ECLI:NL:RBGEL:2015:8265

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
05/740345-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens achtervolging met een auto, waarbij voorwerpen uit het raam zijn gegooid

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 december 2014 betrokken was bij een achtervolging door de Koninklijke Marechaussee. De verdachte en zijn medeverdachten werden verdacht van het medeplegen van een poging tot doodslag op een motoragent. Tijdens de achtervolging, die plaatsvond op de snelweg A12, gooiden de inzittenden van de auto voorwerpen uit het raam in de richting van de achtervolgende motoragent, die met hoge snelheid reed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig had gemaakt aan deze poging tot doodslag, omdat zij een gezamenlijk doel hadden om te ontvluchten en daarbij geen enkel middel schuwden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd een vuurwapen en andere in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer. De benadeelde partij, de motoragent, kreeg een schadevergoeding van €500 toegewezen voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740345-14
Datum uitspraak : 30 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsman: mr. M.J.A. Bakker, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 april 2015, 27 mei 2015, 19 augustus 2015 en 16 december 2015.
1. De inhoud van de tenlastelegging [1]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 23 december 2014 in Arnhem en/of Zevenaar heeft geprobeerd motoragent [slachtoffer] met opzet van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met hoge snelheid over de snelweg te rijden, niet te reageren op stoptekens en zware voorwerpen uit het raam hebben gegooid terwijl die [slachtoffer] op korte afstand en op hoge snelheid achter hem reed.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte inzittende van de [auto] was en dat (door hem) voorwerpen uit de auto zijn gegooid. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever ontbreekt. Volgens de raadsman is ten slotte geen sprake van aanvaarding van aanmerkelijke kans op de dood.
Beoordeling door de rechtbank
Omdat de raadslieden over en weer aansluiting hebben gezocht bij gevoerde verweren zal de rechtbank bij elke verdachte ook reageren op door de medeverdachte gevoerde verweren.
Op 23 december 2014 maken twee slachtoffers melding van een woninginbraak in Duitsland, nadat zij in hun huis twee inbrekers hebben overlopen. Volgens de aangevers zijn bij de inbraak ten minste twee personen betrokken. De inbrekers hebben de slachtoffers met een bijtende substantie in het gezicht gespoten, waarna zij zijn gevlucht en in een rode [auto] met het
Nederlandse kenteken [kenteken] (verder: [auto] ). [3]
De Koninklijke Marechaussee ontvangt hiervan een melding. De [auto] passeert omstreeks 21:08 uur de Nederlandse grens, waarna een achtervolging wordt ingezet. Op de A12 bij de afrit Arnhem-Noord wordt het voertuig ingesloten door de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar), door onder andere aangever [slachtoffer] en getuige [getuige] . [4]
Het aantal inzittenden van de personen in de [auto]
Door [slachtoffer] , opsporingsambtenaar van de KMar, is verklaard dat hij in de [auto] drie personen heeft waargenomen. Eén persoon zat achter het stuur, één persoon zat op de bijrijdersstoel en één persoon zat op de achterbank. Getuige [getuige] , opperwachtmeester van de KMar, verklaart ook dat hij in elk geval drie personen heeft waargenomen in de auto. [5]
De [auto] gaf aanvankelijk gehoor aan het door de dienstauto van de KMar gegeven volgteken en reed richting de afslag, waarna de bestuurder van de [auto] op het laatste moment terug invoegde op de snelweg en slingerend van links naar rechts de weg vervolgde met snelheden die opliepen tot 180km/uur. [6]
Aan de achtervolging komt een einde wanneer de [auto] slippend tegen de vangrail botst en tot stilstand komt. Drie personen verlaten de auto, vanaf de bestuurderszijde aan de voorkant één, en vanaf de bijrijderszijde aan de voorkant één en aan de achterkant één. Het lukt de opsporingsambtenaren niet om de verdachten direct aan te houden. [7]
Naar oordeel van de rechtbank volgt uit deze verklaringen dat in de [auto] drie personen zaten ten tijde van de achtervolging, één bestuurder en één passagiers voorin de auto en één passagier op de achterbank.
