ECLI:NL:RBGEL:2016:1107

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
05/720136-15 en 05/841166-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor diefstal met geweld en verboden wapenbezit

Op 29 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 52-jarige man uit Lent veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. De man werd schuldig bevonden aan diefstal van een mobiele telefoon van zijn ex-vrouw, waarbij hij fors geweld en dreiging met geweld heeft gebruikt. Daarnaast werd hij veroordeeld voor verboden bezit van wapens en munitie. De feiten vonden plaats op 26 juni 2015 in Nijmegen, waar de verdachte samen met zijn ex-vrouw in haar woning ruzie had. Tijdens deze ruzie heeft hij haar geslagen en met een mes gestoken, wat leidde tot verwondingen bij het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en hun zoon, die de telefoon van de moeder aan de vader gaf. De rechtbank achtte de geweldsdelicten bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer van het leven beroofd had kunnen worden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar legde toch een aanzienlijke straf op vanwege de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/720136-15 en 05/841166-15
Datum uitspraak : 29 februari 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. H. Wolfs, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
15 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/720136-15
hij op of omstreeks 26 juni 2015, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, ex-echtgenote), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) genoemde [slachtoffer] (meermalen) (met (veel) kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp (een) stekende beweging(en)
naar/in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
en/of
hij op of omstreeks 26 juni 2015, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, ex-echtgenote), van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam (been en/of oksel) te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 26 juni 2015, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, ex-echtgenote) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) (met (veel) kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer] in het lichaam (been en/of oksel) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank begrijpt deze tenlastelegging, mede gelet op het requisitoir van de officier van justitie ter terechtzitting, zo dat het feit bestaat uit een primair en een subsidiair feit, waarbij het primaire feit bestaat uit twee delen. Dit betekent dat de rechtbank pas aan het subsidiair tenlastegelegde kan toekomen, indien voor het primair tenlastegelegde - in zijn geheel of in onderdelen - niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
Aan verdachte is voorts ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/841166-15
1.
hij op of omstreeks 01 september 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, een vuurwapen van categorie III, te weten een gaspistool (merk Umarex, type Walther P88, kaliber 9 mm PAK), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 01 september 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen (model Thunder 947), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 01 september 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, voorhanden heeft gehad 9 patronen (merk CBC type volmantel kal. .32)) en/of 5 patronen (type CS kal. 9 mm) en/of 10 patronen (type knal kal. 9 mm), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Met betrekking tot parketnummer 05/720136-15 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was op 26 juni 2015 samen met zijn ex-vrouw [slachtoffer] in haar woning in Nijmegen. Zij hadden ruzie. Er werd over en weer geduwd. Verdachte wilde de beschikking krijgen over de mobiele telefoon van [slachtoffer] . [2] Hun zoon [getuige] is naar de woning gekomen. Hij heeft verdachte mee naar buiten genomen en zij zijn samen naar de auto van [getuige] gegaan die in de Spreeuwenstraat geparkeerd stond. [3] De telefoon is aangetroffen in de auto, waarin verdachte en zijn zoon zich op dat moment ook bevonden. [4] Bij [slachtoffer] is een wond van 3 centimeter in haar linker bovenbeen geconstateerd, alsmede blauwe plekken op en kneuzingen van het aangezicht, een gebroken neus en een blauwe plek op en kneuzing van de linker schouder. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde diefstal in vereniging met geweld en bedreiging van geweld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de primair tenlastegelegde feiten bepleit. Er is geen sprake van het wederrechtelijk toe-eigenen van de telefoon, omdat zoon [getuige] de telefoon enkel meenam ter de-escalatie van de ruzie tussen zijn ouders en hij de telefoon later aan zijn moeder wilde teruggeven. Verder kan verdachte zich niet herinneren dat hij geweld heeft gebruikt. Indien wel kan worden bewezen dat geweld is gebruikt, is er geen verband tussen het gebruikte geweld en de diefstal. Tot slot kan van medeplegen geen sprake zijn, nu de zaak tegen de zoon is geseponeerd en het enkele – in opdracht van verdachte – afgeven van de telefoon door de zoon aan verdachte nog niet maakt dat gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde ‘diefstal met geweld’
