ECLI:NL:RBGEL:2016:1341

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
7 maart 2016
Zaaknummer
05/820168-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 4 maart 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 mei 2015 in Harskamp een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft achteruit gereden op een druk parkeerterrein van een supermarkt, waarbij zij een voetganger, genaamd [slachtoffer], heeft aangereden. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de voetganger, die beide knieën brak en een langdurig revalidatietraject moest ondergaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de conclusie dat zij schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een geldboete van € 1.000,- en een werkstraf van 30 uren geëist, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een werkstraf op van 30 uren, een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden op, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank benadrukte dat de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid had getoond ten opzichte van andere weggebruikers en dat haar rijgedrag niet onder controle was, wat de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820168-15
Datum uitspraak : 4 maart 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. B.D.W. Martens, advocaat te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 02 mei 2015 te Harskamp, gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee over het aan de [adres] aldaar gelegen parkeerterrein ( [supermarkt] )
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam achteruit heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht voor haar verdachte niet door zich buiten dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) bevindende voorwerpen werd belemmerd en/of
terwijl zij, verdachte niet of in onvoldoende mate in de buiten- en/of binnenspiegels van dat motorrijtuig (personenauto) en/of achterom door de achterruit en/of linker zij(achter)ruit van dat motorrijtuig (personenauto) heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of
achteruit is gereden met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), zijnde een bijzondere manoeuvre als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarbij zij een achter dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zich bevindende voetganger niet voor heeft laten gaan en/of
is zij, verdachte met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto) gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een achter dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zich bevindende voetganger (het [slachtoffer] ) en/of
ten gevolge waarvan voormelde voetganger bekneld is geraakt en/of gedurende enige tijd bekneld heeft gezeten tussen een tegen de winkelruit van de aldaar aanwezige [supermarkt] gedrukte rolcontainer en/of dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij op of omstreeks 02 mei 2015 te Harskamp, gemeente Ede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee over de weg, te weten het aan de [adres] aldaar gelegen parkeerterrein ( [supermarkt] )
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam achteruit heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
achteruit is gereden met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), zijnde een bijzondere manoeuvre als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarbij zij een achter dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zich bevindende voetganger niet voor heeft laten gaan en/of
is zij, verdachte met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met een achter dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zich bevindende voetganger (het [slachtoffer] ) en/of
ten gevolge waarvan voormelde voetganger bekneld is geraakt en/of gedurende enige tijd bekneld heeft gezeten tussen een tegen de winkelruit van de aldaar aanwezige [supermarkt] gedrukte rolcontainer en/of dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 mei 2015 was verdachte de bestuurder van een personenauto en reed over het aan de [adres] aldaar gelegen parkeerterrein ( [supermarkt] ) te Harskamp in de gemeente Ede. [2] Verdachte is achteruit gereden. [3] De voetganger, te weten [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) stond achter de personenauto van verdachte. Verdachte is met [slachtoffer] is aanrijding gekomen. [4] Ten gevolge waarvan [slachtoffer] bekneld heeft gezeten tussen een tegen de winkelruit van de aldaar aanwezige [supermarkt] gedrukte rolcontainer en de door verdachte bestudeerde personenauto. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, met dien verstande dat volgens de officier van justitie sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primaire en het ook ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en evenmin van gevaarzettend handelen als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is in zijn algemeenheid vereist dat het rijgedrag van een verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam is geweest. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van, ten minste, een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij bekend is ter plaatse omdat zij daar vaker boodschappen doet. Het ongeval heeft plaatsgevonden op een zaterdag en het was druk op het parkeerterrein. Verdachte is het parkeervak uitgereden en achterwaarts het parkeerterrein opgereden. Ter hoogte van de ingang van de [supermarkt] is verdachte gestopt. Verdachte wilde nog een klein stukje achteruit rijden. Daarbij heeft verdachte om haar heen gekeken en is achteruit gereden. In de hoek waar [slachtoffer] stond te wachten heeft verdachte wel mensen zien staan, maar zij had niet de intentie om die richting op te rijden. Voor de [supermarkt] loopt de weg iets omhoog, er is sprake van een hellinkje. Verdachte belemmerde het verkeer doordat zij met haar auto voor de ingang van de winkel stilstond. Verdachte heeft teveel gas bijgegeven waardoor ze naar achteren schoot. [6]
De getuige [getuige] heeft bij de politie verklaard dat zij ineens met redelijke snelheid een auto achteruit zag rijden. De auto reed achteruit in de richting van de [supermarkt] . De auto reed tegen de man van [getuige] aan. [getuige] zag dat haar man vervolgens klem zat tussen een rolcontainer, de ruit van de [supermarkt] en het voertuig. [7]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij voor een rolcontainer stond en dat hij ineens een hevige pijn voelde in zijn onderbeen. Hij voelde dat hij door een auto met kracht tegen de rolcontainer werd geduwd. Hij heeft de auto niet zien of horen aankomen. [8]
Uit het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse komt naar voren dat het uitzicht van verdachte vanuit de auto, in de richting waarin zij reed, niet werd belemmerd door voorwerpen buiten de auto. [9]
Verdachte is een parkeervak uitgereden en heeft haar voertuig stilgezet op een niet daarvoor bestemde plaats, te weten buiten een parkeervak voor de ingang van de [supermarkt] . Verdachte wilde ruimte maken omdat zij het verkeer belemmerde en was voornemens om eerst nog een stukje achteruit te rijden. Het achterwaarts rijden betreft een bijzondere verrichting, als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Bij het uitvoeren van een bijzondere verrichting dient aan het overige verkeer voorrang te worden verleend en wordt een grote mate van voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. Dit geldt in het bijzonder in een geval als dit, waarin de bijzondere verrichting moest worden uitgevoerd op een drukke parkeerplaats voor een supermarkt op een zaterdag, terwijl er veel mensen in en uit de supermarkt liepen. Op een parkeerterrein bevinden zich dan zowel voetgangers als automobilisten.
