ECLI:NL:RBGEL:2015:7793

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
15 december 2015
Zaaknummer
284429
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J. Elferink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van bedragen na overname van bedrijfsactiviteiten en geschil over betalingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [bedrijf], en een gedaagde, wonende te Voorthuizen. De zaak betreft een geschil over de verrekening van bedragen na de overname van de bedrijfsactiviteiten van een vennootschap onder firma (VOF) waarin de gedaagde vennoot was. Na de overname zijn er nog betalingen gedaan op de rekening van de VOF die bedoeld waren voor [bedrijf]. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 29.804,00, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van conservatoir beslag, alsook de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad bedragen zijn verrekend die door de gedaagde aan [bedrijf] verschuldigd zijn. De rechtbank overweegt dat de gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verweer en dat de vordering van [bedrijf] voldoende is onderbouwd met bewijsstukken, waaronder facturen en e-mailcorrespondentie. De rechtbank heeft de vordering van [bedrijf] tot een bedrag van € 27.561,00 toegewezen, evenals de beslagkosten en proceskosten. De vordering met betrekking tot een personeelsfeest is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de betaling ten goede moet komen aan de gedaagde. De rechtbank heeft de wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van dagvaarding en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/284429 / HA ZA 15-327
Vonnis van 28 oktober 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf],
gevestigd te Raalte,
eiseres,
advocaat mr. E. Baldan te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te Voorthuizen,
gedaagde,
advocaat mr. J.S. Wurfbain te Ede.
Partijen zullen hierna [bedrijf] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 augustus 2015
  • het verkort proces-verbaal van comparitie van 17 september 2015 met de daarin genoemde producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) exploiteerde een gastaccommodatie voor paardenliefhebbers in een bedrijfsruimte die [bedrijf] huurde van Vullings & [naam 4] BV (hierna: V&VB). V&VB heeft [bedrijf] opgericht.
2.2.
De vennoten van [bedrijf] waren [gedaagde] en [naam] (hierna: [naam] ).
2.3.
Bij overeenkomst van 10 april 2012 zijn de activa en de activiteiten van [bedrijf] overgenomen door [bedrijf] .
2.4.
In een factuur (hierna: de creditfactuur) die gedateerd is op 31 december 2012 staat – voor zover van belang – het volgende:
“ [bedrijf] ”
[adres]
(…)
BTW nr.: NL 8205.28.791.B01 [bedrijf]
KVK: 08191165 accommodatiecentrum
[bedrijf]
[adres]
FAKTUUR
Factuurnummer: 2012-1201
Datum:
31 december 2012
Omschrijving:
Aan u doorbelast diverse kosten volgens
Bijgevoegde specificatie € 21.011,--
BTW 6% - 427,--
BTW 19%/ 21% - 2.277,--
€ 23.714,--
Ten behoeve van u gefactureerd volgens
Bijgevoegde specificatie
Omzet 0%/ vrijgestelde omzet - 41.758,--
Omzet 6% - 62.237,--
Omzet 19% - 5.863,--
Totaalbedrag € 109.858,--
BTW 6% - 3.734,--
BTW 19%/ 21% - 1.114,--
€ 114.707,--
Factuurtotaal € 90.993,-- -/-
Via reserveringen voldaan € 25.000,--
Via deelbetalingen voldaan € 45.500,--
Nog te voldoen € 20.493,--
2.5.
In een door [bedrijf] als productie 13.2 overgelegd overzicht (hierna: productie 13.2) staat onder meer het volgende.
[bedrijf]
Kosten 1 april- 31 december 2012
Bedrag BTW 19% BTW 6%
3-april Karcher Stofzuiger € 240 € 46
(…)
(…)
(…)
19-dec Shell Gasolie € 25 € 5
€ 21.011 € 2.277 € 427
€ 23.714
2.6.
In een door [bedrijf] als productie 13.3 overgelegd overzicht (hierna: productie 13.3) staat onder meer het volgende.
