In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiser, wonende te Den Haag, en de besloten vennootschap Solfic Energy & Emission B.V., gevestigd te Wijchen. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Meijjer, vorderde betaling van een commissie die hij meende te zijn verschuldigd door Solfic E&E, die op haar beurt werd bijgestaan door advocaat mr. C.F.H. Donners. De kern van het geschil draait om de kortingen die Solfic E&E aan verschillende schippers heeft verleend en de impact daarvan op de commissie die aan de eiser toekwam. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 27 mei 2015 al enkele overwegingen geuit over de afspraken tussen partijen met betrekking tot de kortingen en de commissie. Solfic E&E stelde dat zij 40% van de verleende kortingen in mindering mocht brengen op de commissie die zij aan de eiser verschuldigd was. De eiser betwistte dit en stelde dat de kortingen pas na gezamenlijk overleg mochten worden verleend. De rechtbank heeft de e-mailcorrespondentie tussen de advocaten van partijen in overweging genomen en geconcludeerd dat er geen overeenstemming was bereikt over de kortingen. De rechtbank oordeelde dat Solfic E&E vrij was om kortingen te verlenen en dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat deze kortingen onterecht waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de eiser tot betaling van de commissie toegewezen, met inachtneming van de kortingen die Solfic E&E had verleend. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat deze overeenkomst was ontbonden. De rechtbank heeft de eiser veroordeeld tot betaling van de door Solfic E&E geleden schade, die nader moest worden vastgesteld in een schadestaatprocedure.