ECLI:NL:RBGEL:2015:982

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
05/740236-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor grootschalige hennepteelt en witwassen

Op 17 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen die betrokken waren bij grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van april 2013 tot en met oktober 2014 in Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, opzettelijk hennepplanten hebben geteeld en bewerkt in een kwekerij. Tijdens de inval op 21 oktober 2014 werden in totaal ongeveer 23.000 hennepplanten aangetroffen, waaronder 280 moederplanten en 17.388 hennepstekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachten, tezamen en in vereniging, handelden in strijd met de Opiumwet, waarbij het feit betrekking had op een grote hoeveelheid hennep.

De rechtbank heeft de rol van de verdachten in de kwekerij beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van vier maanden aan de hoofdverdachte op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gangbare straffen in soortgelijke zaken. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van hennepteelt voor de volksgezondheid en de maatschappelijke gevolgen van dergelijke criminele activiteiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740236-14
Datum zitting : 3 februari 2015
Datum uitspraak : 17 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
raadsman : mr. C.G.M. van Rossum, advocaat te Bemmel.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand april 2013 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk (telkens) aanwezig heeft gehad, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 23.000, namelijk, 280 moederplanten en/of 17.388 hennepstekken in stellages en/of 5376 hennepstekken in dozen) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 3 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. C.G.M. van Rossum, advocaat te Bemmel.
De officier van justitie, mr. M. van Nes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 oktober 2014 is in Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, in een pand aan de
[adres 2] een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. Op de begane grond stonden 280 moederplanten. Op de eerste verdieping stonden 17.388 hennepstekken in stellages. In een voertuig dat in het pand geparkeerd was, stonden 5.376 hennepstekken in dozen. [2] Van de moederplanten waren 224 stuks 20 weken oud en 56 moederplanten waren twee weken oud. [3] In het pand waren op dat moment aanwezig: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit in de periode van 21 april 2014 tot en met 20 oktober 2014 gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak geëist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de hoeveelheid planten die is aangetroffen op het moment dat verdachte op 21 oktober 2014 is aangehouden in de hennepstekkenkwekerij aan de [adres 2] te Dodewaard niets zegt over de hoeveelheid planten die in de periode daarvoor in de kwekerij heeft gestaan. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het bestandsdeel ‘grote hoeveelheid’ voor de periode vóór de aanhouding. De bewezen te verklaren periode dient gezien de verklaring van verdachte beperkt te blijven tot een periode van ongeveer twee weken. In navolging van de officier van justitie heeft de verdediging vrijspraak voor feit 2 bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank betrekt bij haar oordeel de navolgende feiten en omstandigheden:
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij drie keer naar de loods moest om daar schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. De eerste keer dat hij er kwam zag hij wietplanten staan. Verder heeft hij verklaard dat hij op 21 oktober 2014 met de grijze bus van zijn broer [medeverdachte 5] is gekomen, [medeverdachte 5] reed.
- [medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 5], [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en hijzelf, betrokken waren bij de kwekerij [5] . Op 21 oktober 2014 waren [medeverdachte 4] en zijn medeverdachten om 06.00 uur begonnen in de loods. [6] [medeverdachte 4] heeft verklaard dat een stek binnen 12 dagen gereed is en er per week 7.000 stekken uitgingen. [7]
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij 5 à 6 maanden terug voor de eerste keer in de loods aan de [adres 2] te Dodewaard is geweest. De eerste keer in de loods was [medeverdachte 1] met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3]. De tweede keer, twee à drie weken later, was hij in de loods met [medeverdachte 5], [verdachte] en [medeverdachte 3]. Op 21 oktober 2014 waren ze met zes en hadden ze stekjes uitgezocht tot de politie kwam [8] . Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [medeverdachte 4] vaak mee ging met [medeverdachte 2] en hij in de loods werkte met [verdachte], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] [9] .
- [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij ongeveer twee keer in de week in de hennepstekkenkwekerij kwam en hij per keer € 100,- contant kreeg. Ook heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij de ene keer met 2 andere personen en de andere keer met 3 personen in de loods was. Op de dag van zijn aanhouding kwam hij als passagier van de grijze bus mee die in de loods stond [10] .
Uit bovengenoemde verklaringen van de medeverdachten leidt de rechtbank af dat verdachte met meerdere medeverdachten heeft samengewerkt in de periode van 21 april 2014 tot en met 21 oktober 2014 en werkzaamheden in de hennepstekkenkwekerij heeft verricht, bestaande uit het uitzoeken van stekken. In deze kwekerij werd hennep geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt. De rechtbank acht gelet op vorenstaande een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten aanwezig. Op de dag van de inval, op 21 oktober 2014 waren verdachte en zijn medeverdachten aan het werk in de kwekerij. De rechtbank oordeelt derhalve, anders dan de officier van justitie, dat feit 2 eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden
Met betrekking tot de grote hoeveelheid overweegt de rechtbank als volgt. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat een stek binnen 12 dagen gereed is en dat er per week 7.000 stekken uit gingen.
Op de dag van de inval bevonden zich in de hennepkwekerij 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep.
Gelet hierop heeft de rechtbank op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging
dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij, in de periode van
21april 2014tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk in een pand aan de [adres 2] heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, een groot aantal hennepplanten en delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2.
hij op 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en 17.388 hennepstekken in stellages en 5376 hennepstekken in dozen hennepplanten en/of delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is betoogd dat de door de officier van justitie geëiste straf dient te worden gematigd. Daarbij is betoogd dat een deels voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd en dat het onvoorwaardelijke deel van de straf gelijk zou moeten zijn aan de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 december 2014; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Iriszorg, d.d. 29 december 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is gedurende een periode van een half jaar betrokken geweest bij grootschalige hennepteelt Op de dag van de aanhouding waren er 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken aanwezig. Gelet op de wijze waarop het geheel werd georganiseerd en de omvang van de hennepstekkenkwekerij, kan gesproken worden van een professionele opzet.
Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij hennepteelt van enige omvang grote winsten worden behaald. Winsten die via witwassen in het legale circuit worden gebracht en daarmee grote schade berokkenen aan het maatschappelijk economische verkeer.
Verdachte is gegaan voor het financiële gewin. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Hoewel de rechtbank een feit meer bewezenverklaard dan door de officier van justitie is betoogd ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat zij verdachte een minder beduidende rol in de hennepkwekerijen toebedeelt dan door de officier van justitie is gekenschetst. De rol van verdachte bestond uit het verrichten van werkzaamheden in de hennepstekkenkwekerij. De bewijsmiddelen bieden onvoldoende steun voor het aannemen van een coördinerende of leidinggevende rol van verdachte in de kwekerij. Voorts houdt de rechtbank bij bepaling van de strafmaat rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden in een grootschalige hennep(stekken)kwekerij.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. H.P.M. Kester-Bik (voorzitter), mr. J. Barrau en mr. C.H.M. Pastoors, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Croes, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 1 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [medeverdachte 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2014103226, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 29 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 1023.
3.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1050.
4.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1052-1053.
5.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4] p. 1178.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], p. 1175.
7.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 4], p. 1180.
8.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], p. 1136 t/m 1138.
9.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], p 1134 en 1135.
10.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] p. 1159 en 1160.