[bedrijf]
Financiele administratie 1 april-31 december 2012
19% 6% 19%
Mutaties Toeristen Blokhut Stalling (…) Arrangem. Food&Dr. Food&Dr. Voorschot
€ (43) € 7 € 300 € 135 € (485) € 442 (…)
(…)
(…)
€ 34.456 € 2.549 € 7.190 € 32.717 (…) € (80.251) € 114.707 (…)
Ex BTW 6% (…) € 62.237
Ex BTW 19% (…) € 5.863
0%/ vrijgesteld (…) € 41.758
Btw 6% € 3.374
Btw 19%
€ 1.114
€ 114.707
2.7.
In een door [bedrijf] als productie 4 overgelegd overzicht (hierna: productie 4) staat onder meer het volgende.
Verkoopfacturen [bedrijf] ontvangen door [naam]
Debiteur Factuurnr. Bedrag Ontvangen Bedrag
d.d.
[naam 1] 1334 € 1.252 3-2-2013 € 500
16-5-2013 € 762
PSV Haarlemmermeer 1324 € 4.150 28-8-2012 € 850
2-4-2013 € 3.686
[naam 2] 1309 € 450 23-1-2013 € 450
[naam 3] 1372 € 821 22-8-2013 € 620
31-10-2012 € 200
Totaal ontvangen door [bedrijf] € 7.068
2.8.
In een email d.d. 19 februari 2013 schrijft [naam 4] (hierna: [naam 4] ) van [bedrijf] aan [gedaagde] onder meer het volgende.
(…)
Hallo ben,
(…)
Je hebt de afrekening die Greet gemaakt heeft neem ik aan ook gezien. We hebben mbt vorig jaar nog ruim EUR 20.000 tegoed. Kun je een voorstel maken hoe je dit terug kunt betalen?
Volgens mij had je in de financiering rekening gehouden met een betaling aan ons van circa EUR 10.000.
(…)
2.9.
In een email d.d. 22 februari 2013 schrijft [naam 4] aan [gedaagde] onder meer het volgende.
(…)
Hallo Ben,
Wellicht heb je deze week vakantie gehad. Kun je onderstaande mail ajb beantwoorden?
(…)
2.10.
In een email d.d. 25 februari 2013 schrijft [gedaagde] aan [naam 4] onder meer het volgende.
Goedemorgen Gradus,
(…)
Kom later op de dag of morgen (dan ben ik een dag op kantoor) terug op de mail.
(…)
2.11.
In een opdrachtbevestiging van [bedrijf] d.d. 9 november 2013 (hierna: de opdrachtbevestiging) staat onder meer het volgende.
“ [bedrijf] ”
(…)
Pers. Ver. Vibrac en Emax
(…)
Kootwijkerbroek, 9 november 2013
Geachte heer [naam 5] ,
Hierbij bevestigen wij, onder hartelijke dankzegging, uw opdracht voor de verzorging van uw personeelsavond.
Datum: Vrijdag 22 november 2013
(…)
Met vriendelijke groeten,
“ [bedrijf] ”
Ben [gedaagde]

3.Het geschil

3.1.
[bedrijf] vordert samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 29.804,00, vermeerderd met wettelijke rente, tot betaling van de kosten van het conservatoir beslag van € 279,14 en veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3.2.
