ECLI:NL:RBGEL:2015:8227

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
275685
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over logo-ontwerp en aansprakelijkheid voor inbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 november 2015 uitspraak gedaan in een auteursrechtelijk geschil tussen eiseres en gedaagden over de auteursrechthebbendheid van logo's. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.J. Ingwersen, heeft bewezen dat zij de logo's geheel zelfstandig heeft ontworpen, zonder creatieve inbreng van gedaagde. Gedaagden, waaronder de besloten vennootschap Bonna Benelux B.V., hebben inbreuk gemaakt op het auteursrecht van eiseres en zijn aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade abstract moet worden begroot, waarbij rekening wordt gehouden met de beperkte duur en omvang van de inbreuk. Eiseres heeft een schadevergoeding van € 28.000,00 gevorderd, gebaseerd op een percentage van de omzet. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om bij reclamebureaus navraag te doen over de kosten voor het ontwerpen van de logo's, waarna gedaagden kunnen reageren. De zaak is aangehouden voor verdere akten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/275685 / HA ZA 15-8 / 115 / 622
Vonnis van 18 november 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. O.J. Ingwersen te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te Eibergen, gemeente Berkelland,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BONNA BENELUX B.V.,
gevestigd te Eibergen, gemeente Berkelland,
gedaagden,
advocaat mr. A.J. van der Kolk te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde] en Bonna Benelux genoemd worden.
Gedaagden gezamenlijk zullen [gedaagde] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juni 2015
- de conclusie na niet gehouden getuigenverhoor van de zijde van [eiseres]
- de antwoordconclusie na niet gehouden getuigenverhoor van de zijde van [gedaagde] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van
3 juni 2015.
2.2.
In dat tussenvonnis is overwogen dat nog niet vast staat aan wie - [eiseres] alleen of aan [eiseres] en [gedaagde] samen - het auteursrecht op de vijf Bonna-logo’s toekomt, omdat onduidelijk is wie die logo’s heeft ontworpen: [eiseres] alleen of in samenspraak met [gedaagde] . Ter beantwoording van de vraag wie de auteursrechthebbende op die logo’s is, is [eiseres] in dat tussenvonnis opgedragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat zij niet samen met [gedaagde] , maar geheel zelfstandig de logo’s heeft ontworpen.
2.3.
[eiseres] heeft afgezien van een getuigenverhoor. Zij heeft bij conclusie na niet gehouden getuigenverhoor een uitgebreide schriftelijke verklaring afgelegd over het ontwerpproces van de logo’s. Dit schriftelijk relaas is onderbouwd met 23 bijlagen, waaronder veel e-mailverkeer tussen haar en [gedaagde] over de voortgang van het ontwerpproces van de logo’s. Hieruit komt het beeld naar voren dat [eiseres] in de periode eind november – begin december 2012 vrij intensief bezig is geweest met het bedenken en ontwerpen van verschillende concrete uitingsvormen van het Bonna-concept, waaronder de onderhavige logo’s. De overgelegde van [eiseres] afkomstige e-mails met bijlagen van de schetsen en afbeeldingen van de logo’s tonen de stapsgewijze ontwikkeling aan van de logo’s van de beginfase van het eerste ontwerp/voorstel tot de uiteindelijke definitieve verschijningsvorm van de logo’s zoals afgebeeld onder rov. 4.6 van het tussenvonnis van
3 juni 2015. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat [eiseres] [gedaagde] consequent op de hoogte heeft gehouden van het verloop van het ontwerpproces, maar dat [gedaagde] zich daaromtrent vrij afzijdig heeft gehouden. Dit komt volgens [eiseres] omdat er tussen partijen een strikte taakverdeling bestond in de samenwerking. Zij was als Creative Director bezig met het creatieve gedeelte, terwijl [gedaagde] zich bezighield met de zakelijke kant.
2.4.
[gedaagde] c.s. nemen in hun antwoordconclusie na niet gehouden getuigenverhoor (nogmaals) het standpunt in dat [eiseres] niet geheel zelfstandig bezig zou zijn geweest met het ontwerpproces van de logo’s, maar dat zij dat onder leiding van dan wel in samenspraak met [gedaagde] zou hebben gedaan. Deze kale stelling zonder onderbouwende stukken legt onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het
consistente relaas van [eiseres] , onderbouwd met vele schriftelijke bescheiden, over het ontwerpproces van de logo’s. Dat uit de e-mailwisseling blijkt dat [eiseres] gedurende het ontwerpproces [gedaagde] om een reactie heeft gevraagd op de door haar ontworpen verschillende variaties van de logo’s, waarop [gedaagde] overigens niet is ingegaan, betekent nog niet dat [gedaagde] actief heeft bijgedragen in het creatieve ontwerpproces van de logo’s. In het kader van de samenwerking tussen partijen op basis van gezamenlijk ondernemerschap, heeft [eiseres] hem op de hoogte gehouden van haar vorderingen in het ontwerpproces net zoals [gedaagde] haar regelmatig op de hoogte hield van zijn werkzaamheden. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat [eiseres] de logo’s geheel zelfstandig, zonder enige (creatieve) bemoeienis van [gedaagde] , heeft ontworpen.
