ECLI:NL:RBGEL:2015:8263

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 december 2015
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
05/720058-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraffen voor het medeplegen van afpersing en diefstal in vereniging

Op 31 december 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man uit Heelsum, een 24-jarige man en een 20-jarige vrouw uit Tolkamer. De rechtbank heeft hen veroordeeld voor het medeplegen van afpersing en diefstal in vereniging. De feiten vonden plaats op 5 maart 2015, toen de verdachten naar het huis van de vriendin van het slachtoffer gingen, omdat het slachtoffer een geldbedrag aan de man uit Heelsum schuldig was. Het slachtoffer werd door de man uit Heelsum meermalen geslagen en geschopt, terwijl de andere verdachten dreigementen uitten. Onder druk van de dreigende situatie gaf het slachtoffer geld en zijn pinpas met pincode af, waarna de vrouw het geld pinte. De rechtbank heeft de twee mannen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en de vrouw kreeg 3 maanden voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf van 120 uur. Daarnaast zijn de mannen veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720058-15
Datum uitspraak : 31 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Raadsman: mr. E.J.M.J Damen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 december 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld en/of een portemonnee (met inhoud) en/of pinpassen,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (krachtig) tegen het hoofd en/of
elders tegen het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft/hebben
geschopt en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest betalen en/of dat ze
geld van hem wilde hebben, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 750 euro, althans een
hoeveeheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] waren omstreeks 5 maart 2015 in Lobith, gemeente Rijnwaarden. [2] [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd gestompt of geslagen. [3] [medeverdachte 2] heeft met de pinpas met pincode van [slachtoffer] geld van de rekening van [slachtoffer] gepind. [4] [medeverdachte 1] heeft het gepinde bedrag en ook een hoeveelheid geld, afkomstig uit de portemonnee van [slachtoffer] , meegenomen. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De situatie aan de deur en in de hal staat los van de situatie in de woning waarin [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] een geldbedrag heeft gegeven ter kwijting van de openstaande schuld. Verder heeft verdachte geen geweld gebruikt en in de woonkamer ook geen bedreigingen geuit. Ook had verdachte geen oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling dan wel toe-eigening. De wijze waarop verdachte zich heeft opgesteld heeft de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid (bij lange na) niet verre overschreden. De rol van verdachte is onvoldoende significant om van medeplegen te kunnen spreken ten aanzien van beide feiten. Tot slot is geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening, omdat [slachtoffer] uit eigen beweging zijn pinpas met pincode heeft afgegeven en daarbij aangaf dat er gepind kon worden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 27 februari 2015 schade heeft gereden aan de auto van [medeverdachte 1] (rechtbank: [medeverdachte 1] ). Over het vergoeden van de schade had hij contact met [verdachte] (rechtbank: [verdachte] ) en [medeverdachte 1] . Hij kreeg hierover verschillende WhatsApp-berichten van [verdachte] . Op 2 maart 2015 sprak [slachtoffer] [medeverdachte 1] aan de telefoon. [medeverdachte 1] zei dat hij [slachtoffer] nog een kans wilde geven en dat hij anders in de cel terecht zou komen. [slachtoffer] gaf aan het via de politie te willen regelen.
In de nacht van 4 op 5 maart 2015 kwamen [medeverdachte 1] , [verdachte] en Lisa (rechtbank: [medeverdachte 2] ) aan de deur van de woning van [naam] (rechtbank: [naam] ), de vriendin van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] stond bij [slachtoffer] aan de deur. [verdachte] stond er anderhalve meter links schuin achter. Uit het niets kreeg [slachtoffer] kennelijk opzettelijk een harde vuistslag van [medeverdachte 1] tegen zijn linker kaak. [slachtoffer] viel en het werd zwart voor zijn ogen. Later hoorde hij van [naam] dat, op het moment dat hij op de grond viel, [medeverdachte 1] en [verdachte] naar binnen vlogen en dat zij heeft gezien dat zij allebei op hem hebben ingeslagen en getrapt. Nadat [slachtoffer] was bijgekomen kwamen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] de woonkamer binnen. [naam] wilde de politie bellen, maar dat mocht niet. [medeverdachte 1] zei dat hij het geld wilde en dat hij niet eerder weg zou gaan. [medeverdachte 1] zei: ‘Anders is het nu afgelopen met je’. [slachtoffer] was bang voor zijn leven en wilde alles doen om de dreiging af te laten nemen. Ook [verdachte] zei dat [slachtoffer] moest betalen. [slachtoffer] pakte zijn portemonnee en haalde er bankbiljetten uit. [medeverdachte 1] pakte dit geld. [slachtoffer] legde bankpassen op tafel. [medeverdachte 2] pakte de creditcard. [slachtoffer] voelde zich nog steeds zo bedreigd dat hij de pincode van de creditcard gaf. [medeverdachte 2] schreef de pincode op een papiertje. Ze kwam even later terug en zei € 750 euro te hebben gepind. [medeverdachte 1] pakte ook dit geld. Vervolgens gingen ze alle drie weg. [slachtoffer] zag dat er inderdaad € 750 euro van zijn creditcard account was afgeschreven. [6]
De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door onder meer de verklaring van [naam] .
