ECLI:NL:RBGEL:2015:7719

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
279807
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijke vertraging door herhaalde advocaatwisseling leidt tot schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 11 november 2015, zijn eisers OOQEE B.V. en Q-MARQ B.V. betrokken in een civiele procedure tegen gedaagden, waarbij herhaalde advocaatwisselingen aan de zijde van gedaagden hebben geleid tot onredelijke vertraging in de procedure. De rolrechter heeft bepaald dat gedaagden geen antwoordakte mochten nemen, wat resulteerde in een beoordeling van de vorderingen op basis van de door eisers verstrekte nadere toelichting op de gestelde schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die eisers hebben geleden, inclusief dwangsommen en kosten die zijn gemaakt om in rechte nakoming af te dwingen.

De rechtbank heeft in het vonnis de schadevergoeding vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.332.397,41, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft gedaagden ook veroordeeld tot betaling van specifieke bedragen aan Ooqee, Q-Marq, en de individuele eisers. De beslissing omvatte ook de toewijzing van beslagkosten en proceskosten aan de zijde van eisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/279807 / HA ZA 15-150
Vonnis van 11 november 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OOQEE B.V.,
gevestigd te Rheden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-MARQ B.V.,
gevestigd te Rheden,
3.
[eiser],
wonende te Rheden,
4.
[eiseres],
wonende te Rheden,
eisers,
advocaat mr. M.A. Oostendorp te Velp, gemeente Rheden,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te Rheden,
2.
[gedaagde 1],
wonende te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J.C.A. Froon te Amsterdam.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden, daarnaast ook respectievelijk Ooqee, Q-Marq, [eiser] , [eiseres] , [gedaagde] en [gedaagde 1] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 augustus 2015
  • de akte van eisers.
1.2.
De rolrechter heeft bepaald dat na een herhaalde advocaatwisseling aan de zijde van gedaagden, opnieuw vlak voor het verrichten van een proceshandeling en zonder dat de reden van wisseling wordt toegelicht, tot een onredelijke vertraging van de procedure leidt. Daarom zijn gedaagden niet meer in de gelegenheid gesteld een antwoordakte te nemen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
In het tussenvonnis van 5 augustus 2015 is eisers de gelegenheid geboden de gestelde schade, tot vergoeding waarvan gedaagden hoofdelijk zullen worden veroordeeld (tussenvonnis onder 4.19) op enige onderdelen toe te lichten. Nu op deze toelichting niet is gereageerd door gedaagden bestaat er geen grond meer om een mondelinge behandeling als voorzien in het tussenvonnis onder 4.28 en 4.29 te laten plaatsvinden. Die heeft immers slechts zin wanneer er een debat bestaat en de proceshouding van gedaagden, zoals hierboven onder 1.2 bedoeld, heeft meegebracht dat er geen sprake meer is van een debat. De rechtbank zal dus de vorderingen voor zover er nog niet op is beslist, beoordelen aan de hand van de bij akte door eisers gegeven inlichtingen.
2.2.
In het tussenvonnis is al overwogen dat het bedrag van de tegenover eisers verbeurde dwangsommen, inmiddels opgelopen tot het in het kort gedingvonnis gesteld maximum van € 1.300.000,00, onderdeel vormt van de geleden schade.
2.3.
Hetzelfde geldt voor de kosten van eisers om in rechte nakoming af te dwingen, volgens de dagvaarding € 32.397,41.
2.4.
Gesteld is voorts dat de schade bestaat uit de maandelijkse kosten die doorlopen voor eisers na de datum waarop [gedaagde] B.V. had behoren af te nemen. Voor de kerk, zo is in het tussenvonnis overwogen, kan vergoeding van deze kosten in aanmerking komen als komt vast te staan dat de kerk niet meer door Ooqee en/of Q-Marq gebruikt is na de met [gedaagde] B.V. overeengekomen datum van levering, 30 september 2014. De schade geldt dus de periode van 1 oktober 2014 tot aan de datum van overdracht aan de nieuwe koper in 2015, kennelijk 1 augustus 2015. Ter comparitie zijn in dit verband de bedragen van € 24.496,00 – hier wordt het in het tussenvonnis onder 4.24 genoemde bedrag van € 24.296,00, een tikfout, verbeterd – ten laste van Ooqee en € 20.496,00 ten laste van Q-marq als doorlopende kosten tot 31 juli 2015 genoemd. Deze zijn thans door eisers toegelicht en voor toewijzing vatbaar.
2.5.
Anders dan in het tussenvonnis aangenomen werd, wordt geen schadevergoeding gevorderd ter zake van doorlopende kosten voor het woonhuis.
2.6.
In het tussenvonnis is al vastgesteld dat het verschil tussen de met [gedaagde] overeengekomen koopprijs voor kerk en inventaris en de uiteindelijk door een andere koper betaalde koopprijs, € 92.300,00, in beginsel schade vormt voor Ooqee. Thans kan worden vastgesteld dat dit bedrag als schadevergoeding toewijsbaar is.
2.7.
De huidige waarde van het woonhuis en alle relevante omstandigheden in aanmerking nemend komen eisers op een te verwachten schade van € 87.500,00 voor [eiser] en [eiseres] bij verkoop van het woonhuis aan een ander. De onderbouwing die bij akte is gegeven, is voldoende duidelijk om thans de schade op dit onderdeel te begroten op het hier genoemde bedrag.
2.8.
Nu de begroting als bedoeld in artikel 612 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gemaakt is, zullen de gedaagden hoofdelijk tot betaling veroordeeld worden in voege als hieronder aangegeven wordt.
2.9.
Eisers vordert gedaagden te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 4.347,79 voor verschotten en € 3.211,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 3.211,00).
2.10.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding € 192,32
- griffierecht 1.228,00
- salaris advocaat
8.027,50(2,5 punten × tarief € 3.211,00)
Totaal € 9.447,82

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eisers te betalen een bedrag van € 1.332.397,41 (één miljoen driehonderdtweeëndertig duizenddriehonderdzevenennegentig euro en 41 cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 november 2015 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Ooqee te betalen een bedrag van € 116.796,00 (honderdzestienduizendzevenhonderdzesennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 november 2015 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Q-Marq te betalen een bedrag van € 20.496,00 (twintigduizendvierhonderdzesennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 november 2015 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] en [eiseres] te betalen een bedrag van € 87.500,00 (zevenentachtigduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 18 november 2015 tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 7.558,79,
3.6.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 9.447,82,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2015.