oogkassen van [slachtoffer] te duwen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen zwaar lichamelijk letsel als gevolg zou kunnen hebben. Dat [slachtoffer] (gelukkig) volledig genezen is, doet hier niet aan af.
De rechtbank vindt aldus bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat:
hij, op
of omstreeks12 september 2015 te [naam 1] , gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn vingers met veel kracht beide ogen en
/ofoogkassen van die [slachtoffer] heeft ingedrukt en
/ofmeermalen
, ongeveer 15 keer,(hard) met zijn
vuist
(en
)op het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen
en/of met een massief (bijzet)tafeltje op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2, subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder feiten 1 en 2, telkens subsidiair, tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 260 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering Nederland, behoudens het alcoholverbod, met een proeftijd van 2 jaar. Verder heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte te veroordelen tot het verrichten van een werkstraf van 120 uur, zo nodig te vervangen door 60 dagen hechtenis. Dit alles met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verzocht is om een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te laten zijn aan het voorarrest van verdachte. Verder ziet de verdediging geen aanleiding om ook nog een werkstraf op te leggen aan verdachte. Wat betreft de bijzondere voorwaarden is nog naar voren gebracht dat geen sprake is van alcoholmisbruik, waardoor een alcoholverbod niet nodig zal zijn. Verder wordt verzocht om het locatieverbod te beperken tot een straal van 3 kilometer van het adres van aangever, zodat verdachte bij de ‘ [naam 4] ’ terecht kan, waarin de werkplaats van zijn bedrijf is gevestigd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 20 januari 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland van 24 februari 2016;
- een rapport van Pro Justitia van drs. [naam 5] , psycholoog/supervisant, en drs. [naam 6] , psycholoog/supervisor, van 28 januari 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting ook op het volgende gelet.
Verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen. Dit deed hij door met zijn vingers bij [slachtoffer] in zijn ogen/oogkassen te drukken en hem krachtig meermalen op het hoofd te slaan. [slachtoffer] heeft hieraan pijn en letsel overgehouden. De geschatte genezingsduur was vier tot zes weken. Dat het bij een poging is gebleven, is niet aan verdachte te danken maar aan het ingrijpen van zijn ex-vriendin. Dergelijk handelen heeft veelal een grote impact op het leven van de slachtoffer. Dat dit hier ook het geval is, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Het incident heeft bovendien in de eigen woning van [slachtoffer] plaatsgevonden. Een plek waar je je veilig waant. De rechtbank rekent verdachte zijn agressieve handelen zwaar aan.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet recentelijk voor (soortgelijke) misdrijven is veroordeeld.
Uit de rapportages volgt dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis nao (niet anders omschreven) met narcistische trekken, achterdochtige en borderline trekken. Daarnaast is sprake van een lees- en rekenstoornis, partnerrelatieproblemen en alcoholmisbruik. De reclassering heeft overigens geen alcoholmisbruik kunnen vaststellen. Ten tijde van het plegen van het delict was deze problematiek aanwezig. Geadviseerd wordt om verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. Voorts wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: de meldplicht, de verplichting tot ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] , een alcoholverbod, een locatieverbod (straal 5 km van het adres van [slachtoffer] ) en – gebod met toepassing van een elektronisch controlemiddel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte, zoals onder meer beschreven in de hiervoor aangehaalde stukken, bij de afdoening van deze zaak een gevangenisstraf voor de duur van 260 dagen passend is. Net als de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan hij al in voorarrest (144 dagen) heeft gezeten. Dat betekent dat de rechtbank aan verdachte – als stok achter de deur om herhaling te voorkomen – van de genoemde 260 dagen gevangenisstraf 116 dagen voorwaardelijk zal opleggen, met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: de meldplicht, de verplichting tot ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod. Het locatieverbod zal de rechtbank, gelet op het verzoek van de verdediging, beperken tot een straal van 3 kilometer. Hiermee kan verdachte bij zijn ‘ [naam 4] ’ terecht, terwijl daarmee het na te streven doel van de bijzondere voorwaarden niet wordt doorkruist. Verder ziet de rechtbank – anders dan de officier van justitie – gelet op de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd en de persoon van verdachte geen aanleiding om een locatiegebod op te leggen. Ook het elektronisch toezicht kan komen te vervallen.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om aan verdachte ook nog een werkstraf op te leggen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.993,-
