ECLI:NL:RBGEL:2016:1145

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
05/841013-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepplantage zaak met teruggave van in beslag genomen geldbedrag

Op 26 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De zaak kwam voort uit een MMA-melding op 6 maart 2014, waarin werd gemeld dat er vermoedelijk een hennepkwekerij aanwezig was in een pand in Apeldoorn. De officier van justitie eiste een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar de verdachte ontkende elke betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De rechtbank concludeerde dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De belastende verklaringen van een medeverdachte waren niet voldoende onderbouwd met ander bewijs, en er was geen forensisch onderzoek verricht. De rechtbank oordeelde dat er niet boven redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de hennepteelt als de diefstal van elektriciteit. Daarnaast werd besloten dat het in beslag genomen geldbedrag van € 715,-- aan de verdachte moest worden geretourneerd, omdat er geen bewijs was dat dit geld crimineel was verkregen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/841013-14
Datum uitspraak : 26 februari 2016
Tegenspraak (gemachtigd advocaat)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 maart 2014 tot en met 23 maart 2014, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straat] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1244, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/onder C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 maart 2014 tot en met 23 maart 2014, in de gemeente Apeldoorn, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/hoeveelheden electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs (telkens) heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding onderzoek
Bij de politie-eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, is op 6 maart 2014 een MMA-melding binnengekomen dat in een perceel aan de [straat] te Apeldoorn vermoedelijk een hennepkwekerij aanwezig zou zijn.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van beide feiten vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte iedere betrokkenheid bij de aangetroffen hennepkwekerij heeft ontkend. Het enige bewijs voor directe betrokkenheid van verdachte bij het opzetten en het aanwezig hebben van de aangetroffen hennepkwekerij, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd, bestaat uit de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] .
Steunbewijs voor de verklaringen van [medeverdachte] , inhoudende dat verdachte eigenaar is van de aangetroffen hennepkwekerij en/of in de kwekerij werkzaam is geweest, ontbreekt. Verder is door de politie in de periode gelegen tussen de ontvangst van de MMA-melding op 6 maart 2014 en het binnentreden in het betreffende pand op 23 maart 2014, geen nader onderzoek verricht naar activiteiten en mogelijke aanwezigen om en in het pand. Evenmin heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden in de kwekerij. Verder staat de huurovereenkomst van het pand waar de hennepkwekerij is aangetroffen, op naam van een broer van verdachte.
Samenvattend concludeert de rechtbank dat het procesdossier dermate summier is dat hoogstens de verdenking gerechtvaardigd is dat verdachte betrokken is bij de aangetroffen hennepkwekerij. Gezien het voorgaande is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet boven redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde (medeplegen van) telen van hennep c.q. aan het voorhanden hebben van de aangetroffen hennepkwekerij.
Gezien het voorgaande en ook overigens is er evenmin wettig en overtuigend bewijs voorhanden van enige betrokkenheid van verdachte bij de onder 2 ten laste gelegde diefstal van stroom in het pand van de aangetroffen hennepplantage.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

3.Beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu uit het dossier niet blijkt dat verlof verleend is voor conservatoir beslag, het onder verdachte in beslaggenomen geldbedrag ter hoogte van € 715,-- aan verdachte dient te worden geretourneerd. Immers, niet kan worden aangetoond dat sprake is van crimineel geld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar onder meer de bepleite vrijspraak, teruggave van het in beslag genomen geldbedrag bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Nu de rechtbank niet is gebleken van verlof voor conservatoir beslag en vervolgens niet van enig strafvorderlijk belang dat zich tegen teruggave verzet, zal de rechtbank gelasten dat het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 715,-- aan hem zal worden geretourneerd.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 715,-- aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Post (voorzitter), mr. Van der Mei en mr. De Jong, in tegenwoordigheid van mr. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2016.
mr. De Jong is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.