De identiteit van de inzittenden van de [auto]
[naam 1] , een van de slachtoffers van de woninginbraak in Duitsland, heeft tijdens een fotoconfrontatie verdachte [medeverdachte 1] voor 70% herkend als één van de daders van de woninginbraak. [8] Volgens [naam 1] heeft deze persoon het veiliggestelde voetspoor veroorzaakt. Het patroon van het voetspoor van de gipsafdruk en de foto van de zool van de schoen van [medeverdachte 1] vertonen overeenkomsten. [9]
Verbalisant [slachtoffer] ziet de passagier die op de achterbank zat uit de auto komen en hard op het asfalt vallen. [slachtoffer] beschrijft deze verdachte als een man tussen 16 en 20 jaar, lang 165 – 170 cm, licht getinte huidskleur, kort zwart haar, smal gelaat, tenger postuur, donker glimmend heupjack en donkere broek. [10] Verbalisant [verbalisant 2] ziet (
Na aanhouding RB)dat [medeverdachte 1] op één been stond te hinken en mank liep. [11] Ook verbalisant van [verbalisant 3] ziet [medeverdachte 1] mank lopen en hem een glimmend zwart leren jack dragen. [12] Verdachte [medeverdachte 1] was op 23 december 2014, 19 jaar, hij is licht getint en heeft zwart haar. [13]
Van verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] is DNA aangetroffen op voorwerpen en het stuur ( [verdachte] ) in de [auto] . [14]
Uiteindelijk zien verbalisanten omstreeks 23.10 uur drie personen lopen op de Nieuwenhuizenweg te Wolfheze. Zij kwamen uit het bosgebied waarin de verdachten waren verdwenen. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] worden aangehouden. [15]
Uit de kaart van het gebied waarin de [auto] is verongelukt en de verdachten zijn aangehouden volgt dat het een bosgebied is waarin het knooppunt grijsoord (A12/A50) is gelegen en zich een aantal gebouwen bevinden. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in deze gebouwen de Verkeerscentrale van Rijkswaterstaat Noord en Oost Nederland en de KLPD Verkeerspolitie Unit Wolfheze zijn gevestigd. De afstand tussen de plaats waar de [auto] is verongelukt en waar de verdachten zijn aangehouden bedraagt 1440 meter. [16] De verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] hebben alle drie bij hun aanhouding opgegeven dat zij in [woonplaats] wonen. [17] De verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben in geen enkel stadium van het onderzoek een verklaring willen geven voor het aantreffen van hun DNA in de [auto] . De drie verdachten hebben geen verklaring willen geven waarom zij op 23 december 2014 om 23.10 uur, een regenachtige nacht, lopend in een bos worden aangetroffen. Een bosgebied waarin zich naast bospaden, alleen snelwegen en gebouwen van Rijkswaterstaat en het KLPD bevinden. Zowel het aantreffen van het DNA in de [auto] als de omstandigheden waaronder en locatie waar de verdachten zijn aangehouden zijn redengevend voor het bewijs.
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen en omstandigheden in onderlinge samenhang en tijdsverband bezien, vindt de rechtbank bewezen dat verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] de inzittenden van de auto waren vanaf de start van de achtervolging van de [auto] tot het verongelukken van deze auto.
Gooien van voorwerpen uit twee ramen
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat verdachte [verdachte] de enige was met een rijbewijs en zijn DNA-profiel op het stuur is aangetroffen, niet met voldoende zekerheid valt vast te stellen wie op welke plek in de auto heeft gezeten ten tijde van de achtervolging. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen door wie welke handeling is gepleegd.
