ECLI:NL:RBGEL:2015:8264

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2015
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
05/720059-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraffen voor het medeplegen van afpersing en diefstal in vereniging

Op 31 december 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten, waaronder een 44-jarige man uit Heelsum, een 24-jarige man en een 20-jarige vrouw uit Tolkamer. De verdachten werden beschuldigd van het medeplegen van afpersing en diefstal in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de twee mannen schuldig waren aan het afpersen van een slachtoffer door hem te bedreigen en te slaan, waarna zij geld en een pinpas van het slachtoffer hebben afgenomen. De vrouw werd vrijgesproken van de afpersing, maar kreeg wel een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf opgelegd. De rechtbank legde de mannen een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moesten zij de immateriële schade van het slachtoffer vergoeden. De rechtbank overwoog dat de verdachten door hun handelen een ernstige inbreuk hebben gemaakt op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer, wat een grote impact op zijn leven heeft gehad. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720059-15
Datum uitspraak : 31 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. F.F. Aarts, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 december 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (met inhoud) en/of pinpassen,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (krachtig) tegen het hoofd en/of
elders tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft/hebben
geschopt en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest betalen en/of dat ze
geld van hem wilde hebben, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 750 euro, althans een
hoeveeheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel.
1a. Preliminair verweer – nietigheid van een deel van de dagvaarding
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 onvoldoende feitelijk is, nu niet duidelijk is om welke hoeveelheid geld het gaat. Daarbij wijst zij erop onder feit 2 wel een hoeveelheid geld van € 750 is opgenomen en dat in het dossier een totaalbedrag van € 840 is genoemd.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 geldig is. Voldoende specifiek is dat het om een hoeveelheid geld gaat. Uit het dossier volgt duidelijk dat er geld is afgegeven. Verder zou hetgeen afgegeven is ook onder ‘enig goed’ kunnen vallen.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, nu ter terechtzitting is gebleken dat het voor alle betrokken procespartijen zonder meer duidelijk was om welke geldbedragen bij welke feiten het ging. Verdachte wordt dan ook in staat geacht de tenlastelegging te kunnen begrijpen en zich daartegen te verdedigen.
Verder merkt de rechtbank nog op dat het noemen van een specifiek geldbedrag bij het ene feit niet maakt dat het niet noemen daarvan bij het andere feit de tenlastelegging onvoldoende feitelijk zou maken. Het staat de officier van justitie immers vrij de tenlastelegging zo in richten zoals zij dat wenst.
Het nietigheidsverweer wordt dan ook verworpen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Borgers, Derksen en Bols waren omstreeks 5 maart 2015 in Lobith, gemeente Rijnwaarden. [2] Borgers heeft [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd gestompt of geslagen. [3] Bols heeft met de pinpas met pincode van [slachtoffer] geld van de rekening van [slachtoffer] gepind. [4] Borgers heeft het gepinde bedrag en ook een hoeveelheid geld, afkomstig uit de portemonnee van [slachtoffer] , meegenomen. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Niet kan niet worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geschopt. De situatie aan de deur en in de hal, die een noodweersituatie betreft, staat los van de situatie in de woning waarin [slachtoffer] aan Borgers een geldbedrag heeft gegeven ter kwijting van de openstaande schuld. Verdachte heeft geen bedreigingen geuit en de situatie in de woonkamer was ook anderszins niet dreigend van aard. Er is dan ook geen oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling aanwezig, nu het geld niet onder dwang is afgegeven en verdachtes handelen het maatschappelijke betamelijke niet verre heeft overschreden. Tot slot is geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening, omdat [slachtoffer] uit eigen beweging - zonder dat sprake was van enig geweld of bedreiging met geweld - zijn pinpas met pincode heeft afgegeven en daarbij aangaf dat er gepind kon worden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 27 februari 2015 schade heeft gereden aan de auto van Peter (rechtbank: Borgers). Over het vergoeden van de schade had hij contact met Ricardo (rechtbank: Derksen) en Borgers. Hij kreeg hierover verschillende WhatsApp-berichten van Derksen. Op 2 maart 2015 sprak [slachtoffer] Borgers aan de telefoon. Borgers zei dat hij [slachtoffer] nog een kans wilde geven en dat hij anders in de cel terecht zou komen. [slachtoffer] gaf aan het via de politie te willen regelen.
In de nacht van 4 op 5 maart 2015 kwamen Borgers, Derksen en Lisa (rechtbank: Bols) aan de deur van de woning van Stefanie (rechtbank: Vane), de vriendin van [slachtoffer] . Borgers stond bij [slachtoffer] aan de deur. Derksen stond er anderhalve meter links schuin achter. Uit het niets kreeg [slachtoffer] kennelijk opzettelijk een harde vuistslag van Borgers tegen zijn linker kaak. [slachtoffer] viel en het werd zwart voor zijn ogen. Later hoorde hij van Vane dat, op het moment dat hij op de grond viel, Borgers en Derksen naar binnen vlogen en dat zij heeft gezien dat zij allebei op hem hebben ingeslagen en getrapt. Nadat [slachtoffer] was bijgekomen kwamen Borgers, Derksen en Bols de woonkamer binnen. Vane wilde de politie bellen, maar dat mocht niet. Borgers zei dat hij het geld wilde en dat hij niet eerder weg zou gaan. Borgers zei: ‘Anders is het nu afgelopen met je’. [slachtoffer] was bang voor zijn leven en wilde alles doen om de dreiging af te laten nemen. Ook Derksen zei dat [slachtoffer] moest betalen. [slachtoffer] pakte zijn portemonnee en haalde er bankbiljetten uit. Borgers pakte dit geld. [slachtoffer] legde bankpassen op tafel. Bols pakte de creditcard. [slachtoffer] voelde zich nog steeds zo bedreigd dat hij de pincode van de creditcard gaf. Bols schreef de pincode op een papiertje. Ze kwam even later terug en zei € 750 euro te hebben gepind. Borgers pakte ook dit geld. Vervolgens gingen ze alle drie weg. [slachtoffer] zag dat er inderdaad € 750 euro van zijn creditcard account was afgeschreven. [6]
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door onder meer de verklaring van Vane.
Vane heeft verder nog verklaard dat, nadat [slachtoffer] door de vuistslag van Borgers op zijn gezicht op de grond was gevallen, Borgers boven [slachtoffer] ging staan en hem met meerdere keren in het gezicht stompte. Zij zag dat Ricardo er ook bij kwam en dat die zich er mee ging bemoeien. Ze zag dat Borgers en Derksen boven [slachtoffer] stonden en hem sloegen en trapten. Toen heeft zij de tussendeur dicht gedaan. Daarna in de woonkamer heeft Borgers gezegd: ‘Je kunt nou geld geven of je kunt echt de grond in.’ Borgers zei meermalen tegen [slachtoffer] dat hij zijn telefoon weg moest doen. [slachtoffer] zei dat hij bang was. Nadat [slachtoffer] zijn portemonnee op tafel had gegooid en Bols de pasjes pakte, vroeg Bols hem een paar keer naar de pincode. Borgers en Derksen zetten Ryan (rechtbank: [slachtoffer] ) onder druk en Bols regelde het verder. Bols kwam terug met het geld en gaf het aan Borgers. [7]
Derksen heeft verklaard dat, nadat [slachtoffer] als gevolg van het slaan door Borgers op de grond was gevallen, hij er ook naartoe is gelopen. Hij was boos en opgefokt en werd door Bols tegen gehouden. In de woning van Vane werd er een hoop gescholden, getierd en gevloekt. [slachtoffer] gaf aan dat hij zich bedreigd voelde en zat te janken. [slachtoffer] zei dat hij zou betalen en dat hij geld ging halen. Het duurde Derksen te lang en waarop hij zei dat [slachtoffer] op moest schieten. [8]
Verder heeft Derksen nog verklaard dat hij WhatsApp-berichten naar [slachtoffer] had gestuurd en dat hij daarin had aangegeven dat hij de afwikkeling van de schade moest regelen. Ook heeft hij bericht dat Borgers anders een keer aan de deur zou komen en dat Borgers niet de makkelijkste is. [9]
Uit de verschillende verklaringen blijkt dat de volgende WhatsApp-berichten zijn verstuurd [10] :
28-02-15, 16:12:19, Derksen naar [slachtoffer] : ‘De auto heeft ze 3000 aan schade hij is bij de garage geweest dit gaat opgelost worden wij willen dit zo snel mogenlijk doen anders wordt aangifte gedaan door Peter en dan zijn de consequenties heel anders wat heb je zelf in gedachten.’