[naam] heeft verder nog verklaard dat, nadat [slachtoffer] door de vuistslag van [medeverdachte 1] op zijn gezicht op de grond was gevallen, [medeverdachte 1] boven [slachtoffer] ging staan en hem met meerdere keren in het gezicht stompte. Zij zag dat [verdachte] er ook bij kwam en dat die zich er mee ging bemoeien. Ze zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] boven [slachtoffer] stonden en hem sloegen en trapten. Toen heeft zij de tussendeur dicht gedaan. Daarna in de woonkamer heeft [medeverdachte 1] gezegd: ‘Je kunt nou geld geven of je kunt echt de grond in.’ [medeverdachte 1] zei meermalen tegen [slachtoffer] dat hij zijn telefoon weg moest doen. [slachtoffer] zei dat hij bang was. Nadat [slachtoffer] zijn portemonnee op tafel had gegooid en [medeverdachte 2] de pasjes pakte, vroeg [medeverdachte 2] hem een paar keer naar de pincode. [medeverdachte 1] en [verdachte] zetten [slachtoffer] (rechtbank: [slachtoffer] ) onder druk en [medeverdachte 2] regelde het verder. [medeverdachte 2] kwam terug met het geld en gaf het aan [medeverdachte 1] . [7]
Verdachte heeft verklaard dat, nadat [slachtoffer] als gevolg van het slaan door [medeverdachte 1] op de grond was gevallen, hij er ook naartoe is gelopen. Hij was boos en opgefokt en werd door [medeverdachte 2] tegen gehouden. In de woning van [naam] werd er een hoop gescholden, getierd en gevloekt. [slachtoffer] gaf aan dat hij zich bedreigd voelde en zat te janken. [slachtoffer] zei dat hij zou betalen en dat hij geld ging halen. Het duurde verdachte te lang, waarop hij zei dat [slachtoffer] op moest schieten. [8]
Verder heeft verdachte nog verklaard dat hij WhatsApp-berichten naar [slachtoffer] had gestuurd en dat hij daarin had aangegeven dat hij de afwikkeling van de schade moest regelen. Ook had hij bericht dat [medeverdachte 1] anders een keer aan de deur zou komen en dat [medeverdachte 1] niet de makkelijkste is. [9]
Uit de verschillende verklaringen blijkt dat de volgende WhatsApp-berichten zijn verstuurd [10] :
28-02-15, 16:12:19, [verdachte] naar [slachtoffer] : ‘De auto heeft ze 3000 aan schade hij is bij de garage geweest dit gaat opgelost worden wij willen dit zo snel mogenlijk doen anders wordt aangifte gedaan door [medeverdachte 1] en dan zijn de consequenties heel anders wat heb je zelf in gedachten.’
