ECLI:NL:RBGEL:2015:7588

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
289748
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking bij verkoop gezamenlijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde]. De eiseres vorderde dat de gedaagde zou meewerken aan de verkoop van hun gezamenlijke woning, gelegen aan de [adres] te Ede. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de eiseres zwaarder wogen dan die van de gedaagde, aangezien de eiseres in financiële problemen verkeerde en de woning al geruime tijd te koop stond. De rechter bepaalde dat de gedaagde binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis zijn volledige medewerking moest verlenen aan de totstandkoming van de koopovereenkomst en de verkoop en levering van de woning. Indien de gedaagde in gebreke bleef, zou het vonnis in de plaats treden van de vereiste toestemming voor de verkoop. De rechter wees ook op de noodzaak van een spoedeisend belang, gezien de financiële situatie van de eiseres en de achterstand in de hypotheekbetalingen. In reconventie vorderde de gedaagde onder andere dat de eiseres haar medewerking zou verlenen aan de afkoop van een levensverzekering, wat door de rechter werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/289748 / KG ZA 15-463
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2015
in de zaak van
[eiseres]
wonende te Ede,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.W. Koekebakker te Ede,
tegen
[gedaagde]
wonende te Ede,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.P.L.M. Buijsrogge te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de wijziging van eis in conventie
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn ex-echtgenoten. Bij beschikking van 4 november 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 15 februari 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan de [adres] Ede. Op de woning rust een hypotheek voor een bedrag van
€ 215.000,00 ten behoeve van de Directbank. [eiseres] woont thans met de drie kinderen van partijen in de woning. [gedaagde] woont sinds de echtscheiding elders.
2.3.
De verdeling van de gemeenschap is door de rechtbank Arnhem bij vonnis van 16 mei 2012 vastgesteld. Ten aanzien van de voormalige echtelijke woning zijn partijen tijdens de comparitie die voorafgaand aan dat vonnis is gehouden, overeengekomen dat de woning verkocht dient te worden. De rechtbank heeft in dat vonnis geoordeeld dat partijen in beginsel gehouden zijn in hun interne verhouding ieder voor de helft bij te dragen in de lasten aan hun gezamenlijke woning, waaronder hypotheeklasten en de premies voor de levensverzekering bij ASR. De waarde van de ASR-polis dient tussen partijen bij helfte te worden gedeeld (met uitzondering van de periode 1 februari 2011 tot 1 februari 2012).
2.4.
De verkoop van de woning is aanvankelijk ter hand genomen door Makelaars Nieuwe Stijl Wilhelm.
2.5.
Bij vonnis van 28 december 2012 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem is [eiseres] veroordeeld tot betaling aan de hypotheekverstrekker van een bedrag van
€ 378,49 (zijnde de helft van de verschuldigde hypotheekrente) te vermeerderen met
€ 122,04 (zijnde de helft van de premie levensverzekering) per maand vanaf 1 december 2012 tot aan de dag van levering van de woning, steeds uiterlijk op de eerste dag van de betreffende maand.
2.6.
Op 11 maart 2013 heeft Makelaardij Jacobsen de waarde van de woning bepaald op een bedrag van € 173.000,00.
2.7.
Met ingang van 19 september 2014 is Ditters Makelaars Veenendaal & Ede als verkopende makelaar aangesteld. Partijen zijn een vraagprijs van € 189.500,00 overeengekomen en een laatprijs van € 182.500,00. De laatprijs is begin 2015 in onderling overleg vastgesteld op een bedrag van € 180.000,00.
2.8.
In augustus 2015 is er een bod uitgebracht op de woning, waarna de makelaar namens partijen heeft onderhandeld en een koopprijs van € 172.500,00 is overeengekomen. [eiseres] heeft hiermee op 2 september 2015 ingestemd en de koopovereenkomst ondertekend. [gedaagde] heeft hier niet mee ingestemd en heeft op 1 september 2015 de verkoopbemiddelingsovereenkomst met de makelaar opgezegd.
