ECLI:NL:RBGEL:2015:8334

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
C/05/277251 / FZ RK 15-150
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot wijziging verblijf voogdijpupil in verband met huiselijk geweld en alcoholproblematiek

In deze zaak verzoekt de gecertificeerde instelling (GI) vervangende toestemming tot wijziging van de verblijfplaats van de minderjarige [kind], geboren op 14 januari 2011, die onder voogdij staat vanwege de minderjarigheid van de moeder ten tijde van de geboorte. De moeder, die inmiddels meerderjarig is, verblijft met de minderjarige in een begeleid wonen voorziening. Er zijn ernstige zorgen over de veiligheid van de minderjarige, aangezien er sprake is van huiselijk geweld en alcoholproblematiek bij de moeder. De kinderrechter heeft de zaak op 27 januari 2015 met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en haar begeleidster, alsook vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming zijn gehoord.

De kinderrechter oordeelt dat de GI vervangende toestemming moet worden verleend om de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen. De moeder heeft zich niet gehouden aan eerder gestelde voorwaarden en is niet in staat om een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. De minderjarige wordt blootgesteld aan huiselijk geweld en de moeder lijkt onvoldoende in te zien wat de gevolgen zijn van haar gedrag. De kinderrechter concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om in een pleeggezin geplaatst te worden, waar hij de nodige ondersteuning en stabiliteit kan krijgen. De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team Familie en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
zaakgegevens : C/05/277251 / FZ RK 15-150
datum uitspraak: 30 januari 2015

beschikking toestemming wijziging verblijfplaats

in de zaak van

Leger des Heils, de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI,

gevestigd te Zutphen.
Betreffende de voogdijpupil:

[kind] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 januari 2015, ingekomen bij de griffie op 22 januari 2015.
Op 27 januari 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • de moeder met haar begeleidster van [woonplaats] , mevrouw [naam begeleidster] ,
  • mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] namens de GI,
  • mevrouw [naam 3] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

De feiten

Bij beschikking van de kinderrechter van 23 juni 2011 is de minderjarige [kind] , in verband met de minderjarigheid van de moeder, onder voogdij gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland, hoofdkantoor Arnhem (thans Jeugdbescherming Gelderland), die de uitvoering zal opdragen aan het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering te Zutphen (thans het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Zutphen).

Het verzoek

De GI verzoekt vervangende toestemming tot wijziging verblijf voogdijpupil ex artikel 1:336a van het Burgerlijk Wetboek.
De moeder verblijft met de minderjarige in de begeleid wonen voorziening van [woonplaats] .
[woonplaats] heeft bij de voogd aangegeven de situatie waarin de minderjarige zich bevindt zeer onveilig te vinden. De moeder is niet in staat om de minderjarige rust en regelmaat te bieden en zijn veiligheid te waarborgen. Er is sprake van huiselijk geweld in het bijzijn van de minderjarige. De moeder heeft veel conflicten met de vader van de minderjarige en haar nieuwe partner. Tevens is bij de moeder sprake van alcoholproblematiek. De moeder ontkent en bagatelliseert de zorgen. De minderjarige is gewend aan het huiselijk geweld. De zeer jonge leeftijd van de minderjarige en zijn, in toenemende mate, eigen boosheid en agressie maakt dat de GI zich grote zorgen maakt over zijn ontwikkeling en veiligheid binnen de opvoedingssituatie. Daarbij verschijnt de minderjarige onregelmatig of niet op het kinderdagverblijf.
Door de GI zijn aan de moeder begin december 2014 voorwaarden gesteld. De minderjarige diende (onder meer) elke dag het kinderdagverblijf te bezoeken en de moeder moest hulpverlening voor onverwerkte trauma’s uit het verleden aanvaarden en urinecontroles starten. Daarbij diende [woonplaats] elke avond telefonisch contact met de moeder te hebben en de voogd hiervan wekelijks een rapportage te sturen. Tevens mochten er geen ruzies/escalaties meer bij de moeder plaatsvinden. Ten slotte achtte de Stichting het afnemen van een Risico Veiligheidslijst bij de partner van de moeder noodzakelijk en moest er een gesprek met de grootouders plaatsvinden. De moeder heeft zich aan geen enkele voorwaarde gehouden.
Tevens spelen de zorgen rondom de opvoedingsvaardigheden van de grootouders, mogelijk alcoholgebruik van de grootmoeder moederszijde, ruzies tussen de grootouders en de moeder en het niet kunnen weren van de moeder in de thuissituatie bij de grootouders een belangrijke rol in de overweging welke vervolgplek passend is voor de minderjarige. De GI acht plaatsing van de minderjarige in een neutraal pleeggezin noodzakelijk waar hij de rust en stabiliteit en structuur geboden krijgt die hij nodig heeft.