(…)
28-02-15, 16:16:38, [slachtoffer] naar [verdachte] : ‘Geef me aub het telefoon nummer van de garage’
28-02-15, 16:16:46, [slachtoffer] naar [verdachte] : ‘Bel ik ze ff op’
28-02-15, 16:16:59, [verdachte] naar [slachtoffer] : ‘Da kost het gwn pik (…)’
[medeverdachte 2] bevestigt dat [verdachte] boos was op [slachtoffer] , dat hij opgefokt was en dat zij heeft geprobeerd hem tegen te houden. Verder heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [verdachte] bij binnenkomst in de woning van [naam] meerdere keren tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat het geld van de aanrijding moest komen omdat er anders problemen zouden komen. [11]
Aangaande de rol van [verdachte] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat, terwijl hijzelf bij [slachtoffer] aan de deur stond en [slachtoffer] had gezegd dat [medeverdachte 1] naar de politie moest gaan, [verdachte] uit de auto was gekomen en schreeuwde: ‘vuile klootzak! Jij zou betalen. Jij hebt ook die schade gereden.’ Nadat [medeverdachte 1] [slachtoffer] had geslagen, werd [verdachte] agressief maar kon [medeverdachte 1] hem op afstand houden. [12] [verdachte] heeft ook stemverheffing gebruikt. [13]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij moest betalen. In de woning gaf [slachtoffer] aan dat hij hen weg wilde hebben en zei hij dat [medeverdachte 1] zijn iPhone, zijn auto en zijn portemonnee mocht hebben. [medeverdachte 1] heeft stemverheffing gebruikt. [medeverdachte 1] begrijpt dat [slachtoffer] zich bedreigd heeft gevoeld en daarom het geld heeft betaald. [14]
[medeverdachte 2] heeft gezien dat [medeverdachte 1] schoppende bewegingen naar het lichaam van [slachtoffer] maakte. [15]
Verder heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] in de woonkamer een meter van [slachtoffer] af stond. [medeverdachte 1] zei dat [slachtoffer] moest betalen, want deed hij dit niet dan kwam hij er wel achter. [slachtoffer] zei dat [medeverdachte 1] alles mocht pakken wat hij wilde, omdat hij bang was dood te gaan. Ook zei [slachtoffer] dat hij alleen het geld – dat zojuist gepind was – gaf omdat hij vreesde voor zijn leven. Daarop zei [medeverdachte 1] zei dat hij niet voor zijn leven hoefde te vrezen. [16] Verder heeft [medeverdachte 1] nog gezegd dat als [slachtoffer] niet ging pinnen hij hem in de kofferbak zou pleuren en dat hij dan erger toegetakeld zou worden, dat hij als hij niet zou meewerken dat hij onder de grond terecht zou komen en ook meermalen malen dat hij [slachtoffer] kapot zou slaan. [17]
Medeplegen
Het verweer van de raadsman dat ten aanzien van verdachte geen sprake is van medeplegen wordt door de rechtbank verworpen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte:
  • naar [slachtoffer] , kort voorafgaand aan het incident op 5 maart 2015, meerdere WhatsApp-berichten heeft verstuurd, die naar het oordeel van de rechtbank – in combinatie met de overige gebeurtenissen – bedreigend van aard zijn;
  • op 5 maart 2015, terwijl [medeverdachte 1] aan de deur stond bij [slachtoffer] , schuin achter [medeverdachte 1] stond en daarbij heeft geschreeuwd: ‘vuile klootzak! Jij zou betalen. Jij hebt ook die schade gereden.’
  • nadat [slachtoffer] door [medeverdachte 1] naar de grond was geslagen, er zo boos en opgefokt bij kwam staan dat [medeverdachte 2] heeft geprobeerd hem weg te houden;
  • in de woonkamer erbij aanwezig was toen [medeverdachte 1] veelvuldig [slachtoffer] bedreigde, zij beiden hun stem hebben verheven en verdachte ook meerdere keren tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat het geld van de aanrijding moest komen omdat er anders problemen zouden komen;
  • samen met [medeverdachte 1] bij [slachtoffer] in de woning bleef, terwijl [medeverdachte 2] met de pinpas met pincode van [slachtoffer] geld ging pinnen.
