1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een op 7 december 2015 toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 30 oktober 2013 te Arnhem
en/of te Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(sub 2)
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] ) en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 4]
)
(telkens) heeft vervoerd en/of overgebracht,
met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] (sub 2°),
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , de
leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt
(sub 4)
B) een ander of anderen, te weten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] , (telkens) door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare
positie,
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou(den)
stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°)
(lid 3 sub 2)
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , de
leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
(sub 6)
C) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van
die ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] ) en/of
[slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] ) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4]
), (sub 6°),
terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , de
leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt,
immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader
-die [slachtoffer 1] naar the [slachtoffer 4] , althans het winkelgebied, te
Apeldoorn vervoerd en/of overgebracht en/of
-die [slachtoffer 1] bij the [slachtoffer 4] een mobiele telefoon laten stelen en/of
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] naar de
[slachtoffer 5] gelegen aan de [adres 3] te Arnhem vervoerd en/of overgebracht
en/of
-die [slachtoffer 2] met een boodschappenkar door die winkel heeft laten rijden
en/of deze boodschappenkar met levensmiddelen gevuld en/of door die [slachtoffer 2]
laten vullen en/of
-voor die [slachtoffer 2] het beveiligingspoortje geopend en/of die [slachtoffer 2]
met die boodschappenkar met levensmiddelen door het
beveiligingspoortje laten rijden en/of zodat die [slachtoffer 2] de winkel kon
verlaten zonder voor die boodschappenkar met levensmiddelen te betalen en/of
-die [slachtoffer 1] of [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] (nogmaals)
voornoemde [slachtoffer 5] in laten gaan en/of een flatscreen-televisie (merk
Philips) mee laten nemen en/of die [slachtoffer 1] of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 2] opdracht gegeven de winkel (nogmaals) bij het
beveiligingspoortje te verlaten zonder voor die flatscreen-televisie te
betalen,
-terwijl verdachte en/of diens medeverdachte de ouders en/of verzorgers en/of
begeleiders zijn van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]
.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 30 oktober 2013 te Arnhem
en/of te Apeldoorn
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen
en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de
hierna te noemen rechthebbende(n), in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of diens mededader(s), en wel:
- in/uit the [slachtoffer 4] , gelegen aan de [adres 4] te Apeldoorn, een
mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
the [slachtoffer 4] en/of een klant van de [slachtoffer 4] en/of
- in/uit de [slachtoffer 5] , gelegen aan de [adres 3] te Arnhem, een onbekend
gebleven hoeveelheid levensmiddelen en/of een flatscreen-televisie (merk
Philips), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5]
.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [slachtoffer 1] een telefoon heeft gestolen bij de [slachtoffer 4] in Apeldoorn. Uit het dossier blijkt niet van enige betrokkenheid van verdachte bij het wegnemen van de telefoon door zijn destijds 7-jarige zoon [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van feit 2.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van feit 1 voor zover dat feit ziet op het stelen van deze telefoon. Een bewezenverklaring zou enkel gebaseerd kunnen zijn op de redenering dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zijn zoon heeft laten stelen, omdat een kind van die leeftijd nooit uit zichzelf een dergelijk feit zou plegen. Hoewel de rechtbank dit een plausibele redenering vindt, is dit onvoldoende om het feit wettig en overtuigend bewezen te achten.
De [slachtoffer 5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. In haar schriftelijk requisitoir heeft zij haar standpunten toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit, omdat er geen sprake is van (het oogmerk van) uitbuiting in de zin van artikel 273f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Noch het beschermde rechtsgoed van artikel 273f Sr, noch de bedoeling van de wetgever, noch de systematiek van de wet wijst er op dat hetgeen verdachte verweten wordt, valt onder uitbuiting en mensenhandel.
Beoordeling door de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 30 oktober 2013 heeft [naam 1] , teamleider van de [slachtoffer 5] aan de [adres 3] in Arnhem, aangifte gedaan van winkeldiefstal. Die dag was hij rond 18.20 uur gebeld door [naam 2] . [naam 2] vertelde hem dat hij een jonge jongen met een televisie van de [slachtoffer 5] naar buiten had zien lopen via de ingang zonder te betalen. [naam 1] heeft vervolgens de camerabeelden bekeken. Daarop is volgens hem te zien dat een jong meisje een winkelkarretje met boodschappen, zonder af te rekenen, via de ingang meeneemt. Ook is op de beelden de jongen te zien die de televisie op dezelfde wijze mee neemt zonder af te rekenen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.De weggenomen televisie betreft een flatscreen van het merk Philips.In een later telefonisch contact met de politie heeft [naam 1] nog verklaard dat er, afgaande op de camerabeelden, 10 tot 12 euro aan boodschappen in het winkelwagentje zal hebben gelegen.