(…)
28-02-15, 16:16:38, [slachtoffer] naar Derksen: ‘Geef me aub het telefoon nummer van de garage’
28-02-15, 16:16:46, [slachtoffer] naar Derksen: ‘Bel ik ze ff op’
28-02-15, 16:16:59, Derksen naar [slachtoffer] : ‘Da kost het gwn pik (…)’
Bols bevestigt dat Derksen boos was op Ryan, dat hij opgefokt was en dat zij heeft geprobeerd hem tegen te houden. Verder heeft Bols verklaard dat Derksen bij binnenkomst in de woning van Vane meerdere keren tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat het geld van de aanrijding moest komen omdat er anders problemen zouden komen. [11]
Aangaande de rol van Derksen heeft Borgers verklaard dat, terwijl hijzelf bij [slachtoffer] aan de deur stond en [slachtoffer] had gezegd dat Borgers naar de politie moest gaan, Derksen uit de auto was gekomen en schreeuwde: ‘vuile klootzak! Jij zou betalen. Jij hebt ook die schade gereden.’ Nadat Borgers [slachtoffer] had geslagen, werd Derksen agressief maar kon Borgers hem op afstand houden. [12] Derksen heeft ook stemverheffing gebruikt. [13]
Borgers heeft verklaard dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij moest betalen. In de woning gaf [slachtoffer] aan dat hij hen weg wilde hebben en zei hij dat Borgers zijn iPhone, zijn auto en zijn portemonnee mocht hebben. Borgers heeft stemverheffing gebruikt. Borgers begrijpt dat [slachtoffer] zich bedreigd heeft gevoeld en daarom het geld heeft betaald. [14]
Ter terechtzitting heeft Borgers verklaard dat hij tegen [slachtoffer] aan de telefoon heeft gezegd dat hij problemen met justitie zou krijgen als hij de schade niet zou betalen. Ook heeft hij verklaard dat [slachtoffer] het geld waarschijnlijk niet vrijwillig heeft afgestaan. [slachtoffer] wilde waarschijnlijk dat het afgelopen zou zijn. [15]
Bols heeft gezien dat Borgers schoppende bewegingen naar het lichaam van [slachtoffer] maakte. [16]
Verder heeft zij verklaard dat Borgers in de woonkamer een meter van [slachtoffer] af stond. Borgers zei dat [slachtoffer] moest betalen, want deed hij dit niet dan kwam hij er wel achter. [slachtoffer] zei dat Borgers alles mocht pakken wat hij wilde, omdat hij bang was dood te gaan. Ook zei [slachtoffer] dat hij alleen het geld – dat zojuist gepind was – gaf omdat hij vreesde voor zijn leven. Daarop zei Borgers zei dat hij niet voor zijn leven hoefde te vrezen. [17] Verder heeft Borgers nog gezegd dat als [slachtoffer] niet ging pinnen hij hem in de kofferbak zou pleuren en dat hij dan erger toegetakeld zou worden, dat hij als hij niet zou meewerken dat hij onder de grond terecht zou komen en ook meermalen malen dat hij [slachtoffer] kapot zou slaan. [18]
Conclusie
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder:
  • dat Borgers [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt;
  • dat, nu Vane heeft verklaard dat Borgers [slachtoffer] heeft getrapt, hetgeen wordt ondersteund door de verklaring van Bols dat zij heeft gezien dat Borgers schoppende bewegingen naar het lichaam van [slachtoffer] maakte en de verklaring van [slachtoffer] dat hij van Vane hoorde dat Derksen hem getrapt heeft, de rechtbank bewezen acht dat Borgers [slachtoffer] ook meermalen heeft geschopt;
  • dat Borgers en Derksen in de woonkamer beiden naar het geld hebben gevraagd;
  • dat Borgers en Derksen door hun hiervoor genoemde afzonderlijke handelingen een voor [slachtoffer] aansluitende (vanaf het sturen van WhatsApp-berichten tot en met de situatie in de woonkamer) dreigende situatie hebben gecreëerd;
