Uitspraak
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
2.De verdere beoordeling in het incident
3.Beslissing
6 april 2016voor conclusie van antwoord.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 24 februari 2016 een vonnis gewezen in een incident. De eisers, beiden wonende te Montfoort en vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.M. van Lint, hebben een incidentele vordering ingediend tegen de besloten vennootschap BPD ONTWIKKELING B.V., gevestigd te Hoevelaken, die werd bijgestaan door advocaat mr. R.P.M. de Laat. De eisers vroegen de rechtbank om bij wijze van voorlopige voorziening een voorschot te betalen op de in de hoofdzaak gevorderde schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, omdat niet voldoende vaststond dat de vordering in de hoofdzaak zou worden toegewezen en de gestelde spoedeisendheid onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank overwoog dat voor toewijzing van een voorlopige voorziening voldoende belang van de eisers vereist is, wat in dit geval niet was aangetoond. De eisers hadden gesteld dat zij het geld dringend nodig hadden voor investeringen en belastingbetalingen, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om de vordering toe te wijzen. De eisers werden bovendien veroordeeld in de proceskosten van het incident, omdat zij het incident nodeloos hadden veroorzaakt. De procedure in de hoofdzaak werd verwezen naar een rolzitting voor conclusie van antwoord.