De getuige [voorletters] [naam 2] heeft verklaard dat hij op 30 oktober 2013 omstreeks 17.45 uur bij de kassa stond van de [slachtoffer 5] aan de [adres 3] in Arnhem. Er stond ook een Engels sprekende vrouw bij de kassa. Het was een slanke vrouw met rood geverfd haar en een flinke boezem. Ze was ongeveer 1.65 meter lang en haar huid was zonnebankbruin. Bij haar stond ook een ongeveer 40-jarige man met zwart haar. Wat later stond [naam 2] buiten om de boodschappen in zijn auto te doen. Hij zag toen een ongeveer 5-jarig jongetje samen met een iets groter meisje de [slachtoffer 5] uitrennen. Het jongetje droeg een flatscreen televisie bij zich. Deze flatscreen zat in een doos van de Philips. [naam 2] zag dat beiden in een groot model [naam 3] stapten, die op de parkeerplaats van de [slachtoffer 5] stond. De kleur van de [naam 3] was grijs of goudkleurig. Het stuur zat aan de rechterkant. Achter het stuur zat een man met zwart haar. [naam 2] herkende de man als dezelfde man die hij kort daarvoor bij de kassa had zien staan met de genoemde vrouw. Hij zag dat deze vrouw links voorin de [naam 3] zat. Er zaten nog meer kinderen in de auto. Diezelfde dag omstreeks 19.00 uur zag hij dezelfde [naam 3] weer rijden. Hij heeft toen het kenteken genoteerd, [kenteken] . Hij weet 100% zeker dat het om dezelfde [naam 3] gaat.In een later verhoor heeft [naam 2] nog aan zijn verklaring toegevoegd dat hij zag dat de auto zonder verlichting de parkeerplaats vol gas afreed.
Ter terechtzitting van 7 december 2015 zijn de veiliggestelde camerabeelden van de bewakingscamera’s van de [slachtoffer 5] aan de [adres 3] in Arnhem van 30 oktober 2013 bekeken. Verdachte heeft verklaard zich zelf op die beelden te herkennen als de op die beelden getoonde man, zijn vrouw [voornaam 1] als de op die beelden getoonde vrouw, zijn dochter [slachtoffer 2] als het op die beelden getoonde meisje en zijn zoon [slachtoffer 1] als de op die beelden getoonde jongen. Door de rechtbank is het volgende waargenomen:
Camera 1 op de parkeerplaats
- Om 17:52:33 uur rijdt er een auto de parkeerplaats op. Deze auto rijdt steeds langzamer, verdwijnt uit beeld en lijkt net buiten het beeld te parkeren.
- Om 17:53:07 uur rent er een meisje over de parkeerplaats richting de winkel en lijkt de winkel in te gaan.
- Om 17:56:11 uur loopt een vrouw dezelfde kant uit als het meisje enkele minuten eerder. Het uiterlijk van deze vrouw past bij het uiterlijk van verdachte aanwezig ter terechtzitting.
Camera 3 in de winkel met zicht op de kassa’s
- Om 17:57:33 uur loopt het meisje door de winkel met een klein winkelwagentje. Ze pakt iets uit een schap en loopt weer terug en vervolgens weer verder met het wagentje door de winkel.
Camera 1 op de parkeerplaats
- Om 17:58:22 uur is op ongeveer dezelfde plek als waar eerder het meisje en de vrouw vandaan kwamen lopen een man te zien. Deze man loopt richting de winkel en lijkt de winkel in te gaan.
Camera 3 in de winkel met zicht op de kassa’s
- Om 17:58:44 uur lopen de vrouw en het meisje in de winkel voor de kassa vlak langs elkaar heen. Er is geen enkele blijk van herkenning. Ze begroeten elkaar niet en er is ook geen onderling oogcontact te zien.