  • dat nu voor alle aanwezigen duidelijk was dat [slachtoffer] in de woonkamer bang was en zich bedreigd voelde, hij in die omstandigheid niet vrijwillig een hoeveelheid geld uit zijn portemonnee heeft afgegeven en ook zijn pinpas en de pincode niet vrijwillig heeft afgegeven;
  • dat Bols met de pinpas met pincode € 750 is gaan pinnen;
  • dat Borgers al het geld heeft meegenomen,
acht de rechtbank ten aanzien van Borgers en Derksen bewezen dat zij samen [slachtoffer] hebben afgeperst van een hoeveelheid geld. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het handelen van Borgers en Derksen de grenzen van maatschappelijke betamelijkheid verre heeft overschreden. Verder acht de rechtbank gelet op al het voorgaande in samenhang bezien ook bewezen dat Borgers, Derksen en Bols samen (de gepinde) € 750 euro van [slachtoffer] hebben gestolen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op ofomstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of
(een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld
en/of een portemonnee (met inhoud) en/of pinpassen,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat hij verdachte
en/of zijn mededader
(s)
- die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal (krachtig
)tegen het hoofd en/of
elders tegen het lichaam heeft
/hebbengestompt en/of geslagen en
/of
(vervolgens
)
- die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaaltegen het lichaam heeft
/hebben
geschopt en
/of (vervolgens
)
- tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd dat hij moest betalen en/of dat ze
geld van hem wilde hebben
, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij
op ofomstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 750 euro,
althans een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/ofde
/hetweg te nemen
goed
(eren
)onder
haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van afpersing.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat er sprake is geweest van noodweer dan wel noodweerexces.
Noodweer(exces)
Uit het voorhanden zijnde bewijsmateriaal is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer] meermalen op het hoofd heeft geslagen (of gestompt) en tegen het lichaam geschopt. De vraag is of er voor verdachte sprake was van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, kortom of verdachte zo heeft mogen handelen om zichzelf te verdedigen.
In dit verband is het van belang om te kijken naar de in het strafdossier opgenomen verschillende verklaringen en hetgeen ter terechtzitting is verklaard.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard in de deuropening – ten overstaan van Borgers – geen flesje bier vast te hebben gehad. Vane heeft niets over een flesje bier verklaard en Bols heeft ter terechtzitting verklaard bij [slachtoffer] geen flesje bier te hebben gezien.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] aan de deur een flesje bier in zijn hand had. Hij zag dat het flesje in een flits ter hoogte van zijn hoofd kwam, waarop hij [slachtoffer] met een vuist opzettelijk op zijn kaak heeft geslagen waardoor hij op de grond viel. Toen [slachtoffer] in de gang op de grond lag, had hij het flesje nog in zijn hand. Hij probeerde weer op te staan, maar verdachte duwde hem opnieuw op de grond. Om het flesje uit zijn hand te krijgen, sloeg verdachte hem nogmaals op zijn wang. Toen liet [slachtoffer] het flesje los. Hij heeft [slachtoffer] niet geschopt, aldus verdachte bij de politie. Ter terechtzitting heeft verdachte nog verklaard dat hij in een oogopslag een groene flits omhoog zag gaan.
