Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[opposant 1]
[opposant 2]
1.[geopposeerde 1]
[geopposeerde 2]
Rechtbank Gelderland
In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Gelderland op 30 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen, waarbij de vraag centraal stond of er sprake was van een erfdienstbaarheid door verjaring. De rechtbank oordeelde dat de geopposeerden, die als verweerders in voorwaardelijke reconventie optraden, geen ondubbelzinnig bezit van een erfdienstbaarheid op het perceel van de opposanten, eisers in voorwaardelijke reconventie, konden aantonen. Hierdoor was er geen verjaringstermijn gaan lopen en hadden de geopposeerden geen recht van erfdienstbaarheid verkregen door verjaring. De rechtbank kwam terug op een eerdere beslissing om de geopposeerden toe te laten tot bewijslevering, omdat het bezit niet ondubbelzinnig was en er dus geen recht van erfdienstbaarheid kon zijn ontstaan.
De procedure begon met een tussenvonnis van 21 mei 2014, waarin de geopposeerden waren toegelaten tot bewijslevering. Echter, de rechtbank stelde vast dat aan de vereisten voor eigendomsverkrijging door verjaring strenge eisen gesteld moeten worden. De rechtbank benadrukte dat het gebruik van een perceel door een ander niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van bezit van een erfdienstbaarheid, vooral niet als er instemming van de eigenaar is geweest.
De rechtbank concludeerde dat het bezit van de geopposeerden niet ondubbelzinnig was, omdat er aanwijzingen waren dat het gebruik van het pad door de geopposeerden met toestemming van de eigenaar was. Dit leidde tot de conclusie dat er geen verjaringstermijn was gaan lopen en dat de subsidiair gevorderde verklaring voor recht dat er een erfdienstbaarheid van weg was ontstaan, niet voor toewijzing in aanmerking kwam. De rechtbank wees de vorderingen van beide partijen af en veroordeelde de geopposeerden en opposanten in de proceskosten.