ECLI:NL:RBGEL:2015:7582

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 december 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
05/860309-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen met verbeurdverklaring van geldbedragen

Op 7 december 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1971 in Marokko, die werd beschuldigd van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 februari 2014 in de gemeente Ede en/of te Zoetermeer en/of elders in Nederland en/of in Marokko en/of in Duitsland, geldbedragen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat een geldbedrag van € 34.000,- en € 27.000,-, die in beslag zijn genomen, verbeurd worden verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet kon aantonen dat de herkomst van het geld legitiem was, en dat er sprake was van vermenging van legaal en illegaal geld. De verdachte heeft verklaard dat het geld spaargeld was, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede ten laste gelegd feit, namelijk het in voorraad hebben van een vals bankbiljet van € 50,-, omdat niet bewezen kon worden dat zij dit opzettelijk deed. De uitspraak is gedaan na een zitting op 23 november 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben toegelicht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860309-14
Datum uitspraak : 7 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Marokko), wonende te [adres 1] , [woonplaats]
Raadsman: mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 februari 2014 in de gemeente Ede en/of te Zoetermeer en/of elders in Nederland en/of in Marokko en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van:
- een geldbedrag van (ongeveer) 50.000,- euro, en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 27.000,- euro, en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 34.000,- euro
althans van enig(e) voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en), (telkens) de werkelijke aard heeft verborgen of verhuld, de herkomst heeft verborgen of verhuld, de vindplaats heeft verborgen of verhuld, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en) is/zijn of het voorhanden heeft/hebben, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het/de voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en) -onmiddellijk of middellijk- (mede) (geheel of gedeeltelijk) afkomstig is/zijn uit enig misdrijf;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 3 februari 2014 in de gemeente Ede en/of te Zoetermeer en/of elders in Nederland en/of in Marokko en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een geldbedrag van (ongeveer) 50.000,=, en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 27.000,=, en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 34.000,=
althans enig(e) voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en), (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en) onmiddellijk of middellijk - (mede) (geheel of gedeeltelijk) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2.
zij in of omstreeks 1 januari 2007 tot en met 3 februari 2014 in de gemeente Ede en/of te Zoetermeer en/of elders in Nederland en/of in Marokko en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (één) bankbiljet(ten) van 50,- euro, dat/die verdachte zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen zij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om dat/die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het valse bankbiljet van 50 euro opzettelijk, met het oogmerk om het als echt en onvervalst uit te geven, in voorraad heeft gehad. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 februari 2014 zijn in de woning van [naam] , de ex-schoonmoeder van verdachte [2] , aan de [adres 2] in Ede twee bundels met bankbiljetten aangetroffen:
  • Een geldbedrag van € 50.000,-, bestaande uit 1000 biljetten van € 50,-, verpakt in plastic omwikkeld met tape, links naast de linnenkast tussen een stapel kleding en beddengoed;
  • Een geldbedrag van € 27.000,-, bestaande uit 60 biljetten van € 10,-, 295 biljetten van
€ 20,-, 140 biljetten van € 50,-, 130 biljetten van € 100,- en 1 biljet van € 500,-, verpakt in plastic omwikkeld met tape, links naast de kledingkast tussen een stapel kleding en beddengoed. [3]
Op 5 februari 2014 is in voornoemde woning nog een bundel met bankbiljetten aangetroffen in een plastic tasje tussen de matrashoes en de onderkant van de matras van het bed van [naam] . Het betrof hier een geldbedrag van € 34.000,-, bestaand uit 55 biljetten van € 500,-, 8 biljetten van € 200,- en 49 biljetten van € 100,-. [4]
Verdachte had dit geld in de woning van [naam] verstopt. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit, omdat de herkomst van de geldbedragen kan worden verklaard met de feitelijke vaststelling dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode voor een totaalbedrag van € 112.000,- heeft gepind.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat alle ten laste geldbedragen door verdachte in zijn geheel zijn witgewassen. Verdachte heeft daadwerkelijk geld gespaard, waarmee een aanzienlijk deel van het aangetroffen geld kan worden verklaard. Aangezien het geld in drie porties is opgeborgen kan er ook niet worden gesproken van vermenging.