[slachtoffer] reed op een politiemotor op een afstand van 40 meter achter de [auto] en voerde optische-, geluidsignalen en de tekst “Stop”. Hij verklaart op 24 december 2014 dat hij zag dat de zijramen van de [auto] werden geopend en dat vanuit die geopende ramen voorwerpen in zijn richting werden gegooid. Hij voelde dat deze voorwerpen zijn lichaam en de motor raakten. Hij heeft twee zware voorwerpen langs zien vliegen. Eén witkleurig voorwerp en het andere voorwerp was donkerkleurig. De weersomstandigheden waren slecht. Het regende hard en er was veel opspattend water. Ook stond er een sterke wind. De [auto] reed slingerend over de weg en de snelheid liep op tot 180 km per uur. De auto ging van links naar rechts over de rijbaan en andere auto’s werden via de vluchtstrook ingehaald. [18] Ook verbalisanten [getuige] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] verklaren dat zij voorwerpen hebben zien vliegen. [19] In de berm van de A12 ter hoogte van hectometerpaal 128,5 is een zwarte dames tas merk Michel Kors aangetroffen. Op de weg ter hoogte van hectometerpaal 128, 0 is een Tsjechisch stratenboek aangetroffen. [20] Zo als hiervoor al is overwogen zag [slachtoffer] na het ongeluk van de [auto] twee personen uit de voorzijde van de auto stappen en één uit de achterzijde van de auto.
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, vindt de rechtbank bewezen dat de twee passagiers degene zijn geweest die de voorwerpen uit de auto hebben gegooid. De bestuurder van de auto kan onder deze weersomstandigheden rijdend met zeer hoge snelheid en slingerend over de weg terwijl hij andere voertuigen inhaalden, naar alle waarschijnlijkheid immers niet ook nog eens voorwerpen uit de auto hebben gegooid. Maar omdat het slecht weer was en er met hoge snelheid werd gereden, moet de bestuurder hebben gemerkt dat de ramen werden geopend. Tenminste van de passagier op de voorstoel moet hij hebben gezien dat deze voorwerpen uit de auto gooide. Wetende dat er voorwerpen naar de motoragent werden gegooid, vervolgde hij de vlucht. Dat aangever in zijn verklaring bij de rechter commissaris zich een aantal dingen niet precies meer kan herinneren, doet hier gelet op het tijdsverloop niet aan af.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of, nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld door wie welke handelingen zijn gepleegd, kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking, zoals is vereist voor medeplegen.
Naar oordeel van de rechtbank maakt het, onder de omstandigheden die hiervoor zijn geschetst, voor de bewezenverklaring van een poging tot doodslag niet uit of een verdachte de bestuurder was of één van de personen die met voorwerpen heeft gegooid. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten zich een gezamenlijk doel hebben gesteld, namelijk het, kost wat kost, wegvluchten en het afschudden van de opsporingsambtenaren. Zowel het besturen van de auto op de wijze zoals hier is gebeurd, als het gooien van voorwerpen dienden dit doel en beide handelingen versterken elkaar. Dit doel bleek al bij de eerdere inbraak in Duitsland. Daar is een bijtende substantie in de gezichten van de aangevers gespoten, om (onherkenbaar) te kunnen vluchten. Daar moet voor de ieder van de verdachten al duidelijk zijn geweest dat zijn medeverdachte(n) bereid was/waren om zeer ver te gaan om hun vlucht mogelijk te maken.
Voor de bestuurder in het bijzonder, ongeacht welke verdachte dit betreft, geldt daarnaast nog dat deze persoon zich had kunnen distantiëren aan de uitvoering van de handelingen, door gehoor te geven aan de volg- en stoptekens van de opsporingsambtenaren, wat de bestuurder niet heeft gedaan.
De rechtbank concludeert dat gelet op de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling van het rijden en gooien, en het belang van ieders rol sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, zoals is vereist voor medeplegen.
Voorwaardelijk opzet op de doodDe rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bij de verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank acht aannemelijk dat de acties van de verdachten vanaf het moment dat zij tijdens een inbraak in Duitsland overlopen werden door de bewoners tot aan het verongelukken van de [auto] toe, ten doel hadden om aan de politie te ontkomen. Zij hebben hierbij geen middel geschuwd.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig wanneer de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. De vraag of de kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden door het gooien met voorwerpen in zijn richting, laat zich beantwoorden door de omstandigheden.