Het standpunt van de belanghebbende

De moeder heeft zich verzet tegen toewijzing van het verzoek. Zij wil niet dat de minderjarige ergens anders gaat wonen. Zij erkent de vele conflicten met haar partner(s) en het veelvuldige alcoholgebruik. Zij heeft grote fouten gemaakt maar wil de kans om zich te bewijzen. Als het niet anders kan heeft de moeder liever dat de minderjarige naar de grootouders moederszijde gaat. Zij begrijpt dat de GI dit geen reële optie vindt maar is het daar niet mee eens.

De beoordeling

De kinderrechter constateert dat de moeder, hoewel zij inmiddels meerderjarig is, tot op heden heeft nagelaten het gezag over de minderjarige bij de kinderrechter te verzoeken.
Uit artikel 1:336a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) blijkt dat indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin, met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen wijziging in het verblijf van de minderjarige kan brengen.
Gelet op artikel 1:336a, tweede lid, BW kunnen, voor zover de in het vorige lid vereiste toestemmingen niet worden verkregen, zij op verzoek van de voogd door die van de kinderrechter worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd, indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige acht.
De kinderrechter stelt vast dat de (niet met het gezag belaste) moeder binnen [woonplaats] de minderjarige ruim twee jaar heeft verzorgd en opgevoed. De voogd dient derhalve toestemming van de moeder te hebben om wijziging in het verblijf van de minderjarige te kunnen brengen. De moeder weigert deze toestemming te verlenen.
Thans ligt de vraag voor of aan de GI vervangende toestemming moet worden verleend om de verblijfplaats van [kind] te wijzigen. De kinderrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
De moeder is door haar alcoholproblematiek en relationele problemen onvoldoende in staat om zorg te dragen voor een veilige en stabiele opvoedingssituatie van de minderjarige. De minderjarige wordt regelmatig blootgesteld aan huiselijk geweld en strijd tussen de moeder en de (tot voor kort gedetineerde en thans voortvluchtige) vader van de minderjarige alsmede tussen de moeder en haar nieuwe partner. De moeder laat haar eigen belang en dat van haar partner(s) prevaleren boven dat van de minderjarige. Zij kiest voor haar partner(s) en niet voor haar kind. De zorgen zijn, door zowel de hulpverleners als door de voogd, regelmatig met de moeder besproken en er zijn herhaaldelijk duidelijke afspraken gemaakt en doelen gesteld. De indruk bestaat dat de moeder onvoldoende de ernst van de situatie inziet en niet begrijpt wat er van haar gevraagd wordt. Er zijn diverse waarschuwingsgesprekken geweest. Het lukt de moeder niet om, ondanks de intensieve ondersteuning en begeleiding vanuit [woonplaats] , de minderjarige een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. Er is sprake van een patroon waarbij het aanvankelijk goed gaat en de moeder weer terugvalt in haar oude gedrag. De moeder ziet onvoldoende in dat het aanhoudende verbale en fysieke geweld alsmede het spanningsveld waarin de minderjarige leeft schadelijk is voor zijn ontwikkeling. De minderjarige lijkt geweld heel normaal te vinden. Hij vertoont in toenemende mate boos, dwars en agressief gedrag en laat zich moeilijk aansturen. Bij de minderjarige is al zoveel schade veroorzaakt dat er onvoldoende vertrouwen bestaat dat een opvoeding door de moeder, ook als zij zich nu wel aan de afspraken zou houden, niet meer tot de mogelijkheden behoort.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [kind] is dat er een wijziging in zijn verblijfplaats plaatsvindt, zodat hij zich binnen een pleeggezin verder kan ontwikkelen met de nodige ondersteuning en stimulans binnen een omgeving waarin zijn veiligheid gegarandeerd wordt. Gezien de ernstige zorgen over [kind] , de problemen van en met de grootouders moederszijde en het feit dat de oma niet in staat is te kiezen voor de minderjarige in plaats van voor haar dochter, lijkt een plaatsing van de minderjarige bij hen voor de lange termijn geen optie.
Het voorgaande brengt mee dat de kinderrechter het verzoek van de GI zal toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent vervangende toestemming tot wijziging van het verblijf van de minderjarige:
-
[kind] Gerrits, geboren op 14 januari 2011 te Apeldoorn;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.H. Schuurman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.W. Evers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden