ECLI:NL:RBGEL:2015:978

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
17 februari 2015
Zaaknummer
05/740237-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor grootschalige hennepteelt en witwassen

Op 17 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen die betrokken waren bij grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 4 tot 18 maanden, afhankelijk van hun rol in de hennepkwekerij. Twee van de mannen zijn ook veroordeeld voor witwassen, terwijl één man bovendien in bezit was van twee wapens en munitie. De zaak kwam aan het licht na een inval op 21 oktober 2014 in Dodewaard, waar een hennepstekkenkwekerij werd aangetroffen met duizenden hennepplanten en -stekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk handelden in strijd met de Opiumwet, waarbij de feiten betrekking hadden op een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank achtte de samenwerking tussen de verdachten bewezen en concludeerde dat de hennepteelt professioneel georganiseerd was. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten bij het bepalen van de straffen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740237-14
Datum zitting : 03 februari 2015
Datum uitspraak : 17 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
raadsman : mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand april 2013 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in een pand aan de [adres 1]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk (telkens) aanwezig heeft gehad, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 1]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en/of 17.388 hennepstekken in stellages en/of 5376 hennepstekken in dozen) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
3.
hij op of omstreeks 14 maart 2013 te Weurt, gemeente Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 315) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 03 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 oktober 2014 is in Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, in een pand aan de
[adres 1] een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. Op de begane grond stonden 280 moederplanten. Op de eerste verdieping stonden 17.388 hennepstekken in stellages. In een voertuig dat in het pand geparkeerd was, stonden 5.376 hennepstekken in dozen. [2] Van de moederplanten waren 224 stuks 20 weken oud en 56 moederplanten waren twee weken oud. [3] In het betreffende pand waren op de genoemde datum aanwezig: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit in de periode van 21 april 2014 tot en met 20 oktober 2014 gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat slechts bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 21 april 2014 tot en met 20 oktober 2014 hand- en spandiensten heeft verricht in de kwekerij. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging verzocht om de officier van justitie te volgen in zijn vordering tot vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij vijf of zes maanden geleden voor het eerst werkzaamheden in de hennepstekkenkwekerij heeft verricht. In totaal is hij vijf keer in de kwekerij geweest. Hij zocht de planten uit. [verdachte] ontving daarvoor een bedrag van € 50,- per dag. Als hij zelf met de auto kwam dan kreeg hij daarvoor een reiskostenvergoeding van € 25,-. [5]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij en de anderen die op 21 oktober 2014 in de kwekerij aanwezig waren, stekken uitzochten. [6] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat op 21 oktober 2014 alle aangetroffen personen (waaronder [verdachte]) om 06.00 uur begonnen waren met werken in de loods. [7]
De rechtbank acht derhalve bewezen dat [verdachte] in de periode van november 21 april 2014 tot en met 21 oktober 2014 met meerdere personen in de hennepkwekerij heeft gewerkt.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten aanwezig. In de kwekerij werd hennep geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt. Op de dag van de inval, op 21 oktober 2014 waren [verdachte] en zijn medeverdachten ook aan het werk in de kwekerij. De rechtbank oordeelt derhalve, anders dan de officier van justitie, dat feit 2 eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot de vraag of de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep, overweegt de rechtbank als volgt. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat een stek binnen 12 dagen gereed is. Er gingen per week 7.000 stekken uit. [8] Op de dag van de inval bevonden zich in de hennepstekkenkwekerij 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij, op tijdstippen, in de periode van de maand november 2013 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk in een pand aan de [adres 1] heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde telkens hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2.
hij op 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een pand aan de [adres 1] heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en 17.388 hennepstekken in stellages en 5376 hennepstekken in dozen hennepplanten en delen daarvan van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde [9]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 14 maart 2013 werd in een loods in Weurt, gemeente Nijmegen, een hennepkwekerij van in totaal ongeveer 315 planten aangetroffen. [10] In de kwekerij waren op dat moment aanwezig: verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2]. [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde feit. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wetenschap had van wat zich in de loods bevond. Verdachte had geen hennep geroken. Daarbij is niet gebleken dat verdachte enige heerschappij of zeggenschap over deze kwekerij had.
Beoordeling door de rechtbank
Op het moment dat de politie bij de loods aan kwam, was de toegangsdeur gesloten. [12] In de loods was een nieuwe wand gecreëerd, waardoor twee ruimten waren ontstaan. De ruimte waar de agenten binnen kwamen, liep door tot de achterzijde van de loods. Er stonden meerdere kartonnen dozen opgestapeld. De bovenste doos was deels geopend. De agenten zagen dat deze doos gevuld was met hennepstekken in steenwolblokjes.