2.9.
[eiseres] is op 1 september 2015 werkloos geworden en ontvangt thans een ziektewetuitkering van het UWV. Zij heeft bemiddeling bij schuldhulpverlening aangevraagd bij de gemeente Ede.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert in conventie – na een wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter
A. [gedaagde] beveelt na betekening van dit vonnis op eerste verzoek zijn volledige medewerking te verlenen aan de tot standkoming van de koopovereenkomst, verkoop en levering van de onroerende zaak aan de Van [adres] te Ede,
B. bepaalt dat indien [gedaagde] in gebreke blijft tijdig en volledig aan het onder A. gegeven bevel te voldoen dit vonnis in de plaats zal treden van de van [gedaagde] verlangde mondelinge of schriftelijke toestemming tot het aangaan van de verkoopovereenkomst en de notariële levering, en
C. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter
primair
[eiseres] veroordeelt op straffe van verbeurte van een dwangsom de woning te Ede uiterlijk op 1 januari 2016 met al de haren en het hare te verlaten en deze woning onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [gedaagde] te stellen en te laten,
[gedaagde] machtigt om in geval van weigering of nalatigheid van [eiseres] om aan het bevel van ontruiming te voldoen deze te bewerkstelligen door een deurwaarder, zonodig met behulp van de sterke arm van de politie,
bepaalt dat [gedaagde] met ingang van 1 januari 2016 tot de datum van notariële levering van de woning aan een koper bij uitsluiting van [eiseres] gerechtigd is tot het gebruik van de woning te Ede aan de Van [adres] ,
[gedaagde] machtigt tot het te gelde maken van de woning staande en gelegen te Ede aan de Van [adres] ,
bepaalt dat het vonnis op grond van het bepaalde in artikel 3:300 juncto 3:301 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in de plaats treedt van de door [gedaagde] met [eiseres] op te maken notariële akte van levering en [gedaagde] aanwijst om de verkoop en levering van de woning te verrichten, voor zover [eiseres] niet vrijwillig meewerkt aan de eigendomsoverdracht c.q. levering van de woning,
[eiseres] veroordeelt op straffe van verbeurte van een dwangsom zodra de echtelijke woning is verkocht en in eigendom wordt overgedragen op eerste verzoek van [gedaagde] haar medewerking verleent aan de afkoop van de polis levensverzekering bij ASR, waarvan de afkoopwaarde strekt in mindering op de restant hypotheekschuld,
[eiseres] veroordeelt om op straffe van verbeurte van een dwangsom maandelijks, uiterlijk op de eerste dag van de betreffende maand, zolang de woning niet in eigendom is overgedragen, de helft van de verschuldigde hypotheekrente (€ 378,49) en de helft van de premie levensverzekering (€ 122,04) te doen storten op de daarvoor door de Direktbank en ASR aangewezen rekening,
[eiseres] veroordeelt binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis te voldoen aan de hyptoheekverstrekker Direktbank en de verzekeraar ASR in totaal een bedrag van
€ 2.002,24 ter zake achterstand hypotheek en premie levensverzekering,
9. [eiseres] veroordeelt in de kosten van deze procedure,
subsidiair
voor het geval de voorzieningenrechter van oordeel is dat de eis van [eiseres] voor toewijzing gereed ligt daaraan de voorwaarde te verbinden dat [eiseres] uiterlijk op de zesde werkdag voor de notariële levering van de woning de helft van de onderwaarde dient te storten op de kwaliteitsrekening van de notaris alsmede [eiseres] veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.2.
[eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen, hetgeen niet door [gedaagde] is weersproken. De heer [naam] en mevrouw [naam] de woning van partijen voor een bedrag van € 172.500,00 kopen, een koopovereenkomst is reeds opgesteld en door hen en [eiseres] ondertekend, en de levering van de woning is gepland op 1 november aanstaande.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een machtiging tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in artikel 3:174 lid 1 BW bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding kan worden verleend - ondanks dat dit artikel in beginsel de verzoekschriftprocedure voorschrijft - in geval van spoedeisende omstandigheden waarin aannemelijk is dat een dergelijke machtiging zou zijn verleend indien daarom zou zijn verzocht (HR 21 juni 2022, NJ 2002, 420). Daarvoor dient sprake te zijn van gewichtige redenen.
