Verzoekster betoogt dat vergunning is verleend ten behoeve van intensieve veehouderij, terwijl het bestemmingsplan “Buitengebied 2005 Hengelo/ Vorden” in artikel 4, vierde lid, onder g, onderdeel 1, de hervestiging hiervan in dit gebied niet toelaat.
Tussen partijen is niet in geschil dat intensieve veehouderij ter plaatse niet is toegelaten. Het geschil spitst zich er op toe of hiervan sprake is. Verweerder en de derde-partij stellen zich op het standpunt, dat het vergunde geen intensieve veehouderij behelst, omdat hier sprake is van melkrundvee. Verzoekster betoogt dat hier sprake is van intensieve veehouderij.
In artikel 1, onderdeel 37, van de planregels wordt als “ intensieve veehouderij” omschreven een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer, waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden (conform artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet) en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze bepaling taalkundig niet anders gelezen worden, dan dat “biologisch” ook op melkrundvee slaat.
Niet in geschil is dat de koeien en stieren niet op biologische wijze gehouden worden. Om die reden zou er naar het oordeel van de voorzieningenrechter al sprake zijn van strijd met het bestemmingsplan.
Ook overigens overweegt de voorzieningenrechter, dat hij voor de uitleg van de term “melkrundvee” aansluiting zoekt bij het spraakgebruik. Volgens het groot woordenboek der Nederlandse taal, Van Dale, dertiende, herziene uitgave is melkvee: vee, dat gehouden wordt om de melk en een melkrund: rund, geteeld voor de melkproductie. Fokvee is vee, waarmee gefokt wordt.
De voorzieningenrechter acht het niet juist om aansluiting te zoeken bij een definitie in andere regelgeving, zoals het door verweerder ter zitting aangehaalde Activiteitenbesluit milieubeheer.
Ter zitting heeft de derde-partij naar voren gebracht dat het hier gaat om fokvee. Vast staat dat het jongvee bedoeld is om mee te fokken en dat de embryo’s bedoeld zijn voor [bedrijf] . Dat het jongvee, zoals de derde-partij betoogt, als het eenmaal kalveren heeft gekregen ook melk gaat geven maakt dat niet anders.
Verzoekers hebben er ook op gewezen, dat het bedrijf niet beschikt over een melkinstallatie. Die is pas voorzien, zo heeft de derde-partij ter zitting gezegd, bij een volgende aanvraag voor een vergunning. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag deze volgende aanvraag geen rol spelen bij de beoordeling van dit aspect. Op basis van de hiervoor genoemde overwegingen komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het hier niet gaat om melkrundvee.
Het betoog van verzoekster slaagt.