Verder heeft Derksen ter terechtzitting, als getuige in de zaak van Borgers, verklaard dat [slachtoffer] in de gang aan de deur stond te zwaaien met een flesje bier.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] , indien hij al een flesje bier heeft vastgehad, hiermee een zwaaiende beweging in de richting van Borgers heeft gemaakt. Daartoe overweegt de rechtbank dat het zien van een groene flits, zelfs op hoofdhoogte, nog niet betekent dat met het flesje bier een zwaaiende beweging is gemaakt, laat staan in de richting van Borgers. Verder overweegt de rechtbank dat de verklaring van Derksen als getuige ter terechtzitting niet aannemelijk is, nu hij eerder bij de politie niet heeft verklaard over het gestelde zwaaien met het flesje bier. De rechtbank weegt hierbij zwaar mee dat niet alleen aangever [slachtoffer] heeft ontkend een flesje bier in handen te hebben gehad, maar ook dat zowel Vane als Bols geen flesje bier hebben gezien.
Het verweer dat verdachte zich tijdens een dreigende situatie bevond in een kleine en smalle gang, hetgeen op zichzelf ook een grote dreiging oplevert voor verdachte, verwerpt de rechtbank met verwijzing naar het bewezenverklaarde. Daaruit volgt immers dat verdachte aan de (voor)deur stond en dat [slachtoffer] pas in de gang is gevallen nadat hij door verdachte vanaf buiten was geslagen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Zodoende is de rechtbank van oordeel dat er door verdachte geen gerechtvaardigd beroep op noodweer(exces) kan worden gedaan.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat, zelfs indien verdachte voor het meermalen slaan of stompen van [slachtoffer] een gerechtvaardigd beroep op noodweer(exces) had kunnen doen, dat onverlet laat dat zulks, gelet op de overige vastgestelde feiten en omstandigheden, nog geen rechtvaardiging zou opleveren voor de afpersing.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die worden voorgesteld in het reclasseringsrapport.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien wel strafoplegging zal volgen, verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verder is verzocht artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toe te passen, nu er sprake is van een voorgezette handeling. Een werkstraf, zo nodig een forse, zou passend zijn. Mocht de rechtbank een gevangenisstraf willen opleggen dan dient enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd, waarbinnen verdachte de benodigde behandeling kan krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 november 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 14 december 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met Derksen afpersen van [slachtoffer] van een hoeveelheid geld en het samen met Derksen en Bols plegen van diefstal van € 750 met de pinpas van [slachtoffer] . Verdachte heeft [slachtoffer] meerdere keren geslagen en geschopt en hem ook meerdere keren met de dood bedreigd. Feiten als deze maken veelal grove inbreuk op het gevoel van veiligheid en kunnen daardoor een grote impact op het leven van slachtoffers hebben. Dat dit voor [slachtoffer] ook opgaat, volgt uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Verder getuigt het handelen van verdachte van weinig respect voor het eigendom van derden. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen daarom zwaar aan.
In het voordeel van verdachte rekent de rechtbank dat verdachte een summier strafblad heeft en hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Eveneens houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met artikel 63 Sr, in verband met een latere veroordeling terzake van rijden onder invloed.