5.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de woning moet worden verkocht. Partijen zijn dit reeds overeengekomen tijdens de comparitie van partijen op 16 maart 2012.
De kern van het geschil is of de woning voor een bedrag van € 172.500,00 dient te worden verkocht of, zoals [gedaagde] stelt, voor een hoger bedrag (minimaal de overeengekomen laatprijs van € 180.000,00).
5.4.
[eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet langer in staat is om haar (deel van de) woonlasten (de helft van de verschuldigde hypotheekrente (€ 378,49) en de helft van de premie levensverzekering (€ 122,04)) te voldoen. Zij is onlangs werkloos geworden en ontvangt thans een ziektewetuitkering ten bedrage van € 800,00. Er is inmiddels een achterstand ontstaan in de betaling van de hypotheek en levensverzekering door [eiseres] van een bedrag van ruim € 2.000,00. [eiseres] heeft zich begin september 2015, mede vanwege een belastingschuld, aangemeld bij de schuldhulpverlening van de gemeente Ede.
5.5.
De woning staat reeds – met een korte onderbreking – enige jaren te koop. Vast staat dat partijen begin 2015 een laatprijs van € 180.000,00 zijn overeengekomen. De huidige prijs waarvoor de woning thans verkocht zou moeten worden betreft € 172.500,00 en is daarmee dus enigszins lager. In de jaren dat de woning te koop staat is slechts éénmaal eerder een bod uitgebracht, maar dat is kort daarna weer ingetrokken. Daarnaast hebben partijen in het verleden ook gesproken over de mogelijkheid dat [gedaagde] de woning alsnog op zijn naam zou laten zetten, maar daar hebben partijen geen overeenstemming over bereikt en [gedaagde] heeft verklaard dat hij dat nu ook niet meer wil. De advocaat van [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat hij de ochtend voorafgaand aan de zitting telefonisch heeft gesproken met de heer T. Hijnekamp, makelaar bij HOOM Makelaars, die in opdracht van de Direktbank, de woning heeft getaxeerd. Deze makelaar heeft de advocaat van [eiseres] medegedeeld dat een prijs van € 172.500,00 acceptabel is en dat de Direktbank hiermee instemt en royement zal verlenen. In dat verband acht de voorzieningenrechter voorts nog van belang dat de woning in 2013 is gewaardeerd op een bedrag van € 173.000,00. Deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maken dat sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan de voorzieningenrechter [gedaagde] zal veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning voor een verkoopprijs van € 172.500,00, welke prijs de voorzieningenrechter onder de huidige omstandigheden reëel acht.
5.6.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Het belang van [eiseres] is er in gelegen dat zij haar schulden beperkt wil houden en dat zij geen grotere achterstand wil laten ontstaan in de betaling van de maandelijkse hypotheeklasten. Daarnaast heeft zij ter zitting toegelicht dat zij in aanmerking komt voor een huurwoning, waarvan de maandelijkse lasten € 280,00 (na aftrek van toeslagen) bedragen en alwaar zij maandelijks ongeveer € 100,00 voor gas, water en licht zal betalen in plaats van het huidige bedrag van
€ 188,00. [gedaagde] ’s belang (bij afwijzing van de vorderingen van [eiseres] ) bestaat er uit dat, indien de woning wordt verkocht voor € 172.500,00 er (nadat een bedrag van ongeveer € 30.000,00 dat is gespaard voor de levensverzekering wordt uitgekeerd en in mindering wordt gebracht op de restschuld) een schuld zal resteren van ongeveer € 12.500,00. [gedaagde] kan zijn deel van die restschuld nauwelijks dragen en het deel van [eiseres] , waarvoor [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is, in ieder geval niet. Hij zal failliet gaan, althans er zal een BKR-registratie volgen. In de onderhavige omstandigheden van het geval wegen de belangen van [eiseres] evenwel zwaarder dan die van [gedaagde] . Indien de woning thans niet verkocht wordt bestaat het risico dat de achterstand in de hypotheekbetalingen nog verder oploopt en dat er voor partijen een nog veel grotere schuld ontstaat dan het bedrag van € 12.500,00, waardoor zij nog verder van huis zijn.
