ECLI:NL:RBGEL:2015:787

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
05/820692-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijk gevolg door aanmerkelijke schuld van automobilist

Op 30 januari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 68-jarige man uit Arnhem, die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval met dodelijk gevolg. Het ongeval vond plaats op 15 juni 2014 in Heteren, waar de man als bestuurder van een personenauto geen voorrang verleende aan een fietser op een elektrische fiets. De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende voorzichtigheid en oplettendheid had betracht, ondanks dat hij bekend was met de gevaarlijke verkeerssituatie. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij de snelheid van de fietser niet goed kon inschatten, en benadrukte dat de verplichting om voorzichtig te rijden niet vervalt door de snelheid van andere verkeersdeelnemers. De rechtbank legde de man een werkstraf op van 240 uur en een rijontzegging van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van automobilisten ten opzichte van zwakkere verkeersdeelnemers, zoals fietsers, en de noodzaak om altijd voorrang te verlenen aan verkeer van rechts.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820692-14
Datum zitting : 16 januari 2015
Datum uitspraak : 30 januari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte 1]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juni 2014 in de gemeente Overbetuwe, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kerklaan, ter hoogte met de
kruising van die weg met de Kamperfoeliestraat, roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de kruising van die Kerklaan met de Kamperfoeliestraat een
gelijkwaardige kruising, als bedoeld in artikel 15 van het reglement
Verkeersregels en verkeerstekens 1990, betrof, en/of
- terwijl hij, verdachte, twee, althans één, voor hem van rechts komende
fietsers op de Kamperfoeliestraat had waargenomen, en/of
- ( daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op deze fietsers en/of het
overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of
- voornoemde kruising met de Kamperfoeliestraat is opgereden, waarbij hij geen
voorrang heeft verleend aan een bestuurder van die op die Kamperfoeliestraat,
voor verdachte van rechts komende, fietser, en/of
-(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte toen
aldaar in strijd met artikel 15 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen voorrang heeft verleend aan een voor verdachte van rechts komende fietser;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 15 juni 2014 te Heteren, gemeente Overbetuwe, als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
Kerklaan, ter hoogte van de kruising van die weg met de Kamperfoeliestraat, - terwijl de kruising van die Kerklaan met de Kamperfoeliestraat een
gelijkwaardige kruising, als bedoeld in artikel 15 van het reglement
Verkeersregels en verkeerstekens 1990, betrof, en/of - terwijl hij, verdachte, een, voor hem van rechts komende fietser op de
Kamperfoeliestraat had waargenomen, en/of - (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op deze fietser en/of het
overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of - (daarbij) voornoemde kruising met de Kamperfoeliestraat is opgereden,
zonder voorrang te verlenen aan die, op die Kamperfoeliestraat voor verdachte
van rechts komende, fietser, en/of -(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met die
fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 16 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 15 juni 2014 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto, gereden over de Kerklaan te Heteren, gemeente Overbetuwe. Op de gelijkwaardige kruising met de Kamperfoeliestraat is verdachte in aanrijding gekomen met een fietser die van rechts, uit de Kamperfoeliestraat, kwam en de kruising overstak. [2] De fietser is dusdanig ernstig gewond geraakt door deze aanrijding, dat hij uiteindelijk aan de gevolgen hiervan is overleden. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid, doordat verdachte geen voorrang heeft verleend terwijl hij de fietser van rechts heeft zien aankomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde nu er sprake is van een enkele verkeersfout, namelijk geen voorrang verlenen. Verdachte heeft het naderende verkeer wel waargenomen, maar een verkeerde inschatting gemaakt doordat de fiets sneller reed dan verdachte had verwacht. Dat deze inschatting niet juist is geweest is niet te wijten aan verdachte, maar aan het feit dat het slachtoffer op een fiets met elektronische trapondersteuning reed en deze fiets er uit zag als een gewone fiets. Verdachte had hierdoor niet in de gaten dat de fiets aanzienlijk sneller reed dan van een gewone fiets behoeft te worden verwacht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het ongeval kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte heeft over de Kerklaan te Heteren in de richting van de kruising met de Kamperfoeliestraat gereden terwijl de bestuurder van de fiets heeft gereden over de Kamperfoeliestraat in de richting van de kruising met de Kerklaan. [4] Dit betreft een gelijkwaardige kruising. [5] Om het verkeer af te remmen is de kruising verhoogd, wat door een witte markering op het wegdek is aangegeven. [6] Bij het oprijden van de kruising heeft verdachte naar rechts gekeken en zag hij twee fietsers van - gezien zijn rijrichting - rechts aan komen rijden. [7]
Anders dan bij de politie heeft verdachte ter terechtzitting verklaard, dat de fietsers zich op een afstand van 25 meter bevonden op het moment dat hij het kruisingsvlak opreed en dat de vrouwelijke fietser stopte en afstapte. Het leek er volgens verdachte op dat de mannelijke fietser ook aanstalten maakte om af te stappen. De rechtbank volgt deze nieuwe lezing niet.
