Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van PGH
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vordert de eiseres, Paradise Gerlach Holding B.V. (PGH), de aanstelling van een bindend adviseur in een geschil met de gedaagde, een bouwbedrijf, over de bouw van een manege. De voorzieningenrechter wijst de vordering af, omdat de gewone rechter in eerste aanleg al heeft beslist en de procedure in hoger beroep niet is voortgezet. De voorzieningenrechter oordeelt dat het niet tot zijn taak behoort om in te grijpen in een geschil dat al door de gewone rechter is behandeld. Er is geen bewijs dat de geschilpunten die nu aan de orde zijn wezenlijk verschillen van die in de eerdere procedure, waardoor er geen ruimte is voor een bindend advies via de kort geding procedure.
De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling, waarbij PGH en de gedaagde hun standpunten naar voren brachten. PGH stelde dat er gebreken waren aan de manege die door de gedaagde waren uitgevoerd, en dat er een bindend advies moest komen om deze geschilpunten op te lossen. De voorzieningenrechter concludeert echter dat PGH niet heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang is, en dat de vorderingen van PGH om een bindend adviseur aan te stellen en de gedaagde te veroordelen tot medewerking aan de bindend adviesprocedure niet kunnen worden toegewezen.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van PGH af en veroordeelt PGH in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, die zijn begroot op € 1.429,00. Dit vonnis is uitgesproken op 12 oktober 2015.