ECLI:NL:RBGEL:2016:1040

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
05/148525-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor zware mishandeling met een stuk glas tijdens een ruzie in Arnhem

Op 25 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2013 in Arnhem een persoon genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. De verdachte heeft tijdens een ruzie met een stuk glas de aangever in de rechter bovenarm gestoken, wat resulteerde in een diepe snijwond met zenuwletsel en blijvende gedeeltelijke uitval. Daarnaast heeft de verdachte de aangever in het gezicht gestoken terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangever en getuigen consistent zijn en ondersteund worden door medische gegevens. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en dat het letsel als zodanig moet worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht tot betaling van € 6.464,42 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/148525-14
Datum uitspraak : 25 februari 2016
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2013 te Arnhem aan een persoon genaamd [slachtoffer]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een diepe, grote snijwond in
de rechter bovenarm met zenuwletsel (en blijvende gedeeltelijke uitval) en/of
een diepe snijwond in de neus, welke doorloopt tot op het kraakbeen en
neustussenschot), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (stuk)
glas, althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, alhtans éénmaal
in de rechter bovenarm te steken en/of te snijden en/of - terwijl die [slachtoffer]
op de grond lag - meermalen, althans éénmaal in het gezicht te
steken en/of te snijden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 1 januari 2013 te Arnhem opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer] ), met een (stuk) glas, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal in de rechter bovenarm heeft
gestoken en/of gesneden en/of - terwijl die [slachtoffer] op de grond lag -
meermalen, althans éénmaal in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 januari 2013 is [slachtoffer] tijdens een ruzie in Arnhem met een stuk glas in zijn rechter bovenarm gestoken. [slachtoffer] viel op de grond en werd, terwijl hij nog op de grond lag, door diezelfde persoon in zijn gezicht gestoken. [2] Daarbij heeft hij het volgende letsel opgelopen: een diepe, grote snijwond in de rechter bovenarm met zenuwletsel (en blijvende gedeeltelijke uitval) en een diepe snijwond in de neus, welke doorloopt tot op het kraakbeen en neustussenschot. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat hij uit was met [getuige] in centrum van Arnhem. Daar (bij de blikken bioscoop) kwamen ze [betrokkene] tegen en kregen ruzie. Aangever en [betrokkene] zijn gaan vechten; er kwam een portier en politie bij en ze werden uit elkaar gehaald. Even later zijn aangever en [getuige] toch teruggelopen en kwam er bij Lumiere een groep mannen op hen af. Aangever herkende [betrokkene] en verdachte. Er ontstond een vechtpartij waarbij over en weer klappen vielen. Op een gegeven moment stond verdachte met glas in zijn hand en stak aangever daarmee in zijn arm en gezicht. [4] Volgens aangever stond hij toen hij zag dat verdachte iets in zijn hand had. Hij zag en voelde dat verdachte hem hiermee stak. De eerste keer was dwars door zijn jas heen in zijn rechter bovenarm. Aangever viel op de grond. De tweede keer dat verdachte aangever stak was in zijn gezicht toen hij op de grond lag. [5]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat aangever 1 januari 2013 bij café Van Dijk aan de Varkensstraat tegenover een jongen stond die [getuige] niet kende. Ze vielen elkaar tegelijk aan en sloegen elkaar met de vuist. De uitsmijter van café Van Dijk kwam eraan en aangever en [getuige] zijn weggelopen in de richting van Lumiere. Ter hoogte van bioscoop Euro Cinema kwam er een groepje mensen op hen toe lopen. Hij herkende twee jongens uit deze groep: [betrokkene] en [verdachte] . Getuige zag dat [verdachte] iets in zijn hand had; hij dacht dat het een mes was. Hij zag toen dat [verdachte] samen met twee jongens op aangever toe liep en dat aangever door hen werd aangevallen. Hij zag dat aangever op de grond viel en dat hij een paar keer tegen zijn borst werd getrapt. Terwijl aangever op de grond lag zag hij dat [verdachte] boven hem ging staan en een steekbeweging maakte met – wat hij dacht – het mes, in het gezicht van aangever. [6]
[betrokkene] heeft verklaard dat hij oudjaarsnacht 2012-2013 in Arnhem heeft doorgebracht bij café meneer van Dijk aan de Varkensstraat. Hij heeft verdachte wel langs zien lopen. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 januari 2013 uit was in Arnhem. Hij heeft toen [betrokkene] gezien bij café van Dijk aan de Varkensstraat. [8] Later hoorde hij mensen roepen “ruzie, ruzie”. Hij is daar naartoe gelopen en zag dat aangever aan het vechten was. Verdachte heeft alleen naar de vechtpartij gekeken maar daar niet aan deelgenomen.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van aangever en [getuige] deels worden ondersteund door de verklaringen van verdachte en [betrokkene] : ze waren die nacht uit in Arnhem. [betrokkene] verklaart dat hij in het café was waarover aangever sprak en verdachte heeft verklaard dat hij bij de tweede vechtpartij aanwezig was. Verder komen de verklaringen van aangever en [getuige] grotendeels met elkaar overeen en worden zij (voor wat betreft het toegebrachte letsel) ondersteund door de medische gegevens. De rechtbank ziet niet in waarom [getuige] in strijd met de waarheid zou verklaren. Te meer niet nu [getuige] ook belastend heeft verklaard over het aandeel van aangever in de eerste vechtpartij en hij niet heeft verklaard over het steken in de arm. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangever en [getuige] en acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is die het letsel bij aangever heeft toegebracht.
