ECLI:NL:RBGEL:2015:8244

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
8 januari 2016
Zaaknummer
05/720206-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een veelpleger wegens diefstal met geweld en oplegging van de ISD-maatregel

Op 30 december 2015 heeft de Rechtbank Gelderland een 40-jarige man uit Nijmegen veroordeeld tot de ISD-maatregel wegens diefstal met geweld. De man had in september 2015 een tas van een bejaarde vrouw afgenomen, waarbij hij krachtig aan de tas had getrokken. Ondanks zijn bekentenis dat hij geen geweld had gepleegd, werd hij als veelpleger beschouwd, met een lange geschiedenis van eerdere veroordelingen en behandelingen die hij voortijdig had afgebroken. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte, hoewel in lichte mate, als geweld kon worden gekwalificeerd. De opgelegde ISD-maatregel houdt in dat de man voor twee jaar in een instelling voor stelselmatige daders wordt geplaatst, waar hij kan worden behandeld voor zijn verslavingsproblemen en kan werken aan zijn terugkeer in de maatschappij. De rechtbank weegt de ernst van het feit, de recidive en de verslavingsproblematiek van de verdachte zwaar mee in haar beslissing. De rechtbank heeft ook overwogen dat de veiligheid van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte een belangrijke rol spelen in de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen. De zaak zal in de negende maand van de maatregel opnieuw worden beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720206-15
Datum uitspraak : 30 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te de [adres]
thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem
Raadsman: B. Pernot, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 september 2015 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas (inhoudende onder meer: een portemonnee, geld en/of één of meerdere legitimatie- en/of betaalpasjes), in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] op de fiets is genaderd en/of (daarbij) krachtig aan voornoemde handtas heeft getrokken en/of gerukt en/of (daarbij) voornoemde handtas heeft losgetrokken en/of losgerukt;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] heeft op 9 september aangifte gedaan van diefstal van haar tas, waarin een portemonnee zat. De tas had ze onder haar arm geklemd. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij naar een vrouw (rb: aangeefster) is gefietst. De vrouw had een tas onder haar arm vast en in een flits heeft hij deze tas van haar afgepakt. Vervolgens is hij weggefietst en heeft uit de tas een portemonnee gepakt. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor een diefstal met geweld, aangezien het geweld niet kan worden bewezen en heeft zich voor het overige, gelet op de bekennende verklaring van zijn cliënt, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het handelen van verdachte geweld oplevert in de zin van het artikel zoals dat is tenlastegelegd.
Aangeefster heeft verklaard dat het wegnemen van de tas met een ferme ruk gepaard ging. [4] Verdachte heeft verklaard dat aangeefster de tas onder haar arm vast had en dat hij in een flits die tas heeft afgepakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de tas die aangeefster vasthield onverhoeds en ook met enige kracht heeft afgepakt. Deze wijze van wegnemen van de tas is naar het oordeel van de rechtbank uit de aard van het handelen een vorm van geweld, zij het in lichte mate, maar daarmee is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte een diefstal met geweld heeft gepleegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks09 september 2015 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas (inhoudende onder meer: een portemonnee, geld en/of één of meerdere legitimatie- en/of betaalpasjes),
in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweldtegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden,gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldhierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] op de fiets is genaderd en/of
(daarbij)krachtig aan voornoemde handtas heeft getrokken
en/of gerukten/
of (daarbij
)voornoemde handtas heeft losgetrokken
en/of losgerukt;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet de ISD maatregel moet worden opgelegd, maar dat hij in het kader van een voorwaardelijke veroordeling een klinische behandeling zou moeten ondergaan. De begindatum van die behandeling zou moeten aansluiten op het einde van de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf. De mogelijkheid van een langdurige klinische behandeling als alternatief voor het opleggen van de ISD maatregel dient te worden onderzocht en de zaak zou om deze reden dan ook moeten worden aangehouden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 november 2015;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Iriszorg, gedateerd 3 november 2015;
