Overwegingen
1. Verweerder heeft aan het primaire besluit I het volgende ten grondslag gelegd. Naar aanleiding van berichten in de media over de verloting van een villa te [plaatsnaam], heeft verweerder een onderzoek ingesteld. Uit het onderzoek, vastgelegd in het rapport van de Kansspelautoriteit van 25 september 2013 (hierna: het rapport), bleek dat geïnteresseerden in de verloting via de website [website 1] bij het bedrijf [naam 2] voor 50 euro een certificaat (lot) konden kopen met een uniek nummer. Er waren 60.000 certificaten (loten) beschikbaar. Eén van deze certificaatnummers kwam overeen met het nummer op het eigendomsbewijs van de woning te [plaatsnaam]. Na verkoop van de loten zou het winnende certificaatnummer bekend worden gemaakt. Verweerder kwalificeert deze verloting als een kansspel. Voor dit kansspel was geen vergunning afgegeven. [naam 2] en de heer [naam 1], enige bestuurder van [naam 2], hebben in oktober 2012 een kansspel (loterij) aangeboden zonder vergunning. De heer [naam 1] heeft de deelname aan dit kansspel bevorderd door het maken van reclame. Met het oog op de specifieke omstandigheden van dit geval heeft verweerder besloten geen boete op te leggen voor het overtreden van de Wok.
2. Eisers hebben aangevoerd dat verweerder geen bewijs heeft geleverd van de aantijging dat belanghebbenden gelegenheid hebben gegeven tot mededinging naar prijzen en premies in de zin van de Wok. Zonder het daadwerkelijk aanbieden van prijzen kan het publiek geen gelegenheid zijn geboden tot mededingen naar die prijzen.
3. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wok is het verboden:
a. gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, tenzij daarvoor ingevolge deze wet vergunning is verleend;
b. de deelneming hetzij aan een onder a bedoelde gelegenheid, gegeven zonder vergunning ingevolge deze wet, hetzij aan een overeenkomstige gelegenheid, gegeven buiten het Rijk in Europa, te bevorderen of daartoe voor openbaarmaking of verspreiding bestemde stukken in voorraad te hebben (…).
4. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eisers niet beschikken over een vergunning als bedoeld in de Wok.
5. De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van een loterij waarvoor op grond van de Wok een vergunning nodig is.
6. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank het volgende gebleken. Geïnteresseerden konden via de website [website 1] voor 50 euro een certificaat kopen waarmee zij in aanmerking konden komen voor onder meer de woning te [plaatsnaam]. Gebleken is dat de kopers een willekeurig certificaat krijgen. Er waren 60.000 certificaten beschikbaar. Eén van de certificaatnummers kwam overeen met het nummer op het eigendomsbewijs van de woning te [plaatsnaam]. Degene met dat betreffende nummer zou in het bezit komen van de woning te [plaatsnaam] en een geldbedrag. Na verkoop van maximaal 60.000 certificaten zou de notaris het betreffende nummer bekend maken. De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat de kopers geen invloed konden uitoefenen op welk certificaat en nummer zij zouden verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van een loterij.
7. Voor zover eisers betogen dat er geen prijs is aangeboden, volgt de rechtbank dit niet. Uit het procesdossier volgt immers dat de koper van een certificaat de woning te [plaatsnaam] in eigendom kan verkrijgen voor een bedrag dat niet in verhouding staat tot de waarde die de woning in het economisch verkeer vertegenwoordigt. Door de hier bedoelde wanverhouding is wel degelijk sprake van een “prijs” in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wok. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat de woning te [plaatsnaam] als prijs moet worden aangemerkt.