Beoordeling door de rechtbank
Beoordelingskader
Bij de beoordeling of kan worden bewezen dat verdachte de geldbedragen heeft witgewassen dient als uitgangspunt te worden genomen dat er geen direct bewijs voor brondelicten aanwezig is. In dat geval dient het volgende beoordelingskader te worden gehanteerd:
Is er zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen?
Heeft de verdachte een verklaring gegeven voor de herkomst?
Is deze verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk?
Is deze verklaring van de verdachte onderzocht?
Leidt het vervolgonderzoek naar deze verklaring tot de conclusie dat met voldoende mate van zekerheid een legitieme herkomst kan worden uitgesloten?
Redengevende feiten en omstandigheden
Bij de beantwoording van deze vragen betrekt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden:
- Verdachte woont sinds 1 juni 2004 samen met vier van haar kinderen, [kind 1] , [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] , in Zoetermeer. [6]
  • Verdachte had volgens gegevens van de Belastingdienst in de periode van 2007 tot en met 2013 de navolgende inkomsten:
  • 2007 [bedrijf 1] € 15.454,- (bruto)- € 3.437,- (inh.)
  • 2008 [bedrijf 1] € 16.385,- - € 3.642,-
  • 2009 [bedrijf 1] 01/01-31/12 € 14.631,- - €3.934
[bedrijf 2] 01/01-28/01 € 71,- - € 24,-
[bedrijf 3] 24/08- 31/12 € 4.105,- - € 498,-
[bedrijf 4] 01/01- 31/12 € 72,- - € 0,-
2010 [bedrijf 1] 01/01- 30/ € 2.084,- - € 572,-
[bedrijf 3] 01/01-31/12 € 16.761,- - € 2.688,-
[bedrijf 4] 01/01-31/12 € 13,- - € 6,-
2011 [bedrijf 3] 01/01-31/12 € 24.375,- - € 4 897, -
[bedrijf 1] 01/01-31/12 - -/-€ 3.439,-
2012 [bedrijf 3] 01/01-31/12 € 15.075,- - € 3 011 -
[bedrijf 5] 01/01-31/12 € 18.489,- - € 4198 -
[bedrijf 6] 01/01- 31/12 € 808, - - € 0,-
[bedrijf 7] 07/02-30/04 € 1.514,- - € 501,-
[bedrijf 8] 30/01-26/02 € 507,- - € 0 -,
[bedrijf 1] 01/01-31/12 - -/- € 1.049,-
2013 [bedrijf 3] 01/01 - 01/02 € 514,- - € 191,-
[bedrijf 5] 01/01 - 31/12 € 25.202,- - € 6.253,-
[bedrijf 1] 01/01-30/06 - -/- € 579,-
Volgens de verstrekte aangiften inkomstenbelasting 2005 tot en met 2012 heeft verdachte in BOX 3 nooit opgave gedaan van het bezit van vermogensbestanddelen, waarover vermogensrendementsheffing verschuldigd was. [7]
  • Van de thuiswonende kinderen van verdachte zijn bij de Belastingdienst de navolgende inkomsten bekend:
  • [kind 1] :
2009 Burger King Restaurants € 1.626- (loon) - € 0,- (inhouding)
2010 Burger King Restaurants € 3.054,- - € 47,-
2011 Drie werkgevers € 3.439,- - € 1.049,-
2012 [bedrijf 3] € 2.918,- - € 964,-
2013 Burger King Restaurant B.V. € 828,- - € 42,- [8]
- [kind 2] :
2010 [bedrijf 3] € 430,- - € 0,-
2011 Drie werkgevers € 6.850,- - € 327,-
2012 Drie werkgevers € 5.105,- - € 273,-
2013 Drie werkgevers € 8.344,- - € 1.714,- [9]
- [kind 3] Aouladomar:
2012 Detailconsult Personeel B.V. € 198,- - € 0,-
2013 Detailconsult Personeel B.V. € 290,- - € 62,- [10]
- Verdachte heeft bij de SNS-bank drie bankproducten: een bankrekening met nummer [nr 1] SNS internetsparen sinds 22 januari 2007, een bankrekening met nummer [nr 2] SNS plus betalen sinds 16 september 1997 en een bankrekening met nummer [nr 3] SNS betalen sinds 24 oktober 2003. [11] Deze rekeningen zijn geanalyseerd, waarbij is vastgesteld dat het totale bedrag aan contant opgenomen bedragen over de periode 1 januari 2007 tot en met 13 februari 2014 een bedrag van