Camera 5 in de winkel met zicht op toegangspoortje
- Om 17:58:58 uur is buiten het poortje van de ingang een man te zien. Hij loopt rustig heen en weer. Onderin beeld is een vlaggetje van een winkelwagentje te zien dat van links naar rechts beweegt. Vervolgens loopt de man richting het toegangspoortje. Op datzelfde moment verandert ook het vlaggetje onderin beeld van richting. Het poortje gaat open, de man loopt de winkel in en het meisje verlaat de winkel met het winkelwagentje door het geopende toegangspoortje. De man en het meisje hebben hierbij geen zichtbaar oogcontact en tonen geen blijk van herkenning. Aan de kleren van het meisje en het winkelwagentje is te zien dat het hier om hetzelfde meisje gaat als dat eerder op de camerabeelden te zien was.
Camera 1 op de parkeerplaats
- Om 17:59:28 uur loopt het meisje van links naar rechts door het beeld over de parkeerplaats in de richting van de plek waar de auto uit beeld verdween.
Camera 3 in de winkel met zicht op de kassa’s
- Om 18:00:00 uur lopen de man en de vrouw in de winkel naar elkaar toe en lijken contact te hebben. De vrouw, die op dat moment in de rij staat voor de kassa, verlaat hiervoor de rij om vervolgens weer in de rij te gaan staan.
Camera 1 op de parkeerplaats
- Om 18:01:51 uur loopt de man van links naar rechts door het beeld over de parkeerplaats in de richting van de plek waar de auto uit beeld verdween.
Camera 3 in de winkel met zicht op de kassa’s
- Om 18:02:22 uur heeft de vrouw haar boodschappen afgerekend, stopt deze in een boodschappentas en loopt weg uit beeld.
Camera 1 op de parkeerplaats
- Om 18:02:36 uur rent de vrouw van links naar rechts door het beeld over de parkeerplaats in de richting van de plek waar de auto uit beeld verdween.
- Om 18:03:53 uur rennen een meisje en een jongetje van rechts naar links door het beeld over de parkeerplaats uit de richting van de plek waar de auto uit beeld verdween richting de winkel.
Camera 3 in de winkel met zicht op de kassa’s
- Om 18:04:16 uur rennen en huppelen dezelfde jongen en hetzelfde meisje door de winkel. Het meisje voorop en de jongen er achteraan.
Camera 8 in de winkel met zicht op de groente en fruitafdeling 1
- Om 18:04:27 uur rennen de jongen en het meisje nog steeds door de winkel.
Camera 6 in de winkel met zicht op de groente en fruitafdeling 2
- Om 18:04:35 uur stoppen de jongen en het meisje bij een stapel dozen. Het meisje pakt iets, waarna de jongen iets tilt dat hij zwaar lijkt te vinden. Dit lijkt een grote doos te zijn in de vorm van verpakking van een flatscreen televisie. De jongen loopt met deze doos door de winkel.
Camera 5 in de winkel met zicht op toegangspoortje
- Om 18:05:16 uur verlaat de jongen de winkel via het toegangspoortje. Op het beeld is te zien dat het inderdaad gaat om een doos van een flatscreen televisie.
Camera 1 op de parkeerplaats
- Om 18:05:24 uur loopt de jongen van links naar rechts door het beeld over de parkeerplaats in de richting van de plek waar de auto uit beeld verdween, kort daarna gevolgd door het meisje. Het meisje stopt nog even bij een speelautomaat die naast de winkel staat en gaat daarna ook door het beeld over de parkeerplaats in de richting van de plek waar de auto uit beeld verdween.
- Om 18:06:10 uur verlaat een auto de parkeerplaats. Dit lijkt dezelfde auto te zijn die om 17:52:33 uur de parkeerplaats opreed.
Op 1 november 2013 heeft er in Arnhem een politiecontrole plaatsgevonden op een Britse personenauto, merk [naam 3] , met kenteken [kenteken] , alsmede de inzittenden. De inzittenden van de auto hebben zich geïdentificeerd als:
- [naam vrouw verdachte] , geboren op [geboortedatum 5]
- [naam 4] , geboren op [geboortedatum 6]
- [slachtoffer 3] , geboren op 12 mei 2009
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3]
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2]
- een 8 weken oude baby waarvan de personalia niet zijn genoteerd.