[bedrijf] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [bedrijf] heeft op 10 april 2012 de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] overgenomen. Nadien zijn op de rekening van [bedrijf] tot eind 2012 nog betalingen ontvangen die bedoeld waren voor [bedrijf] . Na verrekening moet [gedaagde] een bedrag van € 20.493,00 aan [bedrijf] terug betalen. Daarnaast zijn op de rekening van [bedrijf] nog meer betalingen ontvangen die bedoeld waren voor [bedrijf] , voor een bedrag van € 7.068,00. Met [gedaagde] is de afspraak gemaakt dat het totaalbedrag van € 27.561,00 zou worden doorbetaald aan [bedrijf] . In november 2013 heeft [gedaagde] een bedrag van € 2.243,00 ontvangen voor een personeelsfeest, welk bedrag ook bestemd was voor [bedrijf] . [bedrijf] heeft verhaalsbeslag laten leggen. Deze kosten moeten door [gedaagde] vergoed worden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat, nadat de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf] waren overgenomen door [bedrijf] , nog betalingen ten behoeve van [bedrijf] werden gedaan op de rekening van [bedrijf] . Partijen zijn het er ook over eens dat deze bedragen in beginsel doorbetaald moesten worden aan [bedrijf] . Partijen zijn verdeeld over de vraag of er nog bedragen verrekend dienen te worden tussen partijen.
Beroep op 6:89 BW
4.2.
[bedrijf] heeft aangevoerd dat de verweren van [gedaagde] afstuiten met een beroep (naar analogie) op artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) omdat hij pas in september 2014 in verzet kwam tegen de factuur, dan wel de afrekening. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak dit artikel niet ziet op een factuur. Reeds daarom kan een beroep op artikel 6:89 BW [bedrijf] niet baten.
Vordering € 27.561,00
4.3.
[bedrijf] heeft ter onderbouwing van haar vordering van € 20.493,00 de creditfactuur overgelegd samen met productie 13.2 (betreffende de kosten die [bedrijf] voor [bedrijf] gemaakt heeft) en productie 13.3 (betreffende de betalingen die aan [bedrijf] zijn gedaan, die bestemd waren voor [bedrijf] ). Ter onderbouwing van de vordering van € 7.068,00 heeft [bedrijf] als productie 4 een overzicht overgelegd van verkoopfacturen van [bedrijf] waarvan de betaling volgens [bedrijf] ontvangen is door [bedrijf] . [bedrijf] heeft ter comparitie toegelicht dat zij de administratie van [bedrijf] onder zich heeft gehad en dat zij, in overleg met [gedaagde] , aan de hand van die administratie de voornoemde overzichten heeft opgesteld. Volgens [bedrijf] heeft zij de administratie inmiddels niet meer in haar bezit en kan zij dus de onderliggende gegevens niet (meer) verstrekken.
[gedaagde] heeft betwist dat hij de door [bedrijf] genoemde bedragen verschuldigd is. Er zijn al bedragen terugbetaald en hetgeen [bedrijf] nu nog tegoed heeft van hem is volgens [gedaagde] ‘rond nihil’. Hetgeen in de factuur staat is onjuist.
4.4.
De rechtbank overweegt dat [bedrijf] haar vordering betreffende het totaalbedrag van € 27.561,00 voldoende heeft onderbouwd met de berekening die blijkt uit de creditfactuur en de daarbij behorende producties 13.2, 13.3 en met productie 4. [bedrijf] heeft toegelicht hoe deze berekening tot stand is gekomen en dat zij de berekening heeft gemaakt in overleg met [gedaagde] .
Naar het oordeel van de rechtbank is het algemene verweer van [gedaagde] dat de berekening niet klopt in het licht van de gedetailleerde onderbouwing van deze vordering door [bedrijf] niet voldoende. [gedaagde] heeft nagelaten aan te geven op welke onderdelen de berekening van [bedrijf] niet klopt. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn betwisting nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door middel van rekeningafschriften, waaruit zou kunnen blijken dat de door [bedrijf] genoemde betalingen niet aan [bedrijf] zijn gedaan, dan wel dat deze bedragen reeds terugbetaald zijn. Dat [gedaagde] niet in staat is rekeningoverzichten over te leggen omdat hij de kosten voor het opvragen daarvan bij de bank niet kan dragen, zoals door hem ter comparitie aangevoerd, maakt niet dat van hem niet gevergd kon worden om iets ter onderbouwing van zijn betwisting over te leggen.
De rechtbank neemt mede in aanmerking dat [gedaagde] niet betwist dat er verrekend moest worden. [gedaagde] heeft erkend dat [bedrijf] de administratie van [bedrijf] in de betreffende periode onder zich had. Uit de in rechtsoverweging 2.8-2.10 genoemde mailwisseling tussen [bedrijf] en [gedaagde] blijkt ook dat partijen contact hadden over de verrekening en dat [bedrijf] hierin het voortouw nam.
Uit de stelling van [gedaagde] dat hij al bedragen heeft terugbetaald en dat het bedrag dat nu nog open staat ongeveer nihil is volgt dat kennelijk ook volgens [gedaagde] een berekening is gemaakt, maar hij laat vervolgens in het midden hoe die berekening tot stand zou zijn gekomen. Ook op dat punt laat [gedaagde] na zijn betwisting van onderbouwing te voorzien.
Ter comparitie heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat op de creditfactuur een bedrag mist met verwijzing naar een opmerking in een door hem overgelegde email van [naam 6] . De opmerking waarnaar [gedaagde] verwijst is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te volgen. De rechtbank gaat daarom aan die stelling voorbij.
Nu [gedaagde] de vordering voor het bedrag van € 27.561,00 onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank deze vordering toewijzen.
Vordering € 2.243,00
4.5.
[bedrijf] vordert een bedrag van € 2.243,00 in verband met een personeelsfeest op 22 november 2013, waarvan de betaling volgens haar ten bate van [gedaagde] is gekomen. Ter onderbouwing heeft [bedrijf] de opdrachtbevestiging overgelegd, welke uit naam van [bedrijf] is verstuurd. Volgens [bedrijf] heeft zij ook de kosten gedragen van het personeelsfeest.
[gedaagde] heeft erkend dat de betaling van het personeelsfeest ten bate van hem, althans zijn restaurant Doc’s restaurant is gekomen. Hij heeft betwist dat deze betaling ten bate van [bedrijf] zou moeten komen, omdat [bedrijf] geen prestatie zou hebben geleverd voor deze partij. Vlak voordat het feest plaats zou vinden heeft hij de uitvoering van het personeelsfeest overgedragen aan Doc’s Restaurant omdat hij toen ziek was en het op die manier zonder hem georganiseerd kon worden.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de opdrachtbevestiging dat de overeenkomst betreffende het organiseren van het personeelsfeest gesloten is met [bedrijf] en dient de betaling in beginsel ten gunste van [bedrijf] te komen. [bedrijf] heeft echter erkend dat zij vaker met Doc’s restaurant samenwerkte en zij heeft niet betwist dat Doc’s restaurant de organisatie van dit personeelsfeest heeft overgenomen. Daarmee staat vast dat de betaling voor het personeelsfeest, in ieder geval gedeeltelijk, ten bate van [gedaagde] , althans Doc’s Restaurant zou moeten komen. De enkele stelling van [bedrijf] dat zij ook kosten heeft gemaakt voor dit evenement is onvoldoende om deze vordering te dragen. De rechtbank zal deze vordering daarom als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
4.7.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde rente, nu volgens hem een ingebrekestelling ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat het verzuim in ieder geval is ingetreden op datum dagvaarding. De rechtbank zal de wettelijke rente dan ook vanaf die datum toewijzen.
4.8.
[bedrijf] heeft de veroordeling van [gedaagde] gevorderd tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 279,14 verschotten en € 579,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 579,00).
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [bedrijf] worden begroot op:
- dagvaarding € 79,74
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 1.909,00 (inclusief beslag)
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.158,00(2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.164,74

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [bedrijf] te betalen een bedrag van € 27.561,00 (zevenentwintig duizendvijfhonderdéénenzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 28 mei 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 876,14,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [bedrijf] tot op heden begroot op € 3.164,74, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Elferink en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2015.