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte in haar woning om haar telefoon vroeg. Zij wilde haar telefoon niet aan hem afgeven. Verdachte gaf haar vervolgens klappen op haar hoofd en lichaam en maakte op enig moment met een mes stekende bewegingen in haar richting. Terwijl hij met het mes voor [slachtoffer] stond, vroeg hij opnieuw om haar telefoon. [slachtoffer] zat op de bank en verdachte hield haar daar - volgens haar verklaring - onder dwang van het mes, terwijl hij [getuige] belde en hem vroeg naar het huis van [slachtoffer] te komen. Nadat [getuige] gearriveerd was, hoorde [slachtoffer] verdachte tegen [getuige] zeggen dat hij haar telefoon wilde hebben, waarop [getuige] haar naar haar telefoon vroeg. Ze wilde haar telefoon niet geven. [slachtoffer] hoorde [getuige] zeggen: ‘Ik heb hem.’ Toen zij erop af wilde om haar telefoon terug te pakken, maakte verdachte een steekbeweging met het mes. Zij wilde nog een trap richting verdachte geven, maar hierop stak hij haar in haar linker bovenbeen. [getuige] was toen al naar de voordeur gegaan. Verdachte ging vlug achter [getuige] aan. [slachtoffer] ging er achteraan tot in haar voortuin. Zij zag toen dat verdachte stopte en terug kwam naar haar. Hij sloeg haar met haar vuist op haar hoofd, waardoor zij op de grond viel. Verdachte rende vervolgens achter [getuige] aan in de richting van de Spreeuwenstraat. [6]
[getuige] heeft verklaard dat hij op verzoek van zijn vader (rechtbank: verdachte) naar het huis van zijn moeder (rechtbank: [slachtoffer] ) is gegaan. Hij parkeerde de auto in de Spreeuwenstraat. Hij heeft verdachte met moeite kunnen meenemen. Op bevel van verdachte nam hij de telefoon van [slachtoffer] mee. Hij gaf hem daarna aan zijn vader. [7]
Aangeefster [slachtoffer] werd door de politie liggend op het trottoir voor haar woning aangetroffen. Door de politie werd geconstateerd dat zij gewond was. [8] De telefoon van [slachtoffer] is kort na het incident gevonden in de auto waarin verdachte en [getuige] bij hun aanhouding zaten. [9] Op het trottoir in de Spreeuwenstraat – om de hoek van de woning van [slachtoffer] – is een vleesmes met daarop de tekst ‘J.A. Heckels’ met een bijbehorend logo gevonden. In de keuken in de woning van [slachtoffer] stond een messenblok van het merk ‘J.A. Heckels’ met daarop hetzelfde logo als afgebeeld op het gevonden mes. In het messenblok ontbrak een mes. [10]
De rechtbank concludeert dat het bij [slachtoffer] – hiervoor al genoemde – geconstateerde letsel ondersteunend is aan haar verklaring.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat er causaal verband bestaat tussen het door verdachte toegepaste geweld en de diefstal van de telefoon. Verdachte heeft eerst geweld toegepast om [slachtoffer] te laten vertellen waar zij haar telefoon had, vervolgens om de telefoon ook daadwerkelijk mee te kunnen nemen en daarna nog om samen met zijn zoon en de telefoon weg te kunnen komen.
De rechtbank acht voorts bewezen dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zoon [getuige] . De rechtbank baseert dit op de omstandigheid dat [getuige] op verdachtes verzoek de telefoon van [slachtoffer] heeft gepakt. [getuige] deed dat, terwijl hij had gezien dat er ruzie was tussen zijn ouders en dat zijn vader een dreigende houding tegenover zijn moeder had. [11] Vervolgens gaf [getuige] de telefoon aan zijn vader, verlieten zij samen de woning van [slachtoffer] en vertrokken zij in de auto waarmee [getuige] was gekomen. Dat [getuige] zelf geen geweld heeft toegepast en dat de zaak tegen hem geseponeerd is, staat aan genoemde nauwe en bewuste samenwerking niet in de weg.
Ten aanzien van de primair cumulatief ten laste gelegde poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit onderdeel van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen volgt genoegzaam dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gestoken in haar been/bil. Bewijs waaruit volgt dat [slachtoffer] daardoor van het leven zou kunnen worden beroofd ontbreekt in het dossier.
