In deze zaak vordert Willemsen-De Koning van Provincie Gelderland afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Rv. De vordering is ontstaan uit een geschil over de uitvoering van vervoersovereenkomsten die Willemsen-De Koning heeft gesloten met Provincie Gelderland voor WMO- en OV-vervoer. Willemsen-De Koning heeft een groot verlies geleden door sterk afwijkende vervoersvolumes ten opzichte van de door Provincie Gelderland verstrekte prognoses. Na een periode van voorschotbetalingen door Provincie Gelderland, is deze betaling stopgezet, wat leidde tot het beëindigen van de vervoersovereenkomsten en het faillissement van Willemsen-De Koning.
Willemsen-De Koning stelt dat zij recht en belang heeft bij de afgifte van rittenbakken en andere bescheiden om de juistheid van de prognoses te kunnen toetsen. Provincie Gelderland heeft echter betwist dat Willemsen-De Koning rechtmatig belang heeft bij de gevraagde documenten en heeft aangegeven dat de gevraagde rittenbakken niet bestaan of niet bruikbaar zijn voor de beoordeling van de prognoses. De rechtbank heeft geoordeeld dat er behoefte is aan nadere mondelinge toelichting en heeft de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak, alvorens een comparitie van partijen te bevelen.
De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden en bepaald dat de zaak op 27 januari 2016 weer op de rol zal komen voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en openbaar uitgesproken op 16 december 2015.