In deze zaak vordert eiser, woonachtig in Duisburg, de teruggave van sierraden, juwelen en klokken die hij in consignatie heeft gegeven aan gedaagden, een vennootschap onder firma en haar vennoten, gevestigd in Oosterbeek. Eiser heeft de voorwerpen aan gedaagden overhandigd op advies van zijn nicht, maar heeft sindsdien geen gespecificeerde lijst ontvangen van de verkochte voorwerpen, ondanks herhaalde verzoeken. De procedure begon met een dagvaarding op 21 december 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling. Eiser stelt dat de samenwerking is beëindigd en dat hij de voorwerpen terug wil, terwijl gedaagden aanvoeren dat er een nadere afspraak was om de voorwerpen tot eind januari 2016 onder zich te houden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagden niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun verweer en dat eiser recht heeft op teruggave van de voorwerpen. De rechter beveelt gedaagden om binnen een week na betekening van het vonnis de voorwerpen aan eiser te retourneren, evenals een gespecificeerde lijst van alle verkochte voorwerpen. Gedaagden worden ook veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij niet-naleving van de veroordelingen. De proceskosten worden aan gedaagden opgelegd, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 27 januari 2016 door mr. S.J. Peerdeman.