Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 juni 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 2 april 2015.
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat de rechtbank hem erkent als eigenaar van bepaalde gronden, kadastraal bekend als [kadastrale gegevens], die zijn ontstaan na de verlegging van de IJssel in 1973. Eiser stelt dat zijn vader, [vader eiser], eigenaar is geworden van deze gronden door een overeenkomst met de Staat der Nederlanden, die de verlegging uitvoerde. De Staat, gedaagde, betwist deze eigendom en stelt dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen. De rechtbank heeft de procedure gevolgd en de feiten vastgesteld, waaronder de aankoop van gronden door de vader van eiser en de daaropvolgende verlegging van de IJssel. De rechtbank oordeelt dat eiser niet kan aantonen dat zijn vader eigenaar is geworden van de gronden, omdat er geen levering heeft plaatsgevonden. Eiser stelt daarnaast dat hij eigenaar is geworden door verkrijgende verjaring, maar de rechtbank concludeert dat er geen sprake is van goede trouw aan de zijde van eiser of zijn vader. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat eiser van rechtswege door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de gronden, en veroordeelt de Staat om mee te werken aan de inschrijving van deze gronden in de openbare registers. De Staat wordt ook veroordeeld in de proceskosten.