ECLI:NL:RBGEL:2015:983

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
05/740232-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor grootschalige hennepteelt en witwassen

Op 17 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen, die betrokken waren bij grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 4 tot 18 maanden, afhankelijk van hun rol in de hennepkwekerij. De hoofdverdachte, die een coördinerende rol vervulde, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in een pand in Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tussen april 2013 en oktober 2014. Tijdens een politie-inval op 21 oktober 2014 werden in totaal ongeveer 23.000 hennepplanten aangetroffen, evenals twee vuurwapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk handelden in strijd met de Opiumwet en dat er sprake was van een grote hoeveelheid hennep. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan witwassen van een geldbedrag van € 39.000,-, waarvan werd vastgesteld dat het afkomstig was uit misdrijf. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de hennepteelt een professionele opzet had en dat de verdachte een leidinggevende rol vervulde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden aan de hoofdverdachte, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De overige verdachten kregen ook gevangenisstraffen, afhankelijk van hun betrokkenheid bij de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740232-14
Datum zitting : 3 februari 2015
Datum uitspraak : 17 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. R.J. Verweij, advocaat te Nijmegen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand
april 2013 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe,
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]
) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk (telkens) aanwezig heeft gehad, een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30
gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe,
en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 2])
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 23.000,
namelijk 280 moederplanten en/of 17.388 hennepstekken in stellages en/of 5376
hennepstekken in dozen) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, een
wapen van categorie III, te weten een vuurwapen/pistool (merk Beretta, kaliber
6.35), en/of munitie van categorie III, te weten 21, althans een of meer
scherpe patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
4.
hij op of omstreeks 21 november 2012 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 3]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 492) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
5.
hij op of omstreeks 14 maart 2013 te Weurt, gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 4]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 315) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
6.
hij op of omstreeks 23 oktober 2014 te Nijmegen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk Remington, type Derringer, kaliber 357 magnum), en/of munitie van categorie III, te weten 10, althans een of meer (.38) patroon/patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
7.
hij in of omstreeks de periode van de maand april 2013 tot en met 31 oktober 2014,te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en) (en/of geldbedrag(en)), te weten 39.000 Euro, althans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemdingen/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet., terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk –afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 3 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.J. Verweij, advocaat te Nijmegen.
De officier van justitie, mr. M. van Nes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 oktober 2014 is in Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, in een pand aan de
[adres 2] een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. Op de begane grond stonden 280 moederplanten. Op de eerste verdieping stonden 17.388 hennepstekken in stellages. In een voertuig dat in het pand geparkeerd was, stonden 5.376 hennepstekken in dozen. [2] Van de moederplanten waren 224 stuks 20 weken oud en 56 moederplanten waren twee weken oud. [3] In het pand waren op de genoemde datum aanwezig: verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit in de periode van 21 april 2014 tot en met 20 oktober 2014 gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak geëist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 3] onbetrouwbaar zijn, omdat [medeverdachte 3] de rol van verdachte in de hennepkwekerij groter maakt om zichzelf buiten schot te houden. Verdachte had slechts een coördinerende rol in de hennepkwekerij en was meer een werknemer. De verklaringen van [medeverdachte 3] kunnen dus niet gebezigd worden als bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Gezien het feit dat de verklaringen van [medeverdachte 3] steun vinden in de bewijsmiddelen en gezien de omstandigheid dat [medeverdachte 3] in zijn verklaringen ook zichzelf belast, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 3]. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 3] dan ook mede bezigen als bewijs.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden:
- [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en hijzelf betrokken waren bij de kwekerij [5] . [verdachte] en zijn zonen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] regelden alles. [verdachte] heeft hem gevraagd stekken te rijden. [6] Op 21 oktober 2014 waren [medeverdachte 3] en zijn medeverdachten om 06.00 uur begonnen in de loods. [7] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat er per week 7.000 stekken uitgingen, dat [verdachte] de baas is en dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en hij slechts loopjongens waren. [8]
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij 5 à 6 maanden terug voor de eerste keer in de loods aan de [adres 2] te Dodewaard is geweest. De eerste keer was [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in de loods. [verdachte] kwam langs en zei wat ze moesten doen. Hij was de voorman. De keren erna was hij telkens met een aantal van de medeverdachten. Op het moment van aanhouding waren ze met zes man. Voordat de politie kwam waren ze stekjes aan het uitzoeken [9] . Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [verdachte] een soort aanspreekpunt was [10] .
- [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij het pand aan de [adres 2] destijds heeft gehuurd voor [verdachte] en dat [verdachte] hem maandelijks contant de huur en de verdere kosten bracht.
