Uitspraak
in zijn hoedanigheid van curatorvan de gefailleerde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.De procedure
2.De verdere beoordeling in reconventie
€ 1.541,-+
€ 1.359,04
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vorderde de aanbesteder, Oubaha Beheer B.V., schadevergoeding van de aannemer, Van de Water Aannemersbedrijf B.V., op grond van niet tijdige oplevering van verbouwingswerkzaamheden. De rechtbank Gelderland oordeelde dat de aanbesteder in verzuim was met de betaling van termijnen, waardoor de aannemer niet meer in verzuim kon raken. De aannemer vorderde op zijn beurt betaling van facturen en meerwerk. De rechtbank had eerder een bindende eindbeslissing genomen in een tussenvonnis, waarin de aannemer was toegelaten tot bewijslevering. Echter, na het faillissement van de aannemer werd het geding geschorst. De curator verzocht om hervatting van de procedure, maar zag af van bewijslevering en deskundigenbericht. Hierdoor werd de vordering van de aannemer in zoverre afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat de aannemer geen bewijs had geleverd voor de door hem gestelde werkzaamheden en dat de vordering niet toewijsbaar was. De rechtbank weigerde ook het deskundigenbericht te laten plaatsvinden, omdat de aannemer de bewijslast droeg. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de aannemer niet toewijsbaar was voor de kosten van het brandwerende materiaal en andere bouwplaatskosten, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank wees de vordering van de aanbesteder af en veroordeelde deze in de proceskosten, waarbij de kosten aan de zijde van de aannemer op nihil werden begroot.
In reconventie werd de aanbesteder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 121.747,78 aan de aannemer, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank oordeelde dat de aanbesteder in overwegende mate in het ongelijk was gesteld en dat de kosten van de procedure voor haar rekening kwamen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met de voorwaarde dat de curator zekerheid stelde voor het bedrag waartoe de aanbesteder veroordeeld werd, gezien het restitutierisico in geval van betaling aan een failliet.