- een trajectconsult verdachte door psychiater [naam 1] van NIFP NoordOostNederland, gedateerd 13 oktober 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Verdachte is in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of werkstraf veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen.
In het hierboven genoemde voorlichtings- of adviesrapport van reclassering Iriszorg staat vermeld:
Om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen pleegt betrokkene (vermogens)delicten. Hij heeft een onderhoudsdosis methadon en gebruikte daarnaast nog cocaïne en heroïne. Ook manipuleert en gebruikt betrokkene zijn moeder om geld en medicijnen afhandig te maken. Betrokkene heeft enkel sociale contacten binnen het gebruikers- dan wel criminele circuit.
In het Pro Justitia consult wordt beschreven dat er geen psychiatrische functiestoornissen
in het consult aantoonbaar zijn en dat de intelligentie van heer [verdachte] imponeert als laag gemiddeld. Betrokkene handelt, vanwege zijn verslaving, impulsief en schroomt niet om hier agressie bij te gebruiken. Betrokkene beschikt over een beperkt probleembesef en heeft vanuit de opvoeding geen adequate copingstrategiën aangeleerd. Hij is zelf niet bij machte om de problematiek aan te pakken en de vicieuze cirkel hiermee te doorbreken.
Ambulant zijn er verschillende trajecten aangeboden aan de heer [verdachte] , maar hij was
niet tevreden over het aanbod en heeft een passieve houding aangenomen. Betrokkene
is zelf niet met alternatieven gekomen en heeft zich enkel onttrokken aan de gestelde
voorwaarden. Betrokkene was niet aan te spreken op zijn gedrag. Op dit moment, is
volgens de reclassering, de enige mogelijkheid om de kans op onttrekken aan
voorwaarden te minimaliseren door betrokkene zeer strak in te kaderen, wat het beste
mogelijk is tijdens de ISD-maatregel.
Het recidiverisico evenals het risico op het onttrekken aan opgelegde voorwaarden wordt ingeschat als hoog op basis van het feit dat alle leefgebieden zeer instabiel zijn. Daarnaast is er sprake van een langdurende verslavingsvoorgeschiedenis die tot op heden nog niet te doorbreken is (…)
Betrokkene blijft een criminele levensstijl hanteren ondanks de ingezette interventies,
begeleiding en behandeling (…)
Gedurende het laatst opgelegde reclasseringstoezicht heeft de heet [verdachte] meerdere kansen gehad om zich te houden aan de verschillende bijzondere voorwaarden. Betrokkene heeft zich nagenoeg aan alle voorwaarden onttrokken. Daarnaast heeft betrokkene geen vaste verblijfplaats, geen structurele dagbesteding, geen steunende contacten en is er sprake van ernstige verslavingsproblematiek.
De reclassering adviseert een ISD-maatregel op te leggen.
Gelet op de verslavingsproblematiek van verdachte en het feit dat deze problematiek direct samenhangt met de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheid dat het thans bewezenverklaarde feit is begaan na de recente veroordeling wegens meerdere strafbare feiten, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen, zodat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De maatregel strekt derhalve tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.
Een aanhouding van de zaak, zoals de raadsman heeft bepleit, om te om te onderzoeken of een langdurige klinische behandeling als alternatief voor het opleggen van de ISD maatregel kan gelden acht de rechtbank op grond van het hiervoor aangehaalde reclasseringsrapport niet noodzakelijk.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gelet voorts op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van de verdachte en de behandeling van de verslavingsproblematiek van verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee (2) jaren opleggen en zal zij de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De door verdachte gewenste behandeling kan ook, en misschien zelfs sneller, vorm krijgen in het kader van die ISD-maatregel.
De rechtbank zal tevens bepalen dat dat de zaak in de negende maand van de maatregel wederom aan de rechtbank wordt voorgelegd teneinde de voortgang van de ISD-maatregel te toetsen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
de maatregel tot plaatsing in
een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.

bepaalt dat de zaak in de negende maand van de maatregel, wederom aan de
rechtbank wordt voorgelegd teneinde de voortgang van de ISD-maatregel te toetsen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. J.J.H. van Laethem, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Enderink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON5R015413 (zaak [naam 2] ), gesloten op 22 september 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p.6.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 16 december 2015.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p.6, laatste alinea.