ECLI:NL:RBGEL:2015:902

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5537
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in de gezondheidszorg op basis van justitiële gegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 februari 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) af te geven aan eiseres, werkzaam in de gezondheidszorg. Eiseres had op 2 maart 2014 een aanvraag ingediend voor een VOG, maar deze werd afgewezen op basis van een nog openstaande strafzaak wegens verduistering in dienstbetrekking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was, omdat verweerder niet had aangetoond dat het strafbare feit een belemmering vormde voor de uitoefening van de functie waarvoor de VOG was aangevraagd.

De rechtbank oordeelde dat de justitiële gegevens, in dit geval de verduistering, niet relevant waren voor de functie van eiseres, aangezien zij geen financiële verantwoordelijkheden had. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van € 165 aan eiseres moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres, ter hoogte van € 974, door verweerder moeten worden vergoed.

De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van de VOG-aanvraag de relevante omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen, en dat de objectieve criteria uit de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens niet automatisch tot een weigering hoeven te leiden als de omstandigheden dat niet rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/5537

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. de Kroon),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te 's-Gravenhage, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder een aanvraag van eiseres om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R. Faasse, werkzaam bij verweerders ministerie.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) weigert de minister de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan.
Bij de beoordeling van het risico voor de samenleving, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wjsg, worden de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels 2013 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een verklaring omtrent het gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen, in werking getreden op 1 maart 2013 (Staatscourant 2013, nummer 5409 van 1 maart 2013, hierna: de Beleidsregels).
Op grond van paragraaf 3.2 van de Beleidsregels wordt de afgifte van de VOG in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Op grond van paragraaf 3.3 van de Beleidsregels kan op grond van het subjectieve criterium worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
Op grond van paragraaf 3.3.1 van de Beleidsregels ziet het subjectieve criterium op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG. Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
2. Eiseres heeft op 2 maart 2014 een aanvraag om afgifte van een VOG ingediend ten behoeve van de functie van [naam functie] (hierna aangeduid met:[de functie]). Ter zitting is gebleken dat eiseres van 1 februari 2014 tot 1 april 2014 deze functie heeft uitgeoefend. Het dienstverband is beëindigd omdat eiseres de VOG niet tijdig heeft overgelegd.
3. Verweerder heeft de afgifte van de VOG geweigerd en hieraan ten grondslag gelegd dat in het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: JDS) een nog openstaande zaak staat geregistreerd, te weten verduistering in dienstbetrekking (artikel 321 juncto artikel 322 Wetboek van Strafrecht), gepleegd in de periode van 1 mei 2009 tot en met 1 december 2011. Volgens verweerder vormt dit strafbaar feit, indien herhaald, een belemmering voor de uitoefening van de functie van[de functie].
4. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de VOG niet had mogen weigeren, omdat sprake is van een openstaande zaak. Dat de strafrechter nog steeds niet over het strafbaar feit een uitspraak heeft gedaan, mag eiseres niet worden tegengeworpen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Gelet op artikel 35, eerste lid, van de Wjsg, dient een VOG te worden geweigerd indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld dat bij herhaling, gezien het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, in de weg zal staan aan het doel waarvoor de VOG wordt gevraagd.
Gelet op artikel 1, aanhef en onder e, en artikel 2, eerste lid, van de Wjsg, omvat de justitiële documentatie justitiële gegevens. Justitiële gegevens zijn krachtens artikel 1, aanhef en onder a, en artikel 2, tweede lid, van de Wjsg bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gegevens.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens behoren daartoe alle beslissingen van het OM met betrekking tot een misdrijf, met uitzondering van twee, hier niet aan de orde zijnde, categorieën beslissingen. Derhalve duidt het begrip "strafbare feiten" in artikel 35, eerste lid, van de Wjsg niet slechts op strafbare feiten ter zake waarvan een rechterlijke veroordeling is uitgesproken, maar ook op strafbare feiten ter zake waarvan een beslissing tot dagvaarding of seponering of een andere beslissing van het openbaar ministerie is genomen.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) heeft overwogen, kan de enkele verdenking van een strafbaar feit verweerder, gelet op artikel 35, eerste lid, van de Wjsg, voldoende grondslag bieden om daarop een weigering, als bedoeld in deze bepaling, te baseren (zie onder meer de uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:205).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht het ten tijde van het bestreden besluit nog openstaande feit aan de weigering ten grondslag gelegd. De beroepsgrond faalt.
5. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat er geen belemmering voor de uitoefening van de functie van[de functie] bestaat, omdat eiseres in die functie op geen enkele wijze in aanraking komt met geldstromen of andere zaken van financiële aard. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij administratieve werkzaamheden verrichtte, bestaande uit het uittypen van [[...]verslagen].
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiseres als[de functie] werkzaam is in de gezondheidszorg, op een locatie waar de zorg voor het welzijn en de veiligheid van personen een vereiste is. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit het volgende overwogen:
“Uit het JDS blijkt dat u met justitie in aanraking bent gekomen wegens verduistering in dienstbetrekking. Ik ben van mening dat, indien herhaald in de door u beoogde functie, een risico bestaat voor de vertrouwelijke informatie, gegevens en documenten van de organisatie. Tevens bestaat het risico dat u uw functie misbruikt om uzelf of anderen financieel te bevoordelen en/of dat u uzelf of anderen op een andere wijze met de vertrouwelijke informatie, gegevens of documenten zult bevoordelen. Bovendien bestaat het risico dat u uw werkzaamheden niet naar behoren verricht en u op deze manier uw werkgever en/of patiënten benadeelt.
Vanwege voornoemde risico’s vormt dit strafbare feit een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Gelet op het vorenstaande stel ik vast dat is voldaan aan het objectieve criterium.”
Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de AbRvS overweegt de rechtbank dat verweerder bij de toepassing van het objectieve criterium dient te onderzoeken of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat (zie onder meer de uitspraak van 16 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2683).
Dit risico wordt door verweerder beoordeeld aan de hand van screeningsprofielen. De AbRvS heeft in de hiervoor aangehaalde uitspraak overwogen dat de opsomming van de in het (algemene) screeningsprofiel genoemde risico’s geen limitatief karakter heeft. Het is dus mogelijk dat een VOG wordt geweigerd op grond van een justitieel gegeven dat niet wordt vermeld in het risicogebied, indien dit gegeven relevant is voor de specifieke taak of bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd.
In het door verweerder op eiseres toegepaste screeningsprofiel “Gezondheid en welzijn van mens en dier” is onder meer het volgende vermeld:
“…
Tevens kunnen deze personen toegang krijgen tot systemen waarin vertrouwelijk en gevoelige gegevens zijn opgeslagen. Zij kunnen de bevoegdheid hebben om deze gegevens te bewerken. Het risico bestaat dat oneigenlijk gebruik of onjuist gebruik wordt gemaakt van de in de systemen opgeslagen gegevens. Dit kan tot uiting komen in omkoping, chantage (afdreiging) of afpersing, vernieling of sabotage en valsheid in geschrifte.”
Het justitiële gegeven van verduistering is niet als risico vermeld in het door verweerder toegepaste screeningsprofiel. Dat neemt niet weg dat verweerder dit risico kan beoordelen indien het relevant is voor de specifieke taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
In dat verband is van belang dat eiseres heeft gesteld dat zij in de functie niet in aanraking komt met geldstromen of andere zaken van financiële aard, en dat ter zitting is gebleken dat verweerder dit niet betwist. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien dat het delict van verduistering in de functie waarvoor de VOG is aangevraagd kan worden herhaald, en dus ook niet dat het risico bestaat dat eiseres de functie misbruikt om zichzelf of anderen financieel te bevoordelen, zoals verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen.
In dit verband wijst de rechtbank er nog op dat in het algemene screeningsprofiel ten aanzien van het risicogebied “Geld” is vermeld dat daarbij wordt gescreend op onder andere het risico van diefstal en verduistering en dat deze strafbare feiten niet zijn vermeld bij het algemene risicogebied “Informatie”, terwijl de paragraaf met betrekking tot het specifieke op eiseres toegepaste screeningsprofiel slechts handelt over informatie. Hieruit volgt dat verweerder kennelijk het risico van verduistering geen relevant risico vindt bij functionarissen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg.
Voor zover verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat eiseres in de functie van[de functie] in aanraking komt met vertrouwelijke gegevens en dat het delict een belemmering vormt voor de uitoefening van de functie vanwege het integriteitsprobleem dat uit dat delict blijkt, overweegt de rechtbank dat verweerder hierbij voorbij gaat aan de omstandigheid dat juist bij het objectieve criterium volgens de Beleidsregels moet worden beoordeeld of het justitiële gegeven, indien herhaald, een belemmering vormt voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd.
6. Het voorgaande betekent dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het objectieve criterium een belemmering is voor afgifte van de VOG. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet geen reden om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 165 aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 974.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.W. Bolzoni, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.