- Verdachte heeft verklaard dat hij aanspreekpunt van de andere jongens was in de hennepstekkenkwekerij. Hij kreeg hiervoor tussen de 3000,-- à 4000,-- per maand. Verdachte had een sleutel en maakte de loods open. Hij hield de planten in de loods bij. Hij betaalde de huur en de overige kosten maandelijks contant aan [betrokkene 1]. Hij heeft voornoemde werkzaamheden in de hennepstekkenkwekerij verricht gedurende een periode van ongeveer zes maanden voordat hij werd aangehouden op 21 oktober 2014 [11] .
De rechtbank acht gelet op vorenstaande een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten aanwezig. In de kwekerij werd hennep geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt. Op de dag van de inval, op 21 oktober 2014 waren verdachte en zijn medeverdachten ook aan het werk in de kwekerij. De rechtbank oordeelt derhalve, anders dan de officier van justitie, dat feit 2 eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot de vraag of de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep overweegt de rechtbank als volgt. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat een stek binnen 12 dagen gereed is en dat er per week 7.000 stekken uitgingen. Op de dag van de inval bevonden zich in de hennepstekkenkwekerij 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij, in de periode van
21april 2014 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk in een pand aan de [adres 2] heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, een groot aantal hennepplanten en delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde telkens hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2.
hij op 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal (in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en 17.388 hennepstekken in stellages en 5376 hennepstekken in dozen) hennepplanten en/of delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 oktober 2014 wordt in een pand aan de [adres 2] te Dodewaard een vuurwapen en een doosje patronen aangetroffen in een horizontale balk (op 3 meter hoogte), deel uitmakend van de staalconstructie van de loods vlak naast de meterkast in de hoek met een verticale balk [12] . Het vuurwapen betrof een doorgeladen pistool van het merk Beretta, kaliber 6.35. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. In het doosje patronen zaten 21 stuks munitie, type volmantel, kaliber 9x19 mm Luger van het merk CBC. Dit is munitie in de zin van artikel 1, onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie. [13] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is betoogd dat hij dient te worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde. Verdachte ontkent dat het gevonden wapen van hem is. De verklaring van [medeverdachte 3] is onbetrouwbaar en verder bevindt zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals reeds door de rechtbank onder feit 1 en 2 is overwogen heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 3]. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 3] dan ook mede bezigen als bewijs.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden:
-[medeverdachte 3] heeft aan de politie gemeld dat er in de loods een wapen aanwezig was, omdat hij vond dat een wapen niet kon. Volgens [medeverdachte 3] was het wapen van de oudste Leestemaker (rechtbank: zijnde verdachte). [medeverdachte 3] had gezien dat het wapen werd weggelegd [14] .
- Verbalisanten hebben op dinsdag 21 oktober 2014 een onderzoek ingesteld op het adres [adres 2] te Dodewaard. Nadat verbalisanten hard hadden geroepen dat zij van de politie waren en de roldeur opengemaakt moest worden, hoorden zij dat iemand in de loods riep: ”ze komen naar binnen”. Verbalisant Kalkers hoorde dat er iets metaalachtigs op de grond werd gelegd. Na 5 minuten werden de roldeuren opengedaan en werd onder meer verdachte aangehouden [15] .
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad en deze heeft verborgen toen de politie kwam.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
3.
hij op 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, een
wapen van categorie III, te weten een vuurwapen/pistool (merk Beretta, kaliber
6.35), en munitie van categorie III, te weten 21 scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder feit 4 tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor feit 4, nu er in het dossier geen direct bewijs aanwezig is dat verdachte betrokkenheid had bij deze hennepkwekerij. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 4 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het onder feit 5 tenlastegelegde [16]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 maart 2013 werd in Weurt, gemeente Nijmegen, een hennepkwekerij van in totaal ongeveer 315 planten aangetroffen. [17] Verdachte was in het pand toen de politie aankwam. In het pand waren tevens aanwezig de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4]. [18]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde feit. Niet is gebleken van enige heerschappij of zeggenschap over de hennepkwekerij. De verdachte wist weliswaar dat er een hennepkwekerij in het pand aanwezig was geweest, maar hem was gevraagd om op te ruimen. Daarbij ging verdachte ervan uit dat de hennepkwekerij zelf al was ontmanteld en hij slechts ‘restspullen’ moest opruimen.
Beoordeling door de rechtbank
Op het moment dat de politie bij de loods kwam, was de toegangsdeur gesloten. [19] De ruimte waar de agenten binnen kwamen, liep door tot de achterzijde van de loods. Er stonden meerdere kartonnen dozen opgestapeld. De bovenste doos was deels geopend. De agenten zagen dat deze doos gevuld was met hennepstekken in steenwolblokjes.
