In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een incident waarbij de eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een incidentele vordering tot voeging heeft ingediend. De eiser vorderde dat de hoofdzaak zou worden gevoegd met een andere aanhangige zaak, omdat zij meende dat er sprake was van verknochtheid tussen de twee zaken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vereiste verknochtheid ontbreekt, omdat de feitelijke en juridische geschilpunten in beide zaken niet (nagenoeg) identiek zijn en er geen samenhang is die consistentie van de uitspraken rechtvaardigt. De eiser had gevorderd dat Rijndec Quality en ING, de gedaagden in de hoofdzaak, onrechtmatig hadden gehandeld door de casco's van de eiser in bezit te nemen, maar de rechtbank oordeelde dat de vordering in het incident niet voldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft de eiser dan ook in de proceskosten van het incident veroordeeld. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de incidentele vordering wordt afgewezen en dat de eiser de kosten van het incident moet vergoeden aan zowel Rijndec Quality als ING. De zaak zal op 13 januari 2016 weer op de rol komen voor conclusies van antwoord.