Bij de politie heeft verdachte immers, kort na de aanrijding, verklaard dat hij de fietsers zag aankomen op een afstand van 10 meter en dat hij dacht het te redden om voor de fietsers het kruispunt over te zijn. [8] Dit sluit aan bij de afstand vanaf de drempelmarkering [9] en hetgeen door de getuige [getuige] bij de politie is verklaard. Deze getuige is de dochter van het slachtoffer die naast hem reed en zij heeft niets verklaard over stoppen of afstappen. Zij denkt pas “instinctief” te hebben geremd op het moment dat zij een witte flits zag [10] .
De rechtbank betrekt hierbij ook nog de foto’s, zoals die zich in het dossier bevinden en die ter terechtzitting zijn getoond. De rechtbank is van oordeel dat uit die foto’s valt af te leiden dat zowel in de Kerklaan als in de Kamperfoeliestraat auto’s langs de weg stonden geparkeerd. Daardoor acht de rechtbank het onmogelijk dat verdachte 25 meter de Kamperfoeliestraat in kon kijken. [11]
Verdachte was bekend met de verkeerssituatie, die door hem ter zitting als levensgevaarlijk is aangeduid. Hij reed deze route, op weg naar de kerk, wekelijks. [12] Ondanks het feit dat verdachte op de hoogte was van deze gevaarlijke verkeerssituatie
-hetgeen extra zorgvuldigheid van hem vereist- ,waarbij hij wist dat hij voorrang diende te verlenen aan alle verkeer van rechts, heeft verdachte bewust de keuze gemaakt door te rijden en de fietsers niet voor te laten gaan.
Verdachte heeft geen redelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij, ondanks het feit dat hij de fietsers had zien rijden en hij wist dat hij voorrang moest verlenen, toch heeft besloten niet te stoppen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de snelheid van de fiets het navolgende.
Door de verdediging is aangevoerd dat de gemiddelde fiets een snelheid behaalt van ongeveer 16 km/u en dat elektrisch ondersteunde fietsen een snelheid van ongeveer 25 km/u kunnen behalen. Doordat de fiets van het slachtoffer eruit zag als een gewone fiets, zou van verdachte niet verwacht mogen worden dat hij rekening moest houden met een dergelijke hoge snelheid.
De rechtbank overweegt allereerst dat in zijn algemeenheid geldt dat een fout van een andere verkeersdeelnemer niet leidt tot vermindering van schuld aan de zijde van de verdachte.
De rechtbank is voorts van oordeel dat dit verweer geen feitelijke grondslag kent. Immers, uit niets kan de rechtbank herleiden dat de fietsers met een snelheid van ongeveer 25 km/u hebben gereden. Integendeel, uit de verklaring van getuige Leenders volgt dat de beide fietsers reden met een snelheid van 17 tot 18 km/u. Verdachte behoorde bovendien - gelet op zijn eigen verklaring ter zitting - het gevaar van elektrisch ondersteunde fietsen te kennen. Hij heeft namelijk verklaard zelf een soortgelijke fiets te hebben gereden. Verdachte had, juist door zijn ervaring met dergelijke fietsen, extra oplettend moeten zijn.
Tot slot overweegt de rechtbank nog dat uit dit verweer van verdachte voortvloeit dat hij zelfs niet de tijd heeft genomen om een deugdelijke inschatting van de snelheid van de fietsers te maken. Immers, had hij die tijd wel genomen, en zouden de fietsers met een aanmerkelijk hogere snelheid hebben gereden dan verdachte had verwacht, dan zou hij die hogere snelheid hebben waargenomen.