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het bedrag aan materiële schade (€ 1.243,-) toe te wijzen, nu dit redelijk is, en het smartengeld te begroten op € 1.500,-. Het toe te kennen bedrag van € 2.743,- dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en ook dient aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging van verdachte verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Verder is verzocht de vordering wat betreft de hordeur af te wijzen, omdat de dagwaarde ervan niet bekend is. De gevorderde kosten voor een nieuwe hordeur zijn daarnaast buitenproportioneel hoog. Ook dient de vordering wat betreft de kosten voor fysiotherapie afgewezen te worden, nu onduidelijk is in hoeverre deze door de verzekeraar worden vergoed. Verder wordt verzocht om de gevorderde immateriële schade sterk te matigen. Tot slot dient de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade te worden toegewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Niet in geschil is dat de hordeur als gevolg van de poging zware mishandeling (als onder feit 2, subsidiair) kapot is gegaan. Daarvoor is verdachte verantwoordelijk, zodat hij daar naar burgerlijk recht aansprakelijk voor is. Wat betreft de gevorderde kosten voor de hordeur is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 200,- redelijk is. Daarvoor kan, indien gewenst, een nieuwe hordeur worden aangeschaft en geplaatst.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij als gevolg van het feit schade heeft geleden door kosten te maken voor benodigde fysiotherapie (€ 488,-) en door het verlies van eigen risico vanwege benodigde medische verzorging (€ 375,-). Deze kosten acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Daarbij wenst de rechtbank nog op te merken dat het de benadeelde partij vrijstaat om schade veroorzaakt door verdachtes strafrechtelijke handelen op hem (in plaats van bij zijn verzekeraar) te verhalen.
De immateriële schadevergoeding zal de rechtbank naar billijkheid bepalen op een bedrag van € 1.000,-. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen. Verdachte heeft geprobeerd met zijn vingers bij [slachtoffer] de ogen dan wel oogkassen in te drukken en hij heeft hem daarbij ook meermalen op zijn hoofd geslagen. [slachtoffer] was bang dat hij blind zou worden. Het gebeurde bovendien in zijn eigen woning. De geschatte genezingsduur van het letsel was vier tot zes weken.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de behandeling daarvan naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Op grond van het voorgaande, de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van in totaal € 2.063,-
aan nu toewijsbare schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De gevorderde wettelijke rente voor de verschillende schadeposten acht de rechtbank in dit geval toewijsbaar vanaf 3 februari 2016 - de datum waarop de dagvaarding is uitgereikt aan verdachte.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. Bij de bepaling van het aantal dagen vervangende hechtenis zal de wettelijke rente buiten beschouwing worden gelaten.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1, zowel primair als subsidiair, en 2, primair, tenlastegelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
260 (tweehonderdzestig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
116 (honderdzestien) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem of het telefoonnummer 026-3555333 en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • wordt verplicht zich gedurende de proeftijd te laten behandeling bij forensische polikliniek Kairos, of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van drie kilometer van het adres [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd (144 dagen), door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en
mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2016.
BIJLAGE I
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij:
1.
hij, op of omstreeks 12 september 2015 te [naam 1] , althans in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met kracht zijn arm om de nek/keel van die [slachtoffer] heeft gesloten en/of dichtgeknepen en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 12 september 2015 te [naam 1] , gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met kracht zijn arm om de nek/keel van die [slachtoffer] heeft gesloten en/of dichtgeknepen en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, op of omstreeks 12 september 2015 te [naam 1] , gemeente Apeldoorn, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten verwonde ogen en/of een schouder uit de kom en/of (andere) verwondingen aan/op het gezicht/hoofd heeft toegebracht door met zijn vingers met veel kracht beide ogen en/of oogkassen van die [slachtoffer] in te drukken en/of meermalen, ongeveer 15 keer, (hard) met zijn vuist(en) op het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij, op of omstreeks 12 september 2015 te [naam 1] , gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met zijn vingers met veel kracht beide ogen en/of oogkassen van die [slachtoffer] heeft ingedrukt en/of meermalen, ongeveer 15 keer, (hard) met zijn
vuist(en) op het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of met een massief (bijzet)tafeltje op het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.De volledige tenlastelegging is in Bijlage I opgenomen.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, Basisteam Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015448274, gesloten op 29 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2016.
4.Geneeskundige verklaring, p. 63, en letselverklaring, p. 65.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 37 en 39.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 80.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23 (midden).
9.Letselverklaring, p. 64 en 65.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 56.