Ondanks dat verdachte wel om zich heen heeft gekeken, heeft verdachte in onvoldoende mate in de buiten- en binnenspiegels van haar auto of achterom of door de linker zij(achter)ruit van haar auto gekeken, om zich ervan te vergewissen dat zij zeker wist dat zij achteruit kon rijden. Dat verdachte in onvoldoende mate heeft gekeken leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat zij [slachtoffer] kennelijk niet heeft zien staan terwijl haar zicht in de richting [slachtoffer] niet werd belemmerd. Verdachte had – naar eigen zeggen – niet de bedoeling om in de richting van [slachtoffer] te rijden. Vervolgens heeft verdachte te veel gas gegeven waardoor zij naar achteren schoot en tegen [slachtoffer] is aangereden. Dit moet met een behoorlijke vaart zijn geweest, gelet op de schade aan de rolcontainers voor de ruit van de Plus supermarkt die door de aanrijding is ontstaan. Daarnaast heeft [slachtoffer] nog bekneld gezeten tussen de auto van verdachte en de rolcontainers. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte onvoldoende haar auto onder controle heeft gehad.
Alles overziend heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet de nodige voorzichtigheid en oplettendheid betracht met een ernstig ongeval tot gevolg. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht om in het verkeer voorzichtig en oplettend te zijn. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] , niet voor laten gaan. De rechtbank concludeert dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen en daarmee schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Letsel
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. Beide knieën van [slachtoffer] zijn gebroken waarvoor hij is geopereerd. Het te verwachten revalidatietraject zal tenminste één jaar duren met waarschijnlijk blijvende schade tot gevolg. [10] Op 21 mei 2015 heeft [slachtoffer] verklaard dat hij drie weken in het UMC zou moeten liggen en dat hij vanuit daaruit naar het revalidatiecentrum zou worden gebracht. [11] Gelet op de aard en de ernst van het letsel, kwalificeert de rechtbank het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks02 mei 2015 te Harskamp, gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee over het aan de [adres] aldaar gelegen parkeerterrein ( [supermarkt] )
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam achteruit heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht voor haar verdachte niet door zich buiten dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) bevindende voorwerpen werd belemmerd en
/of
terwijl zij, verdachte
niet ofin onvoldoende mate in de buiten- en/of binnenspiegels van dat motorrijtuig (personenauto) en/of achterom door de achterruit en/of linker zij(achter)ruit van dat motorrijtuig (personenauto) heeft gekeken en
/ofis blijven kijken en
/of
achteruit is gereden met dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), zijnde een bijzondere manoeuvre als gesteld in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, waarbij zij een achter dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zich bevindende voetganger niet voor heeft laten gaan en
/of
is zij, verdachte met dat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto)
gebotst tegen, althansin aanrijding gekomen met een achter dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) zich bevindende voetganger (het [slachtoffer] ) en
/of
ten gevolge waarvan voormelde voetganger bekneld is geraakt
en/of gedurende enige tijd bekneld heeft gezetentussen een tegen de winkelruit van de aldaar aanwezige [supermarkt] gedrukte rolcontainer en
/ofdat door haar bestuurde motorrijtuig (personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 1.000,-, te vervangen door 20 dagen hechtenis, het verrichten van 30 uren werkstraf, te vervangen door 15 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, dan verzoekt de raadsvrouw van verdachte alleen een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een werkstraf passend is, dan verzoekt de raadsvrouw van verdachte ook de werkstraf voorwaardelijk op te leggen, zodat rekening wordt gehouden met de medische situatie van de echtgenoot van verdachte, die lijdt aan hartfalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel d.d. 6 januari 2016 uit het algemeen documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft als bestuurster van een personenauto door haar eigen handelen een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] ernstig letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, omdat verdachte door de wijze waarop zij op de parkeerplaats aan het verkeer heeft deelgenomen onvoldoende verantwoordelijkheid heeft getoond ten opzichte van andere zich daar bevindende weggebruikers, waaronder in het bijzonder [slachtoffer] . Verdachte had bovendien haar auto niet onder controle op het moment dat zij achteruit reed.
De door de officier van justitie geëiste geldboete en werkstraf zijn naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie hierbij in voldoende mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, omdat verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht. De rechtbank zal de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijk ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen met als doel om verdachte extra te motiveren tot het blijvend in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid. Daarbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft voor het geval er sprake is van medische noodzaak met betrekking tot de echtgenoot van verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
30 (dertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen;
 een
geldboetevan
€ 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen
hechtenis;
 ontzegt verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Welbergen (voorzitter), mr. R.S. Croll en mr. I.D. Jacobs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Ede, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2015213200, gesloten op 10 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2016 alsmede het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 29 juni 2015, p. 6 van 19, onder het kopje 2.1.2. Wegsituatie.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2016.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2016.
5.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , d.d. 29 mei 2015, p.13, derde alinea.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 februari 2016.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , d.d. 25 mei 2015, p. 11, vierde alinea.
8.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , d.d. 21 mei 2015, p. 13.
9.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 29 juni 2015, p. 28, onder het kopje 4.4. Uitzicht.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring inzake [slachtoffer] , d.d. 25 mei 2015, p. 15.
11.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , d.d. 29 mei 2015, p.13, laatste alinea.