€ 80.823,81 is. [12]
- [kind 1] heeft een rekening bij de SNS-bank met nummer [nr 4] . Deze rekening is geanalyseerd, waarbij is vastgesteld dat in de periode van 1 januari 2007 tot en met 13 februari 2014 een totaalbedrag van € 11.130,- in contanten is opgenomen. [13]
- [kind 2] heeft een rekening bij de SNS-bank met nummer [nr 5] . Deze rekening is geanalyseerd, waarbij is vastgesteld dat in de periode van 1 januari 2007 tot en met 13 februari 2014 een totaalbedrag van € 19.071,95 in contanten is opgenomen. [14]
- [kind 3] heeft een rekening bij de Rabobank met nummer [nr 6] . Deze rekening is geanalyseerd, waarbij is vastgesteld dat in de periode van juni 2010 tot en met 13 februari 2014 een totaalbedrag van € 1.205,- in contanten is opgenomen en dat een totaalbedrag van € 86,24 contant is gestort. [15]
- [kind 4] heeft een rekening bij de ING-bank met nummer [nr 7] . Deze rekening is geanalyseerd, waarbij is vastgesteld dat er geen contante bedragen werden opgenomen. [16]
- Ook de girale inkomsten en uitgaven van verdachte over de periode van 1 januari 2007 tot en met 13 februari 2014 zijn geanalyseerd, waarbij een vergelijking is gemaakt met de NIBUD-normen voor een éénoudergezin met vier kinderen. Er is vergeleken op de onderdelen: energie en heffing, vervoer, kleding en schoenen, inventaris, huis en tuin, vrije tijd en hobby, sparen en onvoorziene uitgaven, dagelijkse boodschappen en overige huishoudelijke uitgaven. Volgens de NIBUD-normen zou verdachte in de ten laste gelegde periode voor de genoemde onderdelen een totaalbedrag van € 100.462,50 hebben uitgegeven. Volgens de rekeningafschriften van verdachte heeft zij in deze periode aan voornoemde onderdelen slechts een bedrag van € 56.772,- giraal uitgegeven, hetgeen - uitgaande van de NIBUD-normen - zou betekenen dat zij daarnaast aan deze onderdelen nog een bedrag van € 43.690,50 contant zou moeten hebben uitgegeven. [17]
- Verdachte had een bankrekening in Marokko (nummer [nr 8] ) bij de Chaabibank. [18] Uit analyse van nader uit Marokko ontvangen stukken zou kunnen blijken dat:
a. in de periode tussen 30 november 2008 en 20 november 2012 het saldo steeds rond de MAD 150.000 schommelde; [19]
op 26 december 2012 een saldo is bijgeschreven van MAD 341.620,- (€ 30.915,84) door middel van een contante storting (in de vertaalde omschrijving staat vermeld: storting uitgevoerd door EM); [20]
op 7 januari 2013 de rekening is gewijzigd en MAD 502.135,54 (€ 45.442,13) is verdwenen van de bankrekening, waarna het saldo MAD 0,- is geworden. [21] Dit lijkt te maken te hebben met een filiaalwisseling bij de Chaabibank. Het saldo is door deze filiaalwisseling niet gewijzigd; [22]
verdachte op 10 januari 2013 een machtiging heeft afgegeven aan haar broer [betrokkene] om de bankrekening te beheren; [23]
er op 6 februari 2013 twee opnames plaats hebben gevonden, van MAD 270.000,-
(€ 24.118,99) en MAD 321.000,- (€ 28.674,80); [24]
er op 8 juli 2013 een bijboeking heeft plaatsgevonden van MAD 130.000,- (11.710,61). [25]
er op 10 juli 2013 een aankoop heeft plaatsgevonden van een bankcheque ter waarde van MAD 130.000,-. [26]
