De rechtbank overweegt dat [bedrijf] haar vordering betreffende het totaalbedrag van € 27.561,00 voldoende heeft onderbouwd met de berekening die blijkt uit de creditfactuur en de daarbij behorende producties 13.2, 13.3 en met productie 4. [bedrijf] heeft toegelicht hoe deze berekening tot stand is gekomen en dat zij de berekening heeft gemaakt in overleg met [gedaagde] .
Naar het oordeel van de rechtbank is het algemene verweer van [gedaagde] dat de berekening niet klopt in het licht van de gedetailleerde onderbouwing van deze vordering door [bedrijf] niet voldoende. [gedaagde] heeft nagelaten aan te geven op welke onderdelen de berekening van [bedrijf] niet klopt. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn betwisting nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door middel van rekeningafschriften, waaruit zou kunnen blijken dat de door [bedrijf] genoemde betalingen niet aan [bedrijf] zijn gedaan, dan wel dat deze bedragen reeds terugbetaald zijn. Dat [gedaagde] niet in staat is rekeningoverzichten over te leggen omdat hij de kosten voor het opvragen daarvan bij de bank niet kan dragen, zoals door hem ter comparitie aangevoerd, maakt niet dat van hem niet gevergd kon worden om iets ter onderbouwing van zijn betwisting over te leggen.
De rechtbank neemt mede in aanmerking dat [gedaagde] niet betwist dat er verrekend moest worden. [gedaagde] heeft erkend dat [bedrijf] de administratie van [bedrijf] in de betreffende periode onder zich had. Uit de in rechtsoverweging 2.8-2.10 genoemde mailwisseling tussen [bedrijf] en [gedaagde] blijkt ook dat partijen contact hadden over de verrekening en dat [bedrijf] hierin het voortouw nam.
Uit de stelling van [gedaagde] dat hij al bedragen heeft terugbetaald en dat het bedrag dat nu nog open staat ongeveer nihil is volgt dat kennelijk ook volgens [gedaagde] een berekening is gemaakt, maar hij laat vervolgens in het midden hoe die berekening tot stand zou zijn gekomen. Ook op dat punt laat [gedaagde] na zijn betwisting van onderbouwing te voorzien.
Ter comparitie heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat op de creditfactuur een bedrag mist met verwijzing naar een opmerking in een door hem overgelegde email van [naam 6] . De opmerking waarnaar [gedaagde] verwijst is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te volgen. De rechtbank gaat daarom aan die stelling voorbij.
Nu [gedaagde] de vordering voor het bedrag van € 27.561,00 onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank deze vordering toewijzen.