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] gericht op beide feiten, waarbij met betrekking tot de diefstal (feit 2) deze samenwerking ook geldt ten aanzien van [medeverdachte 2] , en dat verdachte een voldoende significante bijdrage aan beide delicten heeft geleverd. Dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte ten aanzien van [slachtoffer] ook zelf fysiek geweld heeft gebruikt, maakt dit niet anders.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder:
  • dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt;
  • dat, nu [naam] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] heeft getrapt, hetgeen wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 2] dat zij heeft gezien dat [medeverdachte 1] schoppende bewegingen naar het lichaam van [slachtoffer] maakte en de verklaring van [slachtoffer] dat hij van [naam] hoorde dat verdachte hem getrapt heeft, de rechtbank bewezen acht dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] ook meermalen heeft geschopt;
  • dat [medeverdachte 1] en verdachte in de woonkamer beiden naar het geld hebben gevraagd;
  • dat [medeverdachte 1] en verdachte door hun hiervoor genoemde afzonderlijke handelingen een voor [slachtoffer] doorlopend (vanaf het sturen van WhatsApp-berichten tot en met de situatie in de woonkamer) dreigende situatie hebben gecreëerd;
  • dat nu voor alle aanwezigen duidelijk was dat [slachtoffer] in de woonkamer bang was en zich bedreigd voelde, hij in die omstandigheid niet vrijwillig een hoeveelheid geld uit zijn portemonnee heeft afgegeven en ook zijn pinpas en de pincode niet vrijwillig heeft afgegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus sprake van gedwongen afgifte van een hoeveelheid geld en de pinpas met pincode;
  • dat [medeverdachte 2] met de pinpas met pincode € 750 is gaan pinnen;
  • dat [medeverdachte 1] al het geld heeft meegenomen,
acht de rechtbank ten aanzien van [medeverdachte 1] en verdachte bewezen dat zij samen [slachtoffer] hebben afgeperst van een hoeveelheid geld. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het handelen van [medeverdachte 1] en [verdachte] de grenzen van maatschappelijke betamelijkheid verre heeft overschreden. Verder acht de rechtbank gelet op al het voorgaande in samenhang bezien ook bewezen dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] samen (de gepinde) € 750 euro van [slachtoffer] hebben gestolen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op ofomstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of
(een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
een hoeveelheid geld
en/of een portemonnee (met inhoud) en/of pinpassen,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond
(en
)dat hij verdachte
en/of zijn mededader
(s)
- die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal (krachtig
)tegen het hoofd en/of
elders tegen het lichaam heeft
/hebbengestompt en/of geslagen en
/of
(vervolgens
)
- die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaaltegen het lichaam heeft
/hebben
geschopt en
/of (vervolgens
)
- tegen die [slachtoffer]
heeft/hebben gezegd dat hij moest betalen en/of dat ze
geld van hem wilde hebben
, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij
op ofomstreeks 05 maart 2015 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, tezamen en
in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 750 euro,
althans een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/ofde
/hetweg te nemen
goed
(eren
)onder
haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van afpersing.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die worden voorgesteld in het reclasseringsrapport.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Indien strafoplegging volgt, heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Er dient verder rekening mee te worden gehouden dat verdachte, anders dan [medeverdachte 1] , geen geweld heeft gebruikt. Verder is verzocht artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) toe te passen, nu er sprake is van een voorgezette handeling. Een taakstraf zou passend zijn. Mocht de rechtbank een gevangenisstraf willen opleggen dan dient enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd , doch uiterlijk 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 november 2015;
- een voorlichtingsrapportage van IrisZorg, gedateerd 16 november 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met [medeverdachte 1] afpersen van [slachtoffer] van een hoeveelheid geld en het samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] plegen van diefstal van € 750 met de pinpas van [slachtoffer] . Verdachte heeft voorafgaand en tijdens het incident veelvuldig bijgedragen aan de dreigende sfeer ten aanzien van de afpersing. Feiten als deze maken veelal grove inbreuk op het gevoel van veiligheid en kunnen daardoor een grote impact op het leven van slachtoffers hebben. Dat dit voor [slachtoffer] opgaat, volgt uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Verder getuigt het handelen van verdachte van weinig respect voor het eigendom van derden. De rechtbank rekent verdachte zijn handelen daarom zwaar aan.
De rechtbank stelt vast dat uit verdachtes strafblad blijkt hij al voor verschillende misdrijven, waaronder ook – zij het in 2007 – een geweldsmisdrijf, is veroordeeld. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met artikel 63 Sr, in verband met een latere veroordeling en een latere strafbeschikking.
Er is een reclasseringsrapport opgemaakt, waarin geadviseerd is om aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij zijn de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: de meldplicht, de verplichting tot ambulante behandeling, de opname in een instelling voor begeleid wonen en de verplichting mee te werken aan een goede dagbesteding/werk, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel, dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte, zoals onder meer beschreven in de hiervoor aangehaalde stukken, bij de afdoening van deze zaak een aanzienlijke - maar minder forse dan geëist - gevangenisstraf passend en geboden is. Daarbij zal de rechtbank aan verdachte als stok achter de deur een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarbij hem tegelijkertijd passende hulp kan worden geboden.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden op te leggen aan verdachte de meldplicht, de verplichting tot ambulante behandeling, de opname in een instelling voor begeleid wonen en de verplichting mee te werken aan een goede dagbesteding/werk, voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit alles met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Nu de rechtbank reeds heeft geoordeeld dat verdachte bij de delicten een significante rol heeft gespeeld en hij ten opzichte van [medeverdachte 1] meer justitiële documentatie heeft, heeft de rechtbank aanleiding gezien om aan hen gelijke straffen op te leggen.