De omstandigheden op 23 december 2014 waren als volgt. [slachtoffer] volgde de [auto] op een afstand van 30 tot 40 meter. De [auto] slingerde over de weg en de snelheid van de voertuigen liep op tot 180 km/h. Er reden meer auto’s over de snelweg, het was donker het regende hard waardoor het water op de weg opspatte en het waaide hard. [slachtoffer] geeft aan dat hij schrok van de op hem af komende voorwerpen en dat hij hier ternauwernood aan kon ontwijken door een stuurbeweging te maken. [21]
Het is een feit van algemene bekendheid dat een motorrijder een kwetsbare weggebruiker is.
De vraag of de voorwerpen zwaar genoeg waren om de motorrijder bij een voltreffen ten val te laten komen, is naar oordeel van de rechtbank niet van belang. Bij het maken van een plotselinge stuurbeweging bij hoge snelheid op een nat wegdek om voorwerpen te ontwijken of door een schrikreactie, bestaat een groot risico dat een motorrijder de controle over het voertuig verliest en ten val komt. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat bij een val met een motor, op een snelweg waar ook andere weggebruikers rijden, waarbij met een snelheid van 160-180km/h wordt gereden, een groot risico bestaat op een dodelijke afloop voor de motorrijder.
De rechtbank concludeert derhalve dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] ten val zou zijn gekomen en dat hij als gevolg hiervan zou zijn overleden.
Ten slotte is de vraag of de verdachten deze kans ook willens en wetens hebben aanvaard. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten tot het uiterste wilden gaan om te ontvluchten. Zij hebben, althans één van hen heeft, een bijtende vloeistof in de gezichten van hun slachtoffers in Duitsland gespoten en zij hebben zich aan hun aanhouding onttrokken door onder slechte weeromstandigheden met zeer hoge snelheid het overige verkeer in te halen. Tenslotte hebben zij, terwijl zij met hoge snelheid reden, voorwerpen in de richting van de hen achtervolgende motoragent gegooid. Daarmee hebben zij de kans op dood van de motoragent bewust aanvaard, hetgeen de rechtbank vaststelt op grond van hun feitelijk handelen.
De rechtbank concludeert, alles overwegend, dat de verdachten zich als medeplegers schuldig hebben gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer] .
Hetgeen overigens namens de verdachten is aangevoerd ter ondersteuning van de verweren vindt weerlegging in de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen dan wel behoeft, wegens onvoldoende onderbouwing, geen bespreking.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die zouden moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
Het door de raadsman gedane verzoek, inhoudende dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven gelet op de door hem bepleite vrijspraak, wijst de rechtbank daarom af.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 december 2014, in de gemeente Arnhem en/of Zevenaar,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
[slachtoffer] (motorrijder en
/ofambtenaar in dienst van de Koninklijke
Marechaussee, belast met controle in het grensgebied) opzettelijk van het
leven te beroven,
althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
in een auto heeft plaatsgenomen, waarna verdachte
en/of verdachtes
mededader(s), als bestuurder/inzittende(n) van die auto, met hoge snelheid
hebben/heeft gereden over de snelweg (A 12), achtervolgd door
(onder meer
)die
[slachtoffer] , rijdend op een motor, en
/ofniet
hebben/heeft gereageerd op
(een)
stopteken
(s
) en/of hebben/heeft geweigerd te stoppen voor de
politie/Koninklijke Marechaussee, en
/of een of meer-zware- voorwerpen uit
een raam hebben
/heeftgegooid in de richting van de hen
/hemachtervolgende
motorrijder, zulks terwijl de motorrijder op korte afstand achter die auto
reed met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur,
althans met -zeer-
hoge snelheid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van een poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 november 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 19 juni 2015.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging doodslag. Nadat zij samen een inbraak hebben gepleegd in Duitsland, zijn zij gevlucht in een auto. Toen de achtervolging op hen werd ingezet zijn de verdachten op gevaarlijke wijze met hoge snelheid en slingerende bewegingen gaan rijden om te kunnen ontsnappen. Zij hebben daarbij om de achter hen rijdende motoragent af te schudden de zijramen opengedraaid en – terwijl zij met hoge snelheid reden – voorwerpen uit het raam gegooid. De motorrijder had daarbij, als hij door een stuurbeweging of schrikreactie ten val was gekomen, het leven kunnen laten. De verdachten hebben deze mogelijk dodelijke afloop geriskeerd om te kunnen vluchten en daarbij hebben zij geen enkel middel geschuwd. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Gelet op de documentatie van de verdachte, de aard en de ernst van het feit, als ook de mogelijke gevolgen die het handelen van de verdachten had kunnen hebben, is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden een terechte straf.