Met betrekking tot parketnummer 05/841166-15 [12]
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen inzake het aantreffen van de (vuur)wapens en munitie, p. 10;
- het proces-verbaal onderzoek wapen(s en munitie), p. 16 t/m 22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2016.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is overtuigend bewezen dat de verdachte het volgende heeft begaan:
Met betrekking tot parketnummer 05/720136-15, dat
hij op
of omstreeks26 juni 2015, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, ex-echtgenote),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader
shetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededader(s)genoemde [slachtoffer]
(meermalen
) (met (veel) kracht
)in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft
/hebbengeslagen/gestompt en
/ofmet een mes
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp (een)stekende beweging
(en
)
naar/in de richting van die [slachtoffer] heeft
/hebbengemaakt.
en/of
hij op of omstreeks 26 juni 2015, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] (zijnde zijn, verdachtes, ex-echtgenote), van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam (been en/of oksel) te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Met betrekking tot parketnummer 05/841166-15, dat
1.
hij op
of omstreeks01 september 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, een vuurwapen van categorie III, te weten een gaspistool (merk Umarex, type Walther P88, kaliber 9 mm PAK), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks01 september 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een stroomstootwapen (model Thunder 947), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks01 september 2015 te Lent, gemeente Nijmegen, voorhanden heeft gehad 9 patronen (merk CBC type volmantel kal. .32)) en
/of5 patronen (type CS kal. 9 mm) en
/of10 patronen (type knal kal. 9 mm), zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met betrekking tot parketnummer 05/720136-15
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Met betrekking tot parketnummer 05/841166-15
Ten aanzien van feit 1:
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met een vuurwapen van categorie III.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met een wapen van categorie II.
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het primaire tenlastegelegde feit onder parketnummer 05/720136-15 en de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 05/841166-15 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten onder parketnummer 05/720136-15.
Wat betreft de feiten onder parketnummer 05/841166-15 is verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat het stroomstootwapen en een deel van de munitie niet van verdachte zijn, maar dat hij die slechts tijdelijk onder zich had. Bovendien was verdachte er niet van op de hoogte dat het voorhanden hebben strafbaar was. Voorts is verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij is benadrukt dat hij een centrale rol vervult in het leven van zijn dochter en dat hij zwaar gebukt gaat onder zijn slechte financiële omstandigheden. Een werkstraf is meer passend en daarnaast kan, zo nodig, een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 8 januari 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland van 27 januari 2016;
- een Pro Justitia rapport van dr. [deskundige] , klinisch psycholoog en gerechtelijk deskundige, van 3 februari 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder op het volgende gelet.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een telefoon van zijn ex-echtgenote waarbij hij fors geweld en dreiging met geweld tegen haar heeft gebruikt. Hij heeft [slachtoffer] , zijn ex-echtgenote, in haar eigen woning en deels in het bijzijn van hun zoon [getuige] , meermalen op het lichaam en gezicht geslagen en gestompt als gevolg waarvan zij haar neus heeft gebroken en blauwe plekken en kneuzingen heeft opgelopen. Ook heeft hij stekende bewegingen richting [slachtoffer] gemaakt en heeft hij haar zelfs, in ieder geval eenmaal, gestoken met een bloedende wond als gevolg. Dergelijk handelen van verdachte is zeer beangstigend voor het slachtoffer en getuigt van het ontbreken van respect voor de persoonlijke integriteit en goederen van een ander. In zijn algemeenheid heeft dergelijk handelen veelal een grote impact op het leven van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dit geldt temeer, nu het incident zich heeft afgespeeld in de woning van [slachtoffer] , wat een plek is waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Bovendien heeft hij haar op het trottoir voor haar woning achtergelaten terwijl het duidelijk was dat zij verwond was en mogelijk medische hulp nodig had.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan strafbaar bezit van wapens en munitie.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat uit zijn strafblad geen recente veroordelingen voor soortgelijke misdrijven blijken.
Verdachtes handelen rechtvaardigt een aanzienlijke gevangenisstraf. In de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank evenals de officier van justitie aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om hem in de toekomst te weerhouden van het begaan van strafbare feiten. Hierbij heeft de rechtbank mede betrokken dat verdachte en [slachtoffer] samen een zoon en een (minderjarige) dochter hebben en dat zij elkaar in de toekomst waarschijnlijk weer zullen treffen.
Gelet op de inhoud van het rapport van psycholoog [deskundige] , en dat van de Reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding om bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.
Verder ziet de rechtbank gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het bij verdachte ontbreken van een zinvolle dagbesteding aanleiding om hem, naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, een forse werkstraf op te leggen.
Alles afwegende zal de rechtbank, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte, verdachte veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
Ten aanzien van het beslag:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De verdediging heeft geen inhoudelijk standpunt ingenomen.
Met betrekking tot 05/720136-15
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het mes aan de rechthebbende, te weten aangeefster [slachtoffer] .