2.5.
Dit betekent dat [eiseres] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Hierdoor moet zij worden beschouwd als de maker van, en de auteursrechthebbende op, de logo’s. Het gevolg daarvan is dat zoals in het tussenvonnis van 3 juni 2015 onder rov. 4.18 reeds is overwogen, [gedaagde] c.s. in de periode oktober 2013 – januari 2015 inbreuk hebben gemaakt op het auteursrecht van [eiseres] op de logo’s. De gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.
2.6.
[gedaagde] c.s. zijn op grond van die auteursrechtinbreuk jegens [eiseres] aansprakelijk voor de door haar dientengevolge geleden schade. Onweersproken is dat [eiseres] schade heeft geleden. Bij de begroting van de die schade moet rekening worden gehouden met de beperkte duur (1 jaar en 3 maanden) en de beperkte omvang van de inbreuk. De auteursrechtschending heeft immers enkel betrekking op de logo’s en niet mede op al die andere in productie 26 van de dagvaarding opgenomen objecten (de foto, de dessins en de andere concrete uitingsvormen van het Bonna-concept), zoals [eiseres] aanvankelijk stelde en het schadevergoedingsbedrag wegens auteursrechtinbreuk in de dagvaarding heeft gebaseerd.
2.7.
Thans resteert de vaststelling van de omvang van de schade. [eiseres] wenst hiervoor afgifte van een kopie van de jaarrekeningen over 2013 en 2014 van Bonna Benelux ten einde de schade te kunnen begroten door aansluiting te zoeken bij hetgeen partijen waarschijnlijk met elkaar zouden hebben afgesproken over een te betalen licentievergoeding.
Zij voert aan dat [gedaagde] op 28 augustus 2014 zelf heeft voorgesteld dat [eiseres] een percentage van de omzet als een soort licentie voor de door haar ontwikkelde dessins zou kunnen ontvangen. [eiseres] gaat vervolgens uit van een percentage van 7% van de omzet en berekent haar schade op € 28.000,00.
2.8.
In het e-mailverkeer zijn voldoende aanknopingspunten te vinden voor de stelling dat het de bedoeling was van partijen dat [eiseres] een bedrag zou ontvangen voor de inbreng van haar ontwerpen. [eiseres] heeft geen vergoeding ontvangen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de hoogte van de vergoeding. Aan bewijs over de hoogte van de vergoeding wordt dan ook niet toegekomen. Bovendien betreft het enkel nog een vergoeding voor de vijf logo’s die door [eiseres] zijn ontworpen en niet een vergoeding voor eventuele werkzaamheden aan andere ontwerpen/uitingsvormen. De stukken en het verhandelde ter zitting bieden daarom onvoldoende aanknopingspunten voor een nauwkeurige vaststelling van de schade. Dit betekent dat [eiseres] geen belang heeft
bij haar vordering tot afgifte van de jaarrekeningen nu deze niet als basis kunnen dienen voor de schadevaststelling. Die vordering zal daarom bij eindvonnis worden afgewezen.
2.9.
De schade zal daarom abstract dienen te worden begroot. De rechtbank
zoekt daarvoor aansluiting bij de wijze waarop de schade bij auteursrechtinbreuken op foto’s wordt begroot, door aan te knopen bij de vergoeding die [eiseres] zou hebben kunnen bedingen voor het gebruik van de logo’s in de periode oktober 2013 – januari 2015, ter vaststelling van de schadevergoeding als een forfaitair bedrag. In die wijze van schadebegroting voorziet ook artikel 13 lid 1, tweede alinea, sub b van de Handhavingsrichtlijn, welke bepaling is geïmplementeerd in artikel 27 lid 2 Aw. Voor de hand ligt om bij de begroting uit te gaan van een gemiddelde prijs die een reclamebureau in rekening zou hebben gebracht aan [gedaagde] c.s. voor het ontwerpen van de vijf logo’s zoals weergegeven onder rov. 4.6 van het tussenvonnis van 3 juni 2015. Immers, het betreft nieuwe logo’s die zijn gecreëerd voor een nieuwe onderneming. Zonder de creatieve inbreng van [eiseres] had [gedaagde] c.s. een professioneel bedrijf in moeten schakelen voor het ontwerpen van de logo’s. Aan [eiseres] zal de gelegenheid worden geboden om bij drie reclamebureaus navraag te doen over wat zij voor het ontwerpen van voornoemde logo’s in rekening zouden hebben gebracht en de resultaten hiervan bij akte in het geding te brengen onderbouwd met (korte) schriftelijke verklaringen van de desbetreffende reclamebureaus. Vervolgens zal [gedaagde] c.s. in de gelegenheid worden gesteld om hier bij antwoordakte op te reageren.
2.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden in afwachting van de nog te nemen akten.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 december 2015voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder rov. 2.9, waarna [gedaagde] c.s. op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kunnen nemen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2015.
Coll.: HS