5.7.
De vorderingen van [eiseres] zullen dus worden toegewezen zoals hierna volgt.
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in conventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Dat [gedaagde] een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen in reconventie is niet weersproken.
6.2.
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, heeft [gedaagde] geen belang meer bij het onder 1. tot en met 5. gevorderde.
6.3.
[eiseres] heeft ter zitting ingestemd met het gevorderde onder 6. (veroordeling om, zodra de woning is verkocht mee te werken aan de afkoop van de levensverzekering, welke afkoopwaarde in mindering strekt op het restant van de hypotheekschuld). Omdat de bank volgens [gedaagde] , hetgeen niet is betwist, als voorwaarde voor uitbetaling stelt dat [eiseres] hiermee schriftelijk dient in te stemmen, zal de voorzieningenrechter [eiseres] daartoe veroordelen, een en ander zoals hierna volgt. Aan deze veroordeling zal een dwangsom worden verbonden.
6.4.
De vordering onder 7. (betaling van de helft van de maandelijkse hypotheekrente en de helft van de premie levensverzekering aan de bank respectievelijk ASR) zal worden afgewezen, nu [eiseres] daartoe reeds bij vonnis van 28 december 2012 is veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om thans een dwangsom op te leggen, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat bij [eiseres] geen sprake is van betalingsonwil, maar veeleer van betalingsonmacht. Het opleggen van een dwangsom, bedoeld als prikkel tot (tijdige) nakoming van een hoofdveroordeling, zal er gelet op de (financiële) omstandigheden in het onderhavige geval naar alle waarschijnlijkheid niet toe leiden dat [eiseres] thans wel de maandelijkse woonlasten zal voldoen. Ook ten aanzien van de vordering onder 8. (betaling van de ontstane achterstand) geldt dat [eiseres] op grond van het vonnis van 28 december 2012 reeds is/was gehouden tot betaling van de helft van de maandelijkse hypotheeklasten en de premie levensverzekering. Ook deze vordering zal dus bij gebrek aan een belang daartoe worden afgewezen.
6.5.
Omdat de voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen, is ingetreden, komt de voorzieningenrechter tot slot toe aan de subsidiaire vordering tot het storten van de helft van de onderwaarde op de kwaliteitsrekening van de notaris. De advocaat van [gedaagde] heeft evenwel geen valide grondslag voor deze vordering aangevoerd, zodat (ook) deze vordering zal worden afgewezen.
6.6.
Geconcludeerd kan worden dat de primaire reconventionele vordering onder 6. zal worden toegewezen en dat de overige vorderingen zullen worden afgewezen.
6.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
beveelt [gedaagde] binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan de tot standkoming van de koopovereenkomst en de verkoop en levering van de onroerende zaak aan de Van [adres] te Ede,
7.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] in gebreke blijft tijdig en volledig aan het onder 7.1. gegeven bevel te voldoen dit vonnis in de plaats zal treden van de van [gedaagde] verlangde mondelinge of schriftelijke toestemming tot het aangaan van de verkoopovereenkomst en de notariële levering,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
veroordeelt [eiseres] om binnen vijf werkdagen nadat de voormalige echtelijke woning is verkocht en in eigendom is overgedragen haar medewerking te verlenen aan de afkoop van de polis levensverzekering bij ASR, waarvan de afkoopwaarde in mindering strekt op de restant hypotheekschuld,
7.7.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 7.6. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 30.000,00 is bereikt,
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.10.
wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 16 oktober 2015.