Voor zover eisers hebben betoogd dat geen gelegenheid is gegeven tot mededingen naar een prijs omdat geen van de certificaten daadwerkelijk is verkocht, volgt de rechtbank dit betoog evenmin. Uit artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wok volgt immers dat enkel van belang is, zoals verweerder ter zitting ook heeft bepleit, dat er
gelegenheidmoet zijn geboden. Door het enkel aanbieden van de certificaten is er gelegenheid geboden om mee te dingen naar de prijs. Niet is vereist dat van de geboden gelegenheid ook daadwerkelijk gebruik moet zijn gemaakt.
8. De rechtbank stelt voorts vast dat op de website
[website 1]algemene voorwaarden te vinden waren. Uit deze algemene voorwaarden volgt dat de certificaten worden verkocht door [naam 2]. Eisers hebben gesteld dat er geen verband is tussen [naam 2] en eisers. De rechtbank volgt eisers hierin niet en overweegt hiertoe als volgt. Uit onderzoek van Griffin & Miller B.V., bijlage 76/011/01 bij het rapport, blijkt dat [naam 2] niet is terug te vinden in het handelsregister van [land 1]. Op het adres van [naam 2] staat een Belgische notaris dan wel advocaat ingeschreven. Uit de oprichtingsakte van [naam 2] te [land 2] blijkt dat de heer [naam 1] de enige bestuurder en aandeelhouder van deze rechtspersoon is. De rechtspersoon is per 28 augustus 2012 ingeschreven in het Handelsregister van het [land 2]. De heer [naam 1] blijkt tevens de houder van de website
[website 2]te zijn. Indien de bezoeker van die website op de afbeelding van de woning klikte dan werd de bezoeker doorgeleid naar de website
[website 1].
De eerdergenoemde woning te [plaatsnaam] was volgens het kadaster op 5 oktober 2012 bovendien in eigendom van de heer [naam 1]. De rechtbank is van oordeel dat hieruit voldoende blijkt dat er wel degelijk sprake is van een verband tussen eisers en de aanbieder van de certificaten waarmee meegedongen kon worden naar de woning in [plaatsnaam].
Nu op grond van artikel 5:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de feitelijk leidinggevende aan de verboden gedraging ook als overtreder kan worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat eisers zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wok door gelegenheid te geven om mede te dingen naar prijzen of premies, zijnde de woning te [plaatsnaam].
9. Voorts is aan de orde de vraag of de heer [naam 1] zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wok door de deelname aan de loterij te bevorderen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat dit het geval is. Ten eerste heeft de heer [naam 1] reclame gemaakt voor de loterij door het verspreiden van flyers en het aanbrengen van een spandoek op de woning waarmee de loterij onder de aandacht werd gebracht. Verder zijn er door de heer [naam 1] in de radio uitzendingen op 2 en 3 oktober 2012 van BNR interviews gegeven waarin hij onder meer heeft verklaard dat deze wijze van handelen legaal is. Voorts heeft de heer [naam 1] in de Metro gezegd:
“Je moet wel gek zijn om het niet te doen (…) Bij de staatsloterij is de kans één op vijf miljoen dat je de hoofdprijs wint, ik verkoop maximaal 60.000 loten.”
Deze handelingen zijn terecht aangemerkt als het bevorderen in de zin van artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wok.
10. De rechtbank is gezien het voorgaande dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers artikel 1, eerste lid, onder a en/of b, van de Wok hebben overtreden.
11. Ten aanzien van het primaire besluit II overweegt de rechtbank dat uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat in het kader van de toezichthoudende taak van een bestuursorgaan past dat boetebesluiten worden gepubliceerd, zodat bekendheid wordt gegeven aan de wijze van uitvoering van deze taak, tenzij er sprake is van een onevenredige benadeling. Zoals de rechtbank reeds heeft overwogen heeft verweerder zicht terecht op het standpunt gesteld dat er sprake was van overtredingen en verweerder mocht dan ook tot openbaarmaking overgaan. Niet gebleken is van feiten en omstandigheden op grond waarvan aanleiding bestond om niet tot openbaarmaking over te gaan.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Voor het toekennen van schadevergoeding, zoals verzocht, is geen grond aanwezig.