Tijdens de controle op 1 november 2013 werden van het voertuig en van de inzittenden foto’s gemaakt.Deze foto’s zijn gevoegd in het dossieren ter terechtzitting van 7 december 2015 aan verdachte getoond. Verdachte heeft hierover verklaard op de foto’s zichzelf, zijn zoontjes [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en zijn echtgenote [naam vrouw verdachte] [achternaam] te herkennen.
Op 12 november 2013 werd wederom de personenauto met Brits kenteken [kenteken] en de inzittenden gecontroleerd. Tijdens deze controle werden er foto’s van de paspoorten van de inzittenden gemaakt. De inzittenden hebben zich wederom geïdentificeerd als zijnde [voornaam 1] , David, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] [achternaam] voornoemd.Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 12 november 2013 is aangehouden in bovengenoemde auto en dat er foto’s van de paspoorten zijn gemaakt.
● Verdachte heeft ter zitting verklaard getrouwd te zijn met [naam vrouw verdachte] en vier kinderen te hebben: [slachtoffer 2] [achternaam] , geboren op [geboortedatum 3] , [slachtoffer 1] [achternaam] , geboren op [geboortedatum 2] , [slachtoffer 3] [achternaam] , geboren op 12 mei 2009 en [voornaam 2] [verdachte] , geboren op 9 augustus 2014. Verdachte was rond oktober 2013 in Nederland. Zijn vrouw kwam ook naar Nederland. Ze reden in een grijze [naam 3] . Verdachte maakte in die tijd gebruik van het paspoort van zijn broer, [naam 4] , geboren op [geboortedatum 6] . Hij heeft zich bij alle politiecontroles geïdentificeerd met het paspoort van zijn broer [naam 4] .
Vaststelling identiteit personen op de camerabeelden
Gelet op vorenstaande redengevende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat:
- verdachte de man is die te zien is op de camerabeelden van de [slachtoffer 5] ;
- de twee kinderen die te zien zijn op de camerabeelden [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) [achternaam] zijn;
- de vrouw op de camerabeelden [voornaam 1] ( [naam vrouw verdachte] ) [achternaam] is.
Overwegingen ten aanzien van feit 2 (winkeldiefstal)
Gelet op vorenstaande redengevende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat:
- verdachte samen met [voornaam 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] [achternaam] in de auto naar de [slachtoffer 5] in Arnhem komt gereden,
- [slachtoffer 2] en [voornaam 1] enkele minuten na elkaar de winkel binnenlopen,
- [slachtoffer 2] met een winkelwagentje door de winkel loopt en iets uit een schap pakt,
- [voornaam 1] en [slachtoffer 2] zich onafhankelijk van elkaar door de winkel bewegen en elkaar in de winkel op zeer korte afstand passeren, zonder dat er sprake is van enige blijk van herkenning,
- verdachte de winkel inloopt en bij het toegangspoortje weifelend in de buurt van het toegangspoortje loopt en zodra [slachtoffer 2] in beeld komt versneld door het toegangspoortje de winkel ingaat,
- [slachtoffer 2] met het winkelwagentje wacht voor het toegangspoortje van de winkel,
- [slachtoffer 2] op het moment dat verdachte bij het toegangspoortje verschijnt plots afbuigt met haar wagentje en via het door verdachte geopende poortje de winkel met het winkelwagentje zonder te betalen verlaat,
- [slachtoffer 2] en verdachte hierbij elkaar passeren zonder enige blijk van herkenning,
- [voornaam 1] bij de kassa staat,
- er contact is tussen [voornaam 1] en verdachte,
- verdachte de winkel verlaat,
- [voornaam 1] na de boodschappen te hebben afgerekend ook, rennend, de winkel verlaat,
- enkele minuten later [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de winkel weer binnengaan,
- [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de winkel direct, zonder aarzelen, richting de stapel dozen met flatscreen televisies rennen,
- [slachtoffer 2] een doos van deze stapel pakt en aan [slachtoffer 1] overhandigt en dat [slachtoffer 1] vervolgens wederom via het toegangspoortje, dat geopend wordt door een klant die de winkel inloopt, met de doos de winkel verlaat,
- [slachtoffer 2] iets later, ook via het toegangspoortje, de winkel verlaat.
