ECLI:NL:RBGEL:2015:791

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
3545148
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een civiele procedure met eerdere wrakingsverzoeken

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 5 februari 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen de rechter in een kort geding procedure. Verzoeker had eerder, op 24 januari 2015, een wrakingsverzoek ingediend, maar de Wrakingskamer oordeelde dat dit verzoek niet tijdig was ingediend volgens artikel 37 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv). Verzoeker had al eerder, op 4 december 2014, een vergelijkbaar wrakingsverzoek ingediend dat op 15 december 2014 was afgewezen. De wrakingsgronden waren deels identiek, en verzoeker had niet voldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die zouden wijzen op partijdigheid van de rechter.

De wrakingskamer overwoog dat verzoeker de schijn van partijdigheid had gewekt door zijn verzoeken te baseren op procedurele beslissingen zonder deugdelijke argumentatie. De rechter had op 9 januari 2015 een beslissing genomen die verzoeker op dezelfde dag had ontvangen, maar hij diende pas twee weken later zijn wrakingsverzoek in. Dit werd door de wrakingskamer als niet-tijdig beschouwd.

De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen om misbruik van het wrakingsmiddel te voorkomen, aangezien verzoeker reeds meerdere keren een wrakingsverzoek had ingediend zonder voldoende onderbouwing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
Zaaknummer: 3545148 14-271
Rechtbanknummer: 15/80
Beschikking van 5 februari 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
verder te noemen: verzoeker,
tegen
[de rechter], in zijn hoedanigheid van rechter,
verder te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Bij e-mailbericht van 24 januari 2015 om 18:59 uur heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter. De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft een verweerschrift ingediend.
1.2
Op 5 februari 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is niet aanwezig. De rechter is verschenen en heeft verweer gevoerd.
1.3
Nadat de behandeling van het wrakingsverzoek is gesloten, heeft de wrakingskamer na een korte schorsing direct mondeling uitspraak gedaan. Het wrakingsverzoek is niet-ontvankelijk verklaard en tevens is daarbij bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. Hierna volgt de motivering van deze mondelinge uitspraak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als rechter in de kort geding procedure (kantonrechter) tussen verzoeker als eisende partij en gedaagde partijen Nimbo Dos B.V. en Notaris.com B.V.
2.2
Verzoeker heeft, kort samengevat, aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter zijn verzoek van 1 december 2014 om toezending van een proces-verbaal van een zitting in een rechtbank Midden-Nederland in strijd met de wet heeft afgewezen. Voorts heeft de rechter zonder deugdelijke argumentatie het verzoek om toepassing van artikel 107 van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) afgewezen. Hierdoor is de schijn van rechterlijke partijdigheid gewekt, aldus verzoeker.
2.3
Het verweer van de rechter wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker met betrekking tot het door de rechter afgewezen verzoek om toezending van het opgevraagde proces-verbaal reeds eerder een wrakingsverzoek heeft ingediend. Dit vorige wrakingsverzoek, ingediend bij faxbericht van 4 december 2014, is bij beschikking van de wrakingskamer van deze rechtbank van 15 december 2014 afgewezen. Door thans dezelfde wrakingsgrond in onderhavig verzoek opnieuw aan te voeren, tezamen met de grond inzake het afgewezen verzoek om toepassing van artikel 107 Rv, gaat de wrakingskamer ervan uit dat verzoeker een cumulatie van rechterlijke beslissingen wenst weer te geven waaruit hij afleidt dat de rechter partijdig is, dan wel de schijn van rechterlijke partijdigheid is gewekt.
3.2
De wrakingskamer overweegt als volgt.
3.3
Artikel 36 Rv luidt als volgt: “Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden”. Op grond van artikel 37 Rv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2 De rechterlijke beslissing tot afwijzing van toepassing van artikel 107 Rv is op 9 januari 2015 naar verzoeker gefaxt. Uit de ontvangstbevestiging van het faxbericht volgt dat verzoeker de afwijzing op diezelfde dag om 15.03 uur heeft ontvangen. Zo verzoeker meende dat deze afwijzing, tezamen met het eerder afgewezen verzoek om toezending van het opgevraagde proces-verbaal, betekent dat de rechter partijdig is, dan wel de schijn daarvan heeft gewekt, had het op de weg van verzoeker gelegen om kort daarna een wrakingsverzoek in te dienen. Nu verzoeker eerst op 24 januari 2015, dus ruim twee weken later, een wrakingsverzoek heeft ingediend, heeft indiening van het wrakingsverzoek niet tijdig plaatsgevonden.
3.4
Naar het oordeel van de wrakingskamer voldoet het wrakingsverzoek derhalve niet aan het bepaalde in artikel 37 Rv, zodat verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
3.5
De rechter heeft de wrakingskamer verzocht te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen. De wrakingskamer ziet aanleiding dit verzoek toe te wijzen. Verzoeker heeft immers, deels op dezelfde feiten, reeds tweemaal een wrakingsverzoek in de onderhavige procedure gedaan. De verzoeken, beide ingegeven door procedurele beslissingen, zijn gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is er sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom op grond van artikel 39, vierde lid, Rv bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mr. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter,
mrs. J.T. van Belzen en A. Tegelaar, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, op 5 februari 2015.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.