- Volgens de beschreven in- en uitreizen zou verdachte van 25 december 2012 tot en met 13 januari 2013 in Marokko zijn geweest. [27]
- In het dossier bevindt zich een eigendomsakte op naam van verdachte met een hypotheekverklaring van MAD 130.000,- gedateerd 12 juni 2013 ten behoeve van de aankoop van een stuk grond, nader aangeduid: Tanja Balia Tanger, bestemming woongebruik. [28] Volgens een schattingsverslag van het in onderpand gegeven goed van 12 maart 2013 wordt het goed geschat op MAD 540.000,- (€ 50.604,73). [29]
- Tijdens de doorzoeking van de woning op 3 februari 2014 heeft [naam] ten overstaan van de politie verklaard niets te weten van de aangetroffen bundels geld en niet te weten wie dit geld in haar huis had gelegd. [30]
Beantwoording vraag 1
Gezien alle contante opnames van zowel verdachtes eigen rekeningen als de rekeningen van haar kinderen over de periode van 1 januari 2007 tot en met 13 februari 2014 zou verdachte in de ten laste gelegde periode de beschikking kunnen hebben gehad over € 112.144,52 aan contanten. De verdediging heeft gesteld dat hiermee de herkomst van de aangetroffen
€ 110.000,- kan worden verklaard. Dit zou echter betekenen dat verdachte nooit contante uitgaven zou hebben gedaan, hetgeen ten eerste niet aannemelijk is, mede gezien de vergelijking die is gemaakt met de NIBUD-normen, maar ook strijdig is met verdachtes eigen verklaring. Verdachte heeft immers zelf verklaard ook contante uitgaven te doen (verdachte heeft verklaard dat kleding soms met pin maar soms contant wordt betaald [31] ). Daarbij komt dat verdachte heeft verklaard dat zij ook een deel van de € 110.000,- heeft gekregen. [32] De rechtbank verwerpt dan ook het primaire verweer.
Gezien vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet aannemelijk is dat verdachte in een periode van 7 jaar over een geheel legaal contant geldbedrag van € 110.000,- zou kunnen beschikken. Gelet hierop is er zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen.
Beantwoording vraag 2, 3 en 4
Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen geld spaargeld betreft, zowel afkomstig van haar zelf als van haar kinderen. Zij en haar kinderen hebben de afgelopen jaren heel zuinig geleefd. Verdachte heeft ook sinds een aantal jaren een vriend, die haar ook regelmatig geld heeft gegeven. Hij gaf haar ongeveer € 200,- tot € 300,- per maand. Verdachte wil echter de naam van deze vriend niet noemen. Ook heeft verdachte verklaard dat zij - toen zij begon met sparen in 2007 - al beschikte over een beginsaldo van circa € 17.000,- tot € 20.000,- en dat de op 6 februari 2013 opgenomen geldbedragen (in totaal € 52.793,79) van haar bankrekening in Marokko onderdeel uitmaken van de aangetroffen € 110.000,-.
Deze verklaring is voor een deel concreet en min of meer verifieerbaar en is door de politie onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn hiervoor weergegeven.
Beantwoording vraag 5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het verrichte vervolgonderzoek (voor zover mogelijk) tot de conclusie geleid dat met voldoende mate van zekerheid een geheel legitieme herkomst van het geld kan worden uitgesloten.
Geld uit Marokko
De rechtbank acht niet aannemelijk dat het op 6 februari 2013 in Marokko opgenomen geldbedrag van ruim