Voormelde gedragingen van verdachte brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid kan worden verweten en dat de gedragingen van verdachte zijn aan te merken als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 15 juni 2014 in de gemeente Overbetuwe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kerklaan, ter hoogte met de kruising van die weg met de Kamperfoeliestraat, aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl de kruising van die Kerklaan met de Kamperfoeliestraat een
gelijkwaardige kruising, als bedoeld in artikel 15 van het reglement
Verkeersregels en verkeerstekens 1990, betrof, en
- terwijl hij, verdachte, twee, voor hem van rechts komende
fietsers op de Kamperfoeliestraat had waargenomen, en
- ( daarbij) in onvoldoende mate, op deze fietsers en het
overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en
- voornoemde kruising met de Kamperfoeliestraat is opgereden, waarbij hij geen
voorrang heeft verleend aan een op die Kamperfoeliestraat rijdende,
voor verdachte van rechts komende, fietser, en
-(vervolgens) in aanrijding is gekomen met die fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood,
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte toen
aldaar in strijd met artikel 15 van het reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen voorrang heeft verleend aan een voor verdachte van rechts komende fietser.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis, en voorts tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 27 november 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte was bekend met de situatie ter plaatse en wist dat het een gevaarlijk kruispunt is waar hij voorrang aan verkeer van rechts diende te verlenen. Voorts had hij gezien dat - op een afstand van ongeveer 10 meter - hem twee fietsers van rechts naderden, die hij voor diende te laten gaan. Desondanks heeft verdachte er bewust voor gekozen om door te rijden in plaats van te stoppen en geen voorrang te verlenen aan deze fietsers, die als verkeersdeelnemer zwakker zijn dan verdachte in zijn auto. Verdachte heeft daarmee bewust de door hem te eerbiedigen belangen van deze fietsers genegeerd en bewust een onaanvaardbaar risico genomen. Hierdoor is één van de fietsers aangereden en dusdanig gewond geraakt, dat hij uiteindelijk aan zijn verwondingen is overleden.
Aan deelnemers aan het verkeer worden hoge eisen gesteld voor wat betreft de veiligheid van andere weggebruikers. Als automobilist moest verdachte zich bewust zijn van het feit dat hij ten opzichte van de fietsers een veel sterkere verkeersdeelnemer is en derhalve een zwaardere verantwoordelijkheid draagt. De mogelijke gevolgen van het onvoldoende in acht nemen van deze verantwoordelijkheid zijn in onderhavige zaak pijnlijk duidelijk geworden. Met name is het leed dat de nabestaanden hierdoor is aangedaan, bijzonder groot.
Bij het opleggen van een straf in zaken als de onderhavige, dient de rechtbank allereerst uit te gaan van de te bewijzen verweten gedragingen, op grond waarvan de mate van schuld wordt bepaald. De buitengewoon ernstige gevolgen, in de vorm van het overlijden van de heer Leenders, weegt de rechtbank eveneens zwaar mee, met dien verstande dat de rechtbank zich realiseert dat ook verdachte dit gevolg niet heeft gewild.
In het verlengde hiervan merkt de rechtbank nog wel op dat verdachte ter terechtzitting weinig inzicht in zijn foutieve handelen heeft getoond en de schuld buiten zichzelf blijft zoeken. Bij de rechtbank is de indruk ontstaan dat verdachte onvoldoende besef heeft (getoond) van zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een straf conform de eis van de officier van justitie, passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (honderdtwintig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze ontzegging
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. B.F.M. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verdachte 2] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Rivierenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL079A-2014064733, gesloten op 9 september 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding, pag. 4, alsmede verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Geneeskundige verklaring, pag. 14 alsmede de verklaring van de lijkschouwer d.d. 7 augustus 2014.
4.Proces-verbaal Verkeersongevallen analyse (verder: “Voa”) d.d. 21 juli 2014, pag. 32.
5.Voa, pag. 19.
6.Voa, foto 1 op pag. 19.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 8
9.Voa, foto 16 op pag. 29.
10.Verklaring getuige, pag. 11.
11.Voa foto 17 en 18 op pag. 30 en foto 20 op pag. 31.
12.Verklaring verdachte ter terechtzitting.