Ten aanzien van het beslag:Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, dat bij de dader is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem gepleegde feit, moet worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
7a. De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,-- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 500,-- hoofdelijk toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hij vrijspraak heeft bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen het gevorderde bedrag van
€ 500,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36d, 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

wijst af het verzoek tot opheffingvan het bevel tot voorlopige hechtenis;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een vuurwapen (gasmiddel);

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een personenauto ( [auto] [naam 2] , kenteken [kenteken] ), een boek (stratenboek) en een Tas (dames) van Michael Kors;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- Contant geld t.w.v. € 60,60;
- Contant geld t.w.v. € 10,--;
- Horloge;
- Handlamp;
- make-uptas;
- Handschoen;
- Samsung Gt-E1200 mobiele telefoon;
- Alcatel 1060 mobiele telefoon;
- batterij Blackberry;
- batterij Samsung 800mah;
- Parkeerpas hotel Vianen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro)en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 500,- (vijfhonderd euro), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. L.C.P. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2015.
BIJLAGE I
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2014, in de gemeente Arnhem en/of Zevenaar,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] (motorrijder en/of ambtenaar in dienst van de Koninklijke
Marechaussee, belast met controle in het grensgebied) opzettelijk van het
leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
in een auto heeft plaatsgenomen, waarna verdachte en/of verdachtes
mededader(s), als bestuurder/inzittende(n) van die auto, met hoge snelheid
hebben/heeft gereden over de snelweg (A 12), achtervolgd door (onder meer) die
[slachtoffer] , rijdend op een motor, en/of niet hebben/heeft gereageerd op (een)
stopteken(s) en/of hebben/heeft geweigerd te stoppen voor de
politie/Koninklijke Marechaussee, en/of een of meer -zware- voorwerpen uit
een raam hebben/heeft gegooid in de richting van de hen/hem achtervolgende
motorrijder, zulks terwijl de motorrijder op korte afstand achter die auto
reed met een snelheid van ongeveer 180 kilometer per uur, althans met -zeer-
hoge snelheid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;

Voetnoten

1.De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, Staf District, Unit West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014235957, gesloten op 26 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uit de Duitse taal naar de Nederlandse taal vertaalde aangifte van een strafbaar feit door [voorletter] [naam 1] en [voorletters] [naam 1] .
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2014, p. 43 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2014, p. 50.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2014, p. 50 en proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van getuige [getuige] d.d. 11 augustus 2015.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 december 2014, p. 41.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 december 2014, p. 41.
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uit de Duitse taal naar de Nederlandse taal vertaalde dossier notitie betreffende de fotoconfrontatie met [voorletter] . [naam 1] , blz. 186.
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uit de Duitse taal naar de Nederlandse taal vertaalde dossier notitie, blz. 190.
10.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 december 2014, p. 41.
11.Proces-verbaal van bevindingen, 24 december 2014, p. 46.
12.Proces-verbaal van bevindingen, 24 december 2014, p. 43.
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde een ID Staat, betreffende [voornaam] [medeverdachte 1] , p. 32.
14.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 30 december 2014, p. 78-80 en rapport DNA-onderzoek d.d. 16 juni 2015 en rapport DNA-onderzoek 25 september 2015.
15.Processen-verbaal van aanhouding, blz. 18, 27 en 34.
16.Het proces-verbaal van de zitting van 16 december 2015 en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2015.
17.Processen-verbaal van aanhouding, blz. 17, 26 en 34.
18.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 december 2014, p. 41, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2014, p. 44-45.
19.Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van getuige [getuige] d.d. 11 augustus 2015 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2014, p. 53.
20.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 48.
21.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 24 december 2014, p. 41.