ECLI:NL:RBGEL:2015:970

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
16 februari 2015
Zaaknummer
05/740234-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes mannen voor grootschalige hennepteelt en witwassen

Op 17 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes mannen die betrokken waren bij grootschalige hennepteelt. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 4 tot 18 maanden, afhankelijk van hun rol in de hennepteelt. Twee van de mannen zijn ook veroordeeld voor witwassen, terwijl één man daarnaast nog een straf kreeg voor het in bezit hebben van wapens en munitie. De zaak kwam aan het licht na een inval op 21 oktober 2014 in Dodewaard, waar een hennepstekkenkwekerij werd aangetroffen met duizenden hennepplanten en stekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk handelden in strijd met de Opiumwet en dat de feiten betrekking hadden op een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank achtte de samenwerking tussen de verdachten bewezen en concludeerde dat zij zich schuldig hadden gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/740234-14
Datum zitting : 03 februari 2015
Datum uitspraak : 17 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
raadsvrouw : mr. N.J.C. Spapen, advocaat te Zaltbommel.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van de maand april 2013 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk (telkens) aanwezig heeft gehad, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde (telkens) hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 2]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en/of 17.388 hennepstekken in stellages en/of 5376 hennepstekken in dozen) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
3.
hij in of omstreeks de periode van de maand april 2013 tot en met 31 oktober 2014, te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en) (en/of geldbedrag(en)), te weten 39.000,00 Euro, althans een geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
4.
hij op of omstreeks 21 november 2012 te Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een pand aan de [adres 3]) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een groot aantal (in totaal ongeveer 492) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 03 februari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. N.J.C. Spapen, advocaat te Zaltbommel.
De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 oktober 2014 is in Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, in een pand aan de
[adres 2] een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. Op de begane grond stonden 280 moederplanten. Op de eerste verdieping stonden 17.388 hennepstekken in stellages. In een voertuig dat in het pand geparkeerd was, stonden 5.376 hennepstekken in dozen. [2] Van de moederplanten waren 224 stuks 20 weken oud en 56 moederplanten waren twee weken oud. [3] In het betreffende pand waren op de genoemde datum aanwezig: verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5]. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit in de periode van 28 november 2013 tot en met 20 oktober 2014 gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat slechts bewezen kan worden dat verdachte stekjes heeft vervoerd in de periode van 28 november 2013 tot en met 20 oktober 2014. Voor de overige handelingen alsmede voor de overige periode bevindt zich onvoldoende bewijs in het dossier.
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij in de periode van november 2013 tot mei 2014 klusjes verrichtte in de kwekerij. Vanaf mei 2014 heeft [verdachte] hennepstekjes vervoerd en bezorgd. [verdachte] kwam in de periode vanaf november 2013 tot en met 21 oktober 2014 twee keer per week in de kwekerij. Van november 2013 tot mei 2014 maakte [verdachte] schoon en haalde hij diverse goederen op, zoals bijvoorbeeld gipsplaten. Deze gipsplaten werden gebruikt om wanden of schuttingen in de kwekerij te herstellen. [5]
[verdachte] heeft verklaard dat hij meehielp de stekjes uit te zoeken. [6]
De rechtbank concludeert hieruit dat [verdachte] vanaf het begin van zijn werkzaamheden wist dat hij werkzaamheden verrichtte voor een hennepstekkenkwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij hiermee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het onderhoud van het pand en werkzaamheden verricht in en ten behoeve van de hennepstekkenkwekerij.
[verdachte] ontving voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 125,- per dag van [medeverdachte 2]. [7] [verdachte] heeft verklaard dat alle zes personen die zijn aangehouden, betrokken waren bij de kwekerij. [8] [medeverdachte 2] was de baas van de kwekerij. [9] [verdachte] heeft voorts verklaard dat hij en zijn medeverdachten op 21 oktober 2014 om 06.00 uur waren begonnen met werken in de loods. [10]
De rechtbank acht derhalve bewezen dat [verdachte] in de periode van november 2013 tot en met 21 oktober 2014 met meerdere personen in de hennepstekkenkwekerij heeft gewerkt.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten aanwezig. In de kwekerij werd hennep geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt. Op de dag van de inval, op 21 oktober 2014 waren [verdachte] en zijn medeverdachten ook aan het werk in de kwekerij. De rechtbank oordeelt derhalve, anders dan de officier van justitie, dat feit 2 eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot de vraag of de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte] heeft verklaard dat een stek binnen 12 dagen gereed is. Er gingen per week 7.000 stekken uit. [11] Op de dag van de inval bevonden zich in de hennepstekkenkwekerij 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de feiten betrekking hebben op een grote hoeveelheid hennep.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij, op tijdstippen, in de periode van de maand november 2013 tot en met 20 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk in een pand aan de [adres 2] heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en delen daarvan, van een materiaal bevattende hennep, zijnde telkens hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
2.