De linker ruimte van de loods was opgedeeld in meerdere ruimten. Het voorste deel van de ruimte stond vol met materialen, te weten een grote hoeveelheid gebruikte en ongebruikte plantenbakken, stekbakken, koolstoffilters, slakkenhuizen, assimilatielampen, elektriciteitsmateriaal en schakelmateriaal. Ook stond er een droogtent met een zwaar vervuilde koolstoffilter. Op de bodem waren gedroogde plantenresten zichtbaar. In de loods was een ruimte gecreëerd door middel van gipsplaten. De vloer van deze ruimte was voorzien van zwart folie. Op de tafel lagen knipschaartjes en er stonden blauwe watertonnen waarin tuinslangen en pompen lagen. [13] Tegen de achterwand van de ruimte stonden drie wandkasten, waarvan twee kasten afgedicht waren met purschuim. De rechterkast stond nog een stukje open. De verbalisant zag een fel licht in de kast. Hier achter troffen de verbalisanten een in werking zijnde kweekruimte met hennepstekken aan. Na opening van de linker kast werd eveneens een in werking zijnde kweekruimte met hennepstekken aangetroffen. Op de vliering werd een inwerking zijnde kweekruimte aangetroffen met 315 moeder planten. [14]
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande, niet aannemelijk dat verdachte en de medeverdachten enkel in de loods aanwezig waren om op te ruimen. De kwekerij was in werking en de attributen daarvoor waren duidelijk zichtbaar. De rechtbank heeft de overtuiging dat [verdachte] op de hoogte was van de kwekerij. De rechtbank acht derhalve bewezen dat [verdachte] en zijn medeverdachten op 14 maart 2013 de genoemde hoeveelheid hennep voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de vraag of dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid, overweegt de rechtbank als volgt. In de loods zijn in totaal ongeveer 315 hennepplanten aangetroffen. In artikel 1 lid 2 Opiumwetbesluit (Besluit van 9 december 2002,
stb. 624, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 29 oktober 2012,
stb.550, i.w.tr. op 8 januari 2013) wordt bepaald dat als grote hoeveelheid onder meer moet worden beschouwd 200 hennepplanten. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid hennep.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
14 maart 2013 te Weurt, gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand aan de [adres 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal in totaal ongeveer 315 hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van:‘opzettelijk handelen in strijd met in het in artikel 3 B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van:‘opzettelijk handelen in strijd met in het in artikel 3 B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel’
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van:‘opzettelijk handelen in strijd met in het in artikel 3 C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel’
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie disproportioneel is.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 december 2014;
 een rapportage van Reclassering Nederland (schorsing/raadkamer) d.d. 4 november 2014, betreffende verdachte;
 een rapportage van Reclassering Nederland (rechtszitting) d.d. 6 januari 2015, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is gedurende een periode van zes maanden betrokken geweest bij het telen, bereiden, bewerken en verwerken van een groot aantal hennepplanten en delen daarvan.
Op de dag van de aanhouding waren er 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken aanwezig. Gelet op de wijze waarop het geheel georganiseerd werd en de omvang van de hennepstekkenkwekerij, kan gesproken worden van een professionele opzet. Daarnaast heeft verdachte in een andere hennepkwekerij een hoeveelheid van 315 hennepplanten en delen daarvan voorhanden gehad.
Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij hennepteelt van enige omvang grote winsten worden behaald. Winsten die via witwassen in het legale circuit worden gebracht en daarmee grote schade berokkenen aan het maatschappelijk economische verkeer.
Verdachte is gegaan voor het financiële gewin. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Hoewel de rechtbank één feit meer bewezenverklaart dan door de officier van justitie is betoogd ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat zij verdachte een beduidend kleinere rol toebedeelt dan door de officier van justitie is gekenschetst. Voorts houdt de rechtbank bij bepaling van de strafmaat rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden in een grootschalige hennep(stekken)kwekerij.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp:
- een geldbedrag ter hoogte van € 920,-
aan verdachte moeten worden teruggegeven nu niet is gebleken dat dit afkomstig is uit enig misdrijf.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp:
- een Opel Vivaro
onthoudt de rechtbank zich van een beslissing nu de officier van justitie ter terechtzitting heeft aangegeven dat deze auto niet onder verdachte in beslag is genomen.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van € 920,- aan veroordeelde.
Aldus gewezen door:
mr. J. Barrau (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. C.H.M. Pastoors, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2015.
Mr. C.H.M. Pastoors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 1 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2014103226, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 29 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 1023.
3.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1050.
4.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1052-1053.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 februari 2015.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1127, laatste alinea en p. 1128, 1e alinea.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 1175, 1e alinea.
8.Een proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3], p. 1181, 3 na laatste alinea.
9.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 3 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de regiopolitie Gelderland-Midden, Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2012116183, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 30 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4013-4015.
11.Een proces-verbaal van aanhouding, p. 4018, onder: ‘bevindingen’.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4013, 5e alinea.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4014, 3e t/m 5e alinea.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 4014, laatste alinea, p. 4015 en een proces-verbaal van bevindingen, p. 4022.