Met betrekking tot 05/841166-15
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welk het onder feiten 1, 2 en 3 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot 05/720136-15
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde onder het primair tenlastegelegde. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.831,03 wegens geleden materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2015. Mr. Pernot, advocaat te Wijchen, heeft namens de benadeelde partij de vordering toegelicht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevorderde vergoeding van medische kosten
(€ 31,03) toe te wijzen, het bedrag aan smartengeld te matigen tot € 1.000,- en het toe te kennen bedrag met de wettelijke rente te vermeerderen. Daarnaast vordert de officier van justitie de schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde totaalbedrag. De overige materiële schade is niet met stukken onderbouwd, zodat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarbij is nog aangevoerd dat de benadeelde partij weliswaar een vordering heeft ingediend, maar dat zij desalniettemin – als aangeefster – de wens te kennen heeft gegeven haar aangifte tegen verdachte in te trekken.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak voor het primair tenlastegelegde heeft de verdediging verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen. Verder heeft de verdediging naar voren gebracht dat de benadeelde partij zelf (deels) verantwoordelijk is voor de schade aan de inboedel. Daarnaast is de schade voor wat betreft de kleding niet met stukken onderbouwd. De waarde van de kleding staat niet vast. Voorts verzoekt de verdediging het bedrag aan smartengeld te matigen, aangezien de hoogte van het bedrag niet valt te rijmen met het gebeurde. Niet is gebleken dat zij twee steekwonden aan het incident heeft overgehouden. Verder heeft de benadeelde partij na het incident zelf aangegeven dat zij niet bang is voor verdachte, dat zij geen contactverbod wil en dat zij haar aangifte wilde intrekken. Tot slot wordt nog verzocht rekening te houden met de financiële positie van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De gevorderde materiële schade aan de kleding en aan goederen in de woning, ook nu deze niet met stukken nader is onderbouwd, komt de rechtbank redelijk voor en zal zij daarom begroten op een totaalbedrag van € 150,-. Er is geen inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde medische kosten van € 31,03. De rechtbank acht deze kosten voldoende onderbouwd en redelijk en wijst deze in zijn geheel toe. In zoverre wordt de gevorderde materiële schade toegewezen.
Het te vergoeden smartengeld zal de rechtbank naar billijkheid begroten op een bedrag van
€ 500,-. Bij het begroten is rekening gehouden met de ernst van het bij benadeelde partij aangedane leed, zoals volgt enerzijds uit de onderbouwing van de vordering, maar anderzijds uit de opstelling van de benadeelde partij na het gebeurde, waarvan een zekere relativering uitgaat. Zo dacht de benadeelde partij de zaak tegen verdachte te kunnen beëindigen door haar aangifte tegen verdachte bij de politie in te trekken. Verder staat niet vast dat de door benadeelde partij gestelde angstklachten enkel het gevolg zijn van dit incident.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 primair, bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 681,03 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals gevorderd vanaf 26 juni 2015.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank eveneens aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag vermeerderd met de wettelijke rente ten behoeve van genoemde benadeelde partij, vanaf 26 juni 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 91, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 26, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van
na te melden voorwaardevoor het einde van de proeftijd die op
twee jarenwordt bepaald:
- dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen.

Ten aanzien van het beslag:

Met betrekking tot 05/720136-15:
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan [slachtoffer] , te weten: een mes.
Met betrekking tot 05/841166-15:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 stroomstootwapen, merk Thunder 947 (nr. 1 beslaglijst van 11 januari 2016);
  • 1 magazijn/houder, merk Walther P88 (nr. 2 beslaglijst van 11 januari 2016);
  • 1 alarmpistool, merk Walther P88 (nr. 3 beslaglijst van 11 januari 2016);
  • 9 patronen, 8 mm (nr. 4 beslaglijst van 11 januari 2016);
  • 5 gas knalpatronen met cn gas (nr. 5 beslaglijst van 11 januari 2016);
  • 10 knalpatronen (nr. 6 beslaglijst van 11 januari 2016);
Naar aanleiding van de beslissing op de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer]
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 681,03 (zeshonderdeenentachtig euro en drie cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (voorzitter), mr. P.C. Quak en
mr. H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, Districtsrecherche Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal (PL0600-201530824), gesloten op 23 juli 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 februari 2016.
3.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 72 t/m 74.
4.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 34, proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 68, en proces-verbaal van aanhouding, p. 88.
5.Geneeskundige verklaring, p. 41.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 20-21
7.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , p. 73 en pag. 74.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11 en 12.
9.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 34, proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 68, en proces-verbaal van aanhouding, p. 88.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12, proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 144 en 146.
11.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pag. 73, tweede helft.
12.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, District Gelderland-Zuid opgemaakte proces-verbaal (PL0600-2015428554), gesloten op 4 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.