Er is een reclasseringsrapport opgemaakt, waarin geadviseerd is om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij zijn de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: de meldplicht en de verplichting om zich te laten onderzoeken en te behandelen voor zijn beïnvloedbaarheid en agressieregulatie problematiek bij de forensische psychiatrische polikliniek Kairos te Arnhem of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg. Zo nodig dient hij ook volledige medewerking te verlenen aan een behandeling voor zijn middelengebruik.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte, zoals onder meer beschreven in de hiervoor aangehaalde stukken, bij de afdoening van deze zaak een aanzienlijke - maar minder forse dan geëist - gevangenisstraf passend en geboden is. Daarbij zal de rechtbank aan verdachte als stok achter de deur een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij hem tegelijkertijd passende hulp kan worden geboden.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden op te leggen aan verdachte de meldplicht, de verplichting tot ambulante behandeling en, zo nodig, de verplichting tot een behandeling voor middelengebruik. Dit alles met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten niet in zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling. Er is in dit geval sprake van samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd, namelijk het wederrechtelijk bevoordelen enerzijds en het wederrechtelijk toe-eigenen anderzijds, en daarom meer dan één misdrijf opleveren. Dat betekent dat de rechtbank bij de hoogte van de op te leggen niet artikel 56 Sr heeft toegepast, maar artikel 57 Sr.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 700 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel (hoofdelijk) toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, zodat niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in diens vordering dient te volgen. Verder is betoogd dat de benadeelde partij voorafgaand aan het incident al psychische problemen had en dat onduidelijk is wat deze zaak aan die problemen heeft toegevoegd. Daarvoor is nader onderzoek nodig, hetgeen een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. Zodoende dient eveneens niet-ontvankelijkheid te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de civiele vordering van de benadeelde partij verband houdt met het bewezenverklaarde handelen onder feit 1, nu de gevorderde immateriële schade blijkens de onderbouwing daarvan uitsluitend is gebaseerd op het bij dat feit horende geweld en de bedreiging met geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 700 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Daartoe overweegt de rechtbank dat de schadepost, waarbij onder meer is verwezen naar een vergelijkbare uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt. Dat verdachte voorafgaand aan het incident al psychische problemen had, maakt het vorenstaande niet anders. Zodoende vormt deze schadepost geen onevenredige belasting voor het strafproces en kan de vordering in zijn geheel worden toegewezen.
Verdachte is met mededader Derksen hoofdelijk aansprakelijk voor de door de benadeelde partij geleden schade, met dien verstande dat verdachte niet meer tot vergoeding aan de benadeelde partij gehouden is indien en voor zover het gevorderde door Derksen is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De rechtbank bepaalt dat bij gebrek van betaling en verhaal bij verdachte 14 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 maart 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 63, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op
2 (twee) jarenwordt bepaald:
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij de Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Oost, op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, 6811 JB Arnhem (026-3555333) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- wordt verplicht zich gedurende de proeftijd zich te laten onderzoeken en te behandelen voor zijn beïnvloedbaarheid en agressieregulatie problematiek bij de forensische psychiatrische polikliniek Kairos te Arnhem, of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die beslissing door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- indien nodig, zulks ter beoordeling van de reclassering, wordt verplicht volledige medewerking aan een behandeling voor zijn middelengebruik te verlenen, waarbij hij zich eveneens dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die beslissing door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant G.P.M. Eeuwes van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden
2.Verklaring van P.G.H. Borgers ter terechtzitting van 17 december 2015, proces-verbaal van verhoor R. Derksen, p. 105, en proces-verbaal van verhoor L. Bols, p. 132-133.
3.Verklaring van Borgers ter terechtzitting van 17 december 2015.
4.Proces-verbaal van verhoor L. Bols, p. 137 (onder het midden).
5.Proces-verbaal van verhoor P.G.H. Borgers, p. 117.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 67 t/m 69 en p. 82 (onderaan).
7.Proces verbaal van verhoor getuige S. Vane, p. 92 t/m 94.
8.Proces-verbaal van verhoor R. Derksen, p. 106-107 en p. 109 (onderaan).
9.Proces-verbaal van verhoor R. Derksen, p. 105-106.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 67 en proces-verbaal van verhoor R. Derksen, p. 110 en p. 112.
11.Proces-verbaal van verhoor L. Bols, p. 134 (eerste alinea, laatste zin), p. 136 (een na laatste alinea) en
12.Proces-verbaal van verhoor P.G.H. Borgers, p. 116 (vijfde alinea).
13.Proces-verbaal van verhoor P.G.H. Borgers, p. 122 (in het midden).
14.Proces-verbaal van verhoor P.G.H. Borgers, p. 116 (onderaan), p. 122 (bovenaan en in het midden),
15.Verklaring van P.G.H. Borgers ter terechtzitting van 17 december 2015.
16.Proces-verbaal van verhoor L. Bols, p. 141 (midden).
17.Proces-verbaal van verhoor L. Bols, p. 136 t/m 138.
18.Proces-verbaal van verhoor L. Bols, p. 141 (onder het midden).