De linker ruimte van de loods was opgedeeld in meerdere ruimten. Het voorste deel van de ruimte stond vol met materialen, waaronder een grote hoeveelheid gebruikte en ongebruikte plantenbakken, stekbakken, koolstoffilters, slakkenhuizen, assimilatielampen, elektriciteitsmateriaal en schakelmateriaal. Ook stond er een droogtent in de ruimte met een zwaar vervuilde koolstoffilter. Op de bodem waren gedroogde plantenresten zichtbaar. In de loods was een ruimte gecreëerd door middel van gipsplaten. De vloer van deze ruimte was voorzien van zwart folie. In de ruimte stonden blauwe watertonnen waarin tuinslangen en pompen lagen en op de tafel lagen knipschaartjes [20] . Tegen de achterwand van de ruimte stonden drie wandkasten, waarvan twee kasten afgedicht waren met purschuim. De rechterkast stond nog een stukje open. De verbalisant zag een fel licht in de kast. Hier achter troffen de verbalisanten een in werking zijnde kweekruimte met hennepstekken aan. Na opening van de linker kast werd eveneens een in werking zijnde kweekruimte met hennepstekken aangetroffen. Op de vliering werd een inwerking zijnde kweekruimte aangetroffen met 315 moeder planten. [21] Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat daar een hennepkwekerij heeft gezeten [22] .
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, niet aannemelijk dat verdachte en zijn medeverdachten enkel in de loods aanwezig waren om op te ruimen. De hennepkwekerij was in werking en de attributen daarvoor waren duidelijk zichtbaar. De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten op 14 maart 2013 de genoemde hoeveelheid hennep voorhanden hebben gehad.
Ten aanzien van de vraag of dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid, overweegt de rechtbank als volgt. In de loods zijn in totaal ongeveer 315 hennepplanten aangetroffen. In artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit (Besluit van 9 december 2002,
stb. 624, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 29 oktober 2012,
stb.550, i.w.tr. op 8 januari 2013) wordt bepaald dat als grote hoeveelheid onder meer moet worden beschouwd 200 hennepplanten. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid hennep.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
5.
hij op 14 maart 2013 te Weurt, tezamen en in vereniging met anderen, (in een pand aan de [adres 4]) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal in totaal ongeveer 315 hennepplanten en/of delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
Ten aanzien van het onder feit 6 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte zoals bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname p. 5041.
- Het proces-verbaal van Wet Wapens en Munitie p. 5251.
- De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2015.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
6.
hij op 23 oktober 2014 te Nijmegen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Remington, type Derringer, kaliber357 magnum), en
/ofmunitie van categorie III, te weten 10, (.38)patronen, voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder feit 7 tenlastegelegde [23]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 7 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het aan verdachte onder 7 tenlastegelegde feit.
De verklaring van [medeverdachte 3] kan niet worden gebruikt omdat deze onbetrouwbaar is en het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen die een bewezenverklaring van dit feit zouden rechtvaardigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij voor verdachte een geldbedrag van € 39.000,- in zijn woning heeft gelegd. Het geld lag in een blik in de kelder, achter twee dozen met oranje kerstballen. Het geld zou ingemetseld worden. Dit geld heeft verdachte een week voordat ze aangehouden werden gebracht. De vrouw van [medeverdachte 3] weet hier niets van, aldus [medeverdachte 3]. Als het geld er niet meer is, is het in bezit van [getuige 1]. [24] Verdachte wilde het geld bij hem thuis neerleggen omdat het geld intern gestolen werd bij verdachte thuis. Verdachte heeft ook tegen [medeverdachte 3] verteld dat het geld was, wanneer verdachte opgepakt zou worden, hij weer opnieuw kon beginnen. [25]
Getuige [getuige 2] (de vrouw van [medeverdachte 3]) heeft verklaard dat [getuige 1] (de ex vrouw van verdachte) op 21 oktober 2014 haar heeft gezegd dat er nog geld in haar woning aan de [adres 5] te Nijmegen lag maar dat zij dat niet wist. Zij werd vervolgens die dag gebeld door [getuige 1], die zei dat ze het geld wilde. [getuige 1] zei dat het geld in de kelder zou liggen. Volgens [getuige 1] was er een gat in de muur geboord waar het geld ingemetseld zou moeten zijn. Dit zou nog moeten gebeuren volgens [getuige 1]. [getuige 1] zei dat het geld in een blik zou moeten zitten. Drie minuten later belde [getuige 1], die zei : “Jij hebt dat geld. Wij willen dat geld”. Ze kwamen desnoods de deur intrappen om dat geld op te halen. [getuige 2] heeft verklaard dat haar zoon [betrokkene 2] op 22 oktober 2014 heeft gezocht en het blik met geld heeft gevonden. Zij heeft met [betrokkene 2] het geld in een plastic tas gedaan. Zij hebben het geld niet geteld. [getuige 1] heeft haar verteld dat het ongeveer € 40.000,- tot € 60.000,- betrof. [betrokkene 2] is het geld gaan wegbrengen naar [getuige 1] in de woning van verdachte aan de [adres 1] en zij is achter hem aangelopen. [26]
Beoordeling door de rechtbank
Gezien het feit dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 2] en de omstandigheid dat [medeverdachte 3] in zijn verklaring ook zichzelf belast heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 3]. De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte 3] dan ook mede bezigen als bewijs.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte aan hem heeft gevraagd om een geldbedrag van € 39.000,- bij [medeverdachte 3] thuis te verstoppen [27] . Verdachte heeft geen legale bron van inkomsten en heeft geen verklaring gegeven over waar hij dit geld vandaan heeft [28] . Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte samen met [medeverdachte 3] in de hennepteelt actief was. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het geld dat verdachte aan [medeverdachte 3] heeft gegeven middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig is en dat verdachte en [medeverdachte 3] dit hebben geweten. Doordat verdachte dit geld vervolgens aan [medeverdachte 3] heeft gegeven met het verzoek dit te verstoppen heeft verdachte samen met [medeverdachte 3] de werkelijke aard, herkomst en vindplaats van het geld verborgen en/of overgedragen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
7.
