4.3Van der Horst heeft het dossier bestudeerd, is aanwezig geweest bij de hoorzitting en heeft eiser aansluitend gezien op zijn spreekuur. Van der Horst heeft, nu er omtrent de rug en de ledematen meer medische informatie bekend is, op 9 mei 2014 een nieuwe FML vastgesteld. Naar aanleiding van de schorsingsbeslissing van de rechtbank heeft Van der Horst eiser opnieuw op zijn spreekuur gezien op 21 augustus 2015 en aanvullende informatie beoordeeld van de huisarts, psychiater Kaya, de neuroloog en de reumatoloog. Van der Horst komt in zijn rapport van 15 september 2015 tot de conclusie gekomen dat er geen reden is om eiser op 21 december 2014 verdergaand beperkt te achten en handhaaft de FML.
5. Ter zitting van 18 november 2015 heeft verweerder de bij het rapport van Van der Horst van 15 september 2015 behorende medische bijlagen (informatie van reumatoloog S. Wijgaarden van 24 augustus 2015, van huisarts J.A.R. van Bruggen van 13 februari 2015 en 4 september 2015, van neuroloog H.P. Bienfait van 24 augustus 2015 alsmede van psychiater F. Kaya van 22 september 2014) overgelegd en is eiser in de gelegenheid gesteld hiervan kennis te nemen. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht. Zo zijn alle naar voren gebrachte klachten, de onderzoeksbevindingen en de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Voorts is niet gebleken dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist.
6. Eiser stelt voorts in beroep dat hij meer beperkingen heeft dan de door verweerders verzekeringsartsen vastgestelde beperkingen.
7. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. In de rapporten is de medische belastbaarheid op inhoudelijk overtuigende wijze gemotiveerd.
De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen.
8. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML.
9. Eiser vecht in beroep voorts de arbeidskundige grondslag aan. Eiser stelt in dat verband dat hij, gezien zijn klachten, niet in staat is de geduide functie te verrichten.
10. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige B.T.J. Röling van 26 februari 2014 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep J. van Dijk van 3 juli 2014 en 30 oktober 2015. Uitgaande van de FML geldig vanaf 2 januari 2014 wordt eiser op de datum in geding in staat geacht de volgende functies te verrichten: medewerker intern transport (sbc-code 111220), machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (sbc-code 271093), en samensteller kunststof en rubberproducten (sbc-code 271130).
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het resultaat functiebeoordeling voldoende gemotiveerd dat eisers belastbaarheid in de sbc-codes 111220 en 271130 niet wordt overschreden. Dit geldt evenwel niet voor sbc-code 271093 (machinebediende inpak-/verpakkingsmachine). Volgens de FML is eiser beperkt voor werken op gevaarlijke plaatsen of met gevaarlijke machines (onderdeel 1.9.10 van de FML). Deze functie kent echter een kenmerkende belasting voor persoonlijk risico. Bij het ronden van kleine boeken moet goed worden opgelet dat er geen vingers bekneld raken. Verweerders arbeidsdeskundigen achten deze functie desondanks geschikt, omdat er, blijkens de motivering in het resultaat functiebeoordeling, geen sprake is van werken op gevaarlijke plaatsen of met gevaarlijke machines. De rechtbank kan de arbeidsdeskundigen op dit punt niet volgen en vermag niet in te zien dat een functie, waarbij vingers bekneld kunnen raken, niet als een gevaarlijke machine wordt gezien. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er van uit mag worden gegaan dat de werkzaamheden bij de betreffende werkgever overeenkomstig de Arbowetgeving worden uitgevoerd. De rechtbank kan verweerder op dit punt niet volgen en onderschrijft de visie van eiser dat van iedere werkgever verwacht mag worden dat er volgens de geldende veiligheidsvoorschriften wordt gewerkt. Nu verweerders arbeidskundig analist bij het beschrijven van de functie een reëel veiligheidsrisico heeft benoemd kan hieraan niet zonder goede motivering voorbij worden gegaan. De rechtbank is van oordeel dat in de door verweerder gegeven motivering een ongeoorloofde relativering van de in deze functie voorkomende belasting op het onderdeel persoonlijk risico schuilt. Hieruit volgt dat de sbc-code 271093 niet aan de beoordeling ten grondslag gelegd kan worden. Dit betekent dat er per datum in geding slechts twee voor eiser geschikte functies resteren, hetgeen onvoldoende is om de beëindiging van eisers WIA-uitkering te kunnen dragen.
12. De rechtbank ziet aanleiding om, gelet op de artikelen 8:41a en 8:72, derde lid onder b van de Awb, aanleiding om het geschil definitief te beslechten en zelf in de zaak te voorzien. Eisers mate van arbeidsongeschiktheid bedraagt met ingang van 21 december 2014 80 tot 100% en de resterende theoretische verdiencapaciteit is nihil, zodat eiser per deze datum in aanmerking komt voor een loonaanvullingsuitkering ingevolge de Wet WIA.
13. Het beroep is gegrond. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt dit bedrag voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.470,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 2 punten voor het bijwonen van de zittingen). Tevens dient verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.