ECLI:NL:RBGEL:2015:7762

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
14 december 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3605
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag wegens te late indiening en aanvang werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, eigenaar van vier monumentale panden in Nijmegen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Eiser had een aanvraag voor subsidie ingediend voor restauratiewerkzaamheden aan zijn panden, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat de werkzaamheden al waren aangevangen voordat de aanvraag was ingediend. De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 3.6 van de Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing 2011 geen subsidie kan worden verleend als de werkzaamheden zijn gestart voordat een aanvraag is ingediend en een besluit is genomen. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van deze regel en dat de werkzaamheden niet konden worden stopgezet. De rechtbank verwierp dit standpunt, aangezien de Subsidieverordening openbaar toegankelijk was en eiser had moeten weten dat de aanvraag tijdig moest worden ingediend. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag te laat was ingediend en dat verweerder terecht de subsidie had afgewezen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/3605

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegente Nijmegen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot toekenning van subsidie afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2015. Eiser en zijn echtgenote zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W.C. Vermeulen.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van vier monumentale panden in Nijmegen. Tijdens schilderwerkzaamheden in het najaar van 2013 bleek dat het balkonhek en de koekoek van één van de panden waren aangetast door houtrot. Eiser heeft voor de kosten van deze werkzaamheden subsidie aangevraagd.
2. Verweerder heeft aan de gehandhaafde afwijzing ten grondslag gelegd dat er ingevolge artikel 3.6, onder punt vier, van de Subsidieverordening Stedelijke vernieuwing 2011 (hierna: Subsidieverordening) geen subsidie zal worden verleend als met het uitvoeren van de werkzaamheden is begonnen voordat verweerder een besluit tot het verlenen van subsidie heeft genomen. Eiser heeft op 9 december 2014 een aanvraag ingediend voor subsidie voor onder meer de panden [adres] . Alle werkzaamheden aan de betreffende panden waren toen al reeds uitgevoerd. Het is eisers eigen verantwoordelijkheid om tijdig een aanvraag in te dienen. Dat een medewerker van de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (hierna: ODRN) heeft meegedeeld dat het budget voor de subsidie op was doet hier niet aan af.
3. Eiser meent dat hij in aanmerking komt voor subsidie. Dat vooraf subsidie moest worden aangevraagd was hem niet bekend. Bovendien waren de werkzaamheden al gestart op het moment dat bleek dat er restauratiewerkzaamheden moesten worden uitgevoerd en konden de werkzaamheden niet meer worden stopgezet. Volgens eiser stelt verweerder ten onrechte dat er sprake is achterstallig onderhoud; de werkzaamheden zijn gericht op de restauratie van de panden.
4. Ingevolge artikel 3.6, aanhef en onder 4, van de Subsidieverordening verlenen burgemeester en wethouders geen subsidie indien en voor zover met het treffen van de voorzieningen of het uitvoeren van de werkzaamheden is begonnen voordat door burgemeester en wethouders een besluit tot verlenen van subsidie is genomen, tenzij hiervoor door burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk toestemming is verleend.
5. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat de Subsidieverordening op 6 april 2011 gepubliceerd is en voor een ieder toegankelijk is via de site van de gemeente Nijmegen. Nu met zoveel woorden uit artikel 3.6, aanhef en onder 4, van de Subsidieverordening volgt dat de subsidie vooraf moet worden aangevraagd en er eerst op de aanvraag moet zijn besloten voordat er gestart kan worden met de werkzaamheden volgt de rechtbank niet het standpunt van eiser dat niet bekend of inzichtelijk was dat vooraf subsidie moest worden aangevraagd .
6. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat de werkzaamheden in het najaar van 2013 zijn aangevangen. Voor zover eiser stelt dat hij begin januari 2014 telefonisch een aanvraag heeft ingediend, volgt de rechtbank dit niet nu eiser heeft dit niet onderbouwd, nog daargelaten dat volgens artikel 2.1.1, aanhef en onder a van de Subsidieverordening onder aanvraag moet worden verstaan een aanvraag van subsidie, middels een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier dat volledig is ingevuld en is voorzien van alle noodzakelijke bijlagen. Hoe dan ook waren de werkzaamheden in januari 2014 al aangevangen zodat ook dan heeft te gelden dat de aanvraag te laat is ingediend. Verweerder was niet bevoegd om op dit punt een uitzondering te maken. Artikel 3.6, aanhef en onder 4, van de Subsidieverordening schrijft immers dwingend voor dat de subsidie niet mag worden verleend als de werkzaamheden al zijn aangevangen voordat een aanvraag is ingediend en een besluit is genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. De vraag of sprake is van restauratiewerkzaamheden of van het verhelpen van achterstallig onderhoud, doet aan dat oordeel niet af, omdat de aanvraag in beide gevallen te laat is ingediend.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, voorzitter, mr. J.J. Penning en mr. H.J.M. Besselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.