hij in de periode van de maand 14 oktober 2014 tot en met 21 oktober 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander
vaneen geldbedrag, te weten 39.000,00 Euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, heeft verborgen en/of heeft overgedragen , terwijl hij en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd .
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Ten aanzien van feit 5 :
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Ten aanzien van feit 3 en 6 telkens:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 7
Witwassen.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1, 3, 5, 6 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is betoogd dat de door de officier van justitie geëiste straf dient te worden gematigd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 december 2014; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 29 december 2014, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan medeplegen van grootschalige hennepteelt en het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep. Verdachte heeft aldus een aandeel geleverd in de verspreiding van verdovende middelen. Gelet op de organisatie en omvang van de hennepstekkenkwekerij, kan gesproken worden van een professionele opzet waarbij verdachte in ieder geval een coördinerende en leidinggevende rol had. Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Verdachte is gegaan voor het financiële gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat bij hennepteelt van enige omvang grote winsten worden behaald. Winsten die via witwassen in het legale circuit worden gebracht en daarmee grote schade berokkenen aan het maatschappelijk economische verkeer. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een groot geldbedrag.
Voorts zijn twee vuurwapens aangetroffen. De rechtbank rekent ook dit verdachte zwaar aan. De hennepcriminaliteit heeft zich ontwikkeld tot professionele georganiseerde criminaliteit waarin zwaar geweld niet wordt geschuwd. De omstandigheid dat verdachte in het bezit is van twee vuurwapens met munitie onderstreept dat nog eens.
Hoewel de rechtbank één feit meer bewezenverklaard dan door de officier van justitie is betoogd ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft hierbij onder meer in aanmerking genomen de duur van de bewezenverklaarde periode en de strafmaat die in soortgelijke gevallen wordt opgelegd bij grootschalige professionele hennepteelt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.

7.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geld toebehoort aan de verdachte en aan verdachte zal moeten worden teruggegeven, nu niet is komen vast te staan dat verdachte de door hem gepleegde feiten met behulp van het inbeslaggenomen geld heeft gepleegd en evenmin dat het inbeslaggenomen geldbedrag afkomstig is uit strafbare feiten.
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een pistool (merk Remington, type Derringer, kaliber 357 magnum);
- munitie, namelijk 10 (.38) patronen;
- een pistool (merk Beretta, kaliber 6.35);
- munitie, namelijk 21 scherpe patronen,
dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36c, 47, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet en 26, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.

9.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 4 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten
€ 1904,-- aan de veroordeelde.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een pistool (merk Remington, type Derringer, kaliber 357 magnum);
- munitie, namelijk 10 (.38) patronen;
- een pistool (merk Beretta, kaliber 6.35);
- munitie, namelijk 21 scherpe patronen.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. C.H.M. Pastoors, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 1 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2014103226, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 29 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 1023.
3.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1050.
4.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1052-1053.
5.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] p. 1178.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 1180
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 1175.
8.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 1180.
9.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], p. 1136 t/m 1138.
10.Een proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1], p. 1121.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2015.
12.Proces-verbaal bevindingen p.1029.
13.Proces-verbaal wet wapens en munitie, p.1031.
14.Proces-verbaal bevindingen p. 1030.
15.Proces-verbaal bevindingen p. 1026.
16.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 3 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Midden, Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2012116183, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 30 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4013 t/m 4015.
18.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2015.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4013, 5e alinea.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4014, 3e t/m 5e alinea .
21.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4014, laatste alinea en p. 4015 en een proces-verbaal van bevindingen, p. 4022
22.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2015.
23.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 2 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2014.3012.0824, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 30 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
24.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] zaaksdossier 1. p.1189, laatste alinea.
25.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 2107, 1e en 3e alinea.
26.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 2029, 3’, 4e 5e en 6e alinea.
27.Een proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] p.1189.
28.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2015.