Uit deze gedragingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [voornaam 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , zowel gericht op de diefstal van een (onbekend gebleven) hoeveelheid levensmiddelen als op de diefstal van de televisie. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] konden de diefstal plegen door het vervoer met de auto naar de [slachtoffer 5] , het toezien in de winkel door [voornaam 1] , waarbij [voornaam 1] en [slachtoffer 2] kennelijk bewust geen contact met elkaar maken, het openen van de toegangspoortjes door verdachte en de instructie door [voornaam 1] en/of verdachte van [slachtoffer 2] (en [slachtoffer 1] ) over de plaats van de televisies in de winkel (ze lopen er direct, zonder aarzelen, naar toe). In dit verband merkt de rechtbank nog op dat de diefstal van dergelijke goederen op deze wijze naar algemene ervaringsregels niet door kinderen van deze leeftijd worden gepleegd, en dat de kinderen derhalve van te voren zijn geïnstrueerd.
Ten aanzien van de vraag of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de diefstallen op eigen gelegenheid zouden hebben gepleegd overweegt de rechtbank dat door de uiterlijke verschijningsvorm – het enkele minuten na elkaar de winkel binnengaan van [voornaam 1] en [slachtoffer 2] , later gevolg door verdachte en het elkaar compleet negeren in de winkel en bij het passeren van [slachtoffer 2] terwijl zij met haar karretje langs verdachte op de winkel uit gaat – kan het niet anders zijn dan dat verdachte bij het plegen van de diefstallen betrokken is geweest en dat deze betrokkenheid groter was dan het enkel op de hoogte te zijn van de diefstallen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van vorenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met [voornaam 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] [achternaam] de winkeldiefstallen bij de [slachtoffer 5] zoals ten laste gelegd heeft gepleegd.
Overwegingen ten aanzien van feit 1 (mensenhandel)
In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij zich op drie manieren schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, te weten overtreding van artikel 273f, eerste lid, sub twee van het Wetboek van Strafrecht (Sr), van artikel 273f, eerste lid, onder vier, Sr en van artikel 273f, eerste lid, onder zes, Sr. Of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub twee Sr wordt bepaald aan de hand van drie elementen, te weten 1) een aantal feitelijke handelingen, waaronder het vervoeren van een ander; 2) het oogmerk van uitbuiting van de ander en 3) de minderjarige leeftijd van de ander. Of er sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub vier, Sr, wordt bepaald aan de hand van twee elementen, te weten 1) een aantal dwangmiddelen, 2) waardoor die ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van diensten. Of er sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub zes, Sr wordt bepaald aan de hand van het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting.
Op grond van hetgeen ten aanzien van feit 1 al is overwogen stelt de rechtbank vast dat verdachte en [voornaam 1] [achternaam] twee minderjarigen ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) hebben vervoerd teneinde hen winkeldiefstallen te laten (mede)plegen, terwijl zij gezien de relevante omstandigheden van het geval ten opzichte van verdachte in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerden door het feit dat verdachte en [voornaam 1] hun ouders zijn, alsmede door hun jonge leeftijd (destijds 9 en 7 jaar oud). Dat verdachte en [voornaam 1] met hun handelen voordeel beoogden en ook hebben behaald, volgt al uit de vaststelling dat zij als medepleger van de voltooide winkeldiefstallen moeten worden aangemerkt.
Deze omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat verdachte en [voornaam 1] [achternaam] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onder het maken van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en het maken van misbruik van hun kwetsbare positie hebben vervoerd teneinde hen diensten te laten verrichten, waarbij verdachte en [voornaam 1] het oogmerk hadden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uit te buiten en uit deze uitbuiting opzettelijk voordeel hebben getrokken, één en ander als bedoeld in artikel 273f, lid 1 Sr.
Dit alles leidt tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle drie de vormen van mensenhandel die in de tenlastelegging zijn opgenomen (273f, lid 1 onder twee, vier en zes Sr). De rechtbank zal feit 2 dienovereenkomstig bewezen verklaren.
De rechtbank verwerpt daarmee tevens het verweer van de verdediging, dat de verweten gedragingen niet vallen onder ‘mensenhandel’ als bedoeld in artikel 273f Sr en dat verdachte geen oogmerk had op de uitbuiting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .