In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde, die een aannemingsovereenkomst hadden gesloten voor het aanleggen van een tuin. De eiseres, wonende te Scherpenzeel, had de gedaagde, een hovenier, ingehuurd voor het aanleggen van kunstgras en andere werkzaamheden. Na herhaaldelijke klachten over de kwaliteit van het geleverde werk, waaronder kleurverschillen en gebrekkige afwerking, heeft de eiseres een bedrag van € 5.544,50 ingehouden op de factuur van de gedaagde. De gedaagde heeft vervolgens niet voldaan aan zijn verplichtingen om de gebreken te verhelpen, wat heeft geleid tot de ontbinding van de overeenkomst door de eiseres. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen van de gedaagde de opschorting van de betalingsverplichting door de eiseres rechtvaardigden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden en dat de gedaagde het door de eiseres betaalde bedrag van € 22.568,20 moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van de gedaagde in reconventie tot betaling van het onbetaald gebleven deel van zijn factuur werd afgewezen, omdat de eiseres op goede gronden haar betalingsverplichting had opgeschort en de overeenkomst had ontbonden.