Het met een stuk glas steken in de bovenarm van een ander levert de aanmerkelijke kans op dat die ander een grote verwonding aan de arm oploopt, alwaar zich belangrijke pezen en spieren en slagaders bevinden. Het met een stuk glas steken in het gezicht van een ander levert de aanmerkelijke kans op dat die ander met dat glas in het gezicht wordt geraakt waardoor die ander ernstig letsel oploopt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de gedraging van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het raken van aangever met het glas in de arm en het gezicht dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze aanmerkelijk kans ook heeft aanvaard.
Het veroorzaakte letsel is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer als zwaar lichamelijk letsel te beschouwen. Er zijn meerdere operaties nodig geweest en het litteken in het gezicht is ingrijpend, ontsierend en van blijvende aard, terwijl daarnaast nog steeds sprake is van zenuwletsel in de arm.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks1 januari 2013 te Arnhem aan een persoon genaamd [slachtoffer]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een diepe, grote snijwond in
de rechter bovenarm met zenuwletsel (en blijvende gedeeltelijke uitval) en
/of
een diepe snijwond in de neus, welke doorloopt tot op het kraakbeen en
neustussenschot), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (stuk)
glas,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal
in de rechter bovenarm te steken en/of te snijden en
/of- terwijl die [slachtoffer]
op de grond lag -
meermalen, althans éénmaalin het gezicht te
steken
en/of te snijden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 december 2015; en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 15 juli 2015;
Tijdens het uitgaan komt verdachte aangever tegen en krijgen ze ruzie. Verdachte heeft daarbij met een stuk glas ter hand aangever in zijn bovenarm gestoken. Toen aangever vervolgens op de grond viel, is verdachte over hem heen gebogen en heeft hem met dat stuk glas ook in het gezicht gestoken. Nu, ruim 3 jaar later, ondervindt aangever daar nog last van. De zenuw in zijn arm is nog niet hersteld, en hij heeft grote littekens op zijn arm en in zijn gezicht.
Door zo te handelen heeft verdachte bij aangever ernstig letsel veroorzaakt met blijvende gevolgen.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld. De veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw een vergelijkbaar strafbaar feit te begaan.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat er reeds lange tijd is verstreken sinds de pleegdatum van het feit.
Blijkens de oriëntatiepunten voor straftoemeting wordt doorgaans voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met een wapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist. De officier van justitie heeft bij haar eis de straf die als uitgangspunt wordt genomen heeft verdubbeld, omdat er twee maal zwaar lichamelijk letsel is toegebracht: aan de arm en in het gezicht. Naar het oordeel van de rechtbank is echter sprake van één geweldsuitbarsting, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om de straf te verdubbelen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 9.513,79.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 1.011,79 aan materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat het eigen risico en medicijnen in totaal € 452,63 bedragen. De rechtbank gaat uit van een tel fout op pagina 1 van de bijlage 1 bij het Schadeopgaveformulier van € 2,=.
Verder is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op
€ 5.000,-.
De vordering wordt tot in totaal € 6.464,42 toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde rente is daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is voor wat betreft de reiskosten en medische kosten toewijsbaar vanaf 1 juli 2013 en voor wat betreft de overige kosten vanaf 1 januari 2013.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 6.464,42
(zesduizend vierhonderd vieren zestig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2013 voor wat betreft de reiskosten en medische kosten en vanaf 1 januari 2013 voor wat betreft de overige kosten tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL078H-2013043356, gesloten op 14 april 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 14, proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , p. 18 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 69.
3.Medische verklaring, p. 24.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 14.
5.Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] , p. 18.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 68 en 69.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene] , p. 80 en 81.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 77.