hij op 21 oktober 2014 te Dodewaard, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een pand aan de [adres 2] heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal in totaal ongeveer 23.000, namelijk 280 moederplanten en 17.388 hennepstekken in stellages en 5376 hennepstekken in dozen hennepplanten en delen daarvan van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde [12]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 14 oktober 2014 tot en met 21 oktober 2014 heeft [verdachte] in Nijmegen een geldbedrag van € 39.000,- onder zich gehad. Dit geldbedrag zat in een blik en [verdachte] zou dit blik in zijn muur inmetselen. Het geld was afkomstig van [medeverdachte 2]. [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde feit. Er was bij verdachte geen sprake van een objectieve doelgerichtheid en opzet op het witwassen. Het ging om een vriendendienst.
Beoordeling door de rechtbank
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat het geldbedrag van hennep afkomstig was. [medeverdachte 2] had [verdachte] verzocht om het geld bij hem thuis te verstoppen omdat [medeverdachte 2] bang was dat het geld bij [medeverdachte 2] thuis gestolen zou worden. [14] Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met een ander de werkelijke aard, herkomst en vindplaats van het geld heeft verborgen en/of heeft overgedragen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 14 oktober 2014 tot en met 21 oktober 2014, te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander van een geldbedrag, te weten 39.000,00 Euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, heeft verborgen en/of heeft overgedragen terwijl hij en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde feit
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu er in het dossier geen direct bewijs aanwezig is dat verdachte betrokkenheid had bij deze hennepkwekerij. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem onder 4 tenlastegelegde feit.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van:‘opzettelijk handelen in strijd met in het in artikel 3 B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, meermalen gepleegd’
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van:‘opzettelijk handelen in strijd met in het in artikel 3 B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel’
Ten aanzien van feit 3:
‘witwassen’
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een voorwaardelijk straf behoort wel tot de mogelijkheden. De verdediging heeft verzocht om de persoonlijke omstandigheden mee te laten wegen in de strafoplegging.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 25 december 2014;
 een rapportage van Reclassering Nederland (schorsing/raadkamer) d.d. 5 november 2014, betreffende verdachte;
 een rapportage van Reclassering Nederland (rechtszitting) d.d. 26 november 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is gedurende een periode van bijna een jaar betrokken geweest bij grootschalige hennepteelt. Op de dag van de aanhouding waren er 280 moederplanten en 22.764 hennepstekken aanwezig. Gelet op de organisatie en omvang van de hennepstekkenkwekerij, kan gesproken worden van een professionele opzet.
Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat bij hennepteelt van enige omvang grote winsten worden behaald. Winsten die via witwassen in het legale circuit worden gebracht en daarmee grote schade berokkenen aan het maatschappelijk economische verkeer. Verdachte is gegaan voor het financiële gewin.
Ook heeft verdachte een bedrag van € 39.000,- dat afkomstig was van de opbrengst van hennepteelt, witgewassen. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank mee in haar overweging dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft zichzelf daarmee niet onbelast gelaten. De rechtbank zal daarom een straf opleggen die lager is dan de straf zoals geëist door de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel, gelet op het voorgaande, dat een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk passend en geboden is. Met het voorwaardelijke strafdeel wil de rechtbank de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten beperken.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het
onder 4tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. J. Barrau (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. C.H.M. Pastoors, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2015.
Mr. C.H.M. Pastoors is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 1 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2014103226, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 29 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 1023.
3.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1050.
4.Een proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 1052-1053.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 februari 2015.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1174, laatste alinea.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 februari 2015.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1178, 1e alinea.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1180, 2e alinea.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1175, 1e alinea.
11.Een proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], p. 1181, 3 na laatste alinea.
12.Het bewijs met betrekking tot zaaksdossier 2 is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2014.3012.0824, onderzoek 07 Hedo, gesloten op 30 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
13.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 februari 2015 en een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 2029-2031.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 februari 2015.