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten niet in zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling. Er is in dit geval sprake van samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd, namelijk het wederrechtelijk bevoordelen enerzijds en het wederrechtelijk toe-eigenen anderzijds, en daarom meer dan één misdrijf opleveren. Dat betekent dat de rechtbank bij de hoogte van de op te leggen niet artikel 56 Sr heeft toegepast, maar artikel 57 Sr.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde. Gevorderd wordt een bedrag van € 700 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel (hoofdelijk) toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, zodat niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in diens vordering dient te volgen. Verder is betoogd dat de benadeelde partij voorafgaand aan het incident al psychische problemen had en dat onduidelijk is wat deze zaak aan die problemen heeft toegevoegd. Daarvoor is nader onderzoek nodig, wat een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert. Zodoende dient eveneens niet-ontvankelijkheid te volgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de civiele vordering van de benadeelde partij verband houdt met het bewezenverklaarde handelen onder feit 1, nu de gevorderde immateriële schade blijkens de onderbouwing daarvan uitsluitend is gebaseerd op het bij dat feit horende geweld en de bedreiging met geweld.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 700 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Daartoe overweegt de rechtbank dat de schadepost, waarbij onder meer is verwezen naar een vergelijkbare uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt. Dat verdachte voorafgaand aan het incident al psychische problemen had, maakt het vorenstaande niet anders. Zodoende vormt deze schadepost geen onevenredige belasting voor het strafproces en kan de vordering in zijn geheel worden toegewezen.
Verdachte is met mededader [medeverdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de door de benadeelde partij geleden schade, met dien verstande dat verdachte niet meer tot vergoeding aan de benadeelde partij gehouden is indien en voor zover het gevorderde door [medeverdachte 1] is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De rechtbank bepaalt dat bij gebrek van betaling en verhaal bij verdachte 14 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 5 maart 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 63, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op
2 (twee) jarenwordt bepaald:
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij de GGZ Iriszorg, Adviesunit Arnhem-Nijmegen, op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, 6811 JB Arnhem (088-6061600) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- wordt verplicht zich gedurende de proeftijd zich zal laten behandelen voor zijn middelengebruik bij (forensische) verslavingszorg Iriszorg of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die beslissing door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd, indien dit door de toezichthouder wordt geïndiceerd, zal verblijven in een beschermde/ begeleide woonvorm, zoals bijvoorbeeld Pluryn, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht mee te werken aan een goede dagbesteding/werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en mr. J.M.J.M. Doon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden
2.Verklaring van [voorletter 1] [verdachte] ter terechtzitting van 17 december 2015, proces-verbaal van verhoor [voorletters] [medeverdachte 1] , p. 115 en 120 (beiden onderaan), en proces-verbaal van verhoor [voorletter 2] [medeverdachte 2] , p. 132-133.
3.Proces-verbaal van verhoor [voorletters] [medeverdachte 1] , p. 121.
4.Proces-verbaal van verhoor [voorletter 2] . [medeverdachte 2] , p. 137 (onder het midden).
5.Proces-verbaal van verhoor [voorletters] [medeverdachte 1] , p. 117.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 67 t/m 69 en p. 82 (onderaan).
7.Proces verbaal van verhoor getuige [voorletter 3] [naam] , p. 92 t/m 94.
8.Proces-verbaal van verhoor [voorletter 1] . [verdachte] , p. 106-107 en p. 109 (onderaan).
9.Proces-verbaal van verhoor [voorletter 1] . [verdachte] , p. 105-106.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 67 en proces-verbaal van verhoor [voorletter 1] . [verdachte] , p. 110 en p. 112.
11.Proces-verbaal van verhoor [voorletter 2] . [medeverdachte 2] , p. 134 (eerste alinea, laatste zin), p. 136 (een na laatste alinea) en
12.Proces-verbaal van verhoor [voorletters] [medeverdachte 1] , p. 116 (vijfde alinea).
13.Proces-verbaal van verhoor [voorletters] [medeverdachte 1] , p. 122 (in het midden).
14.Proces-verbaal van verhoor [voorletters] [medeverdachte 1] , p. 116 (onderaan), p. 122 (bovenaan en in het midden),
15.Proces-verbaal van verhoor [voorletter 2] . [medeverdachte 2] , p. 141 (midden).
16.Proces-verbaal van verhoor [voorletter 2] . [medeverdachte 2] , p. 136 t/m 138.
17.Proces-verbaal van verhoor [voorletter 2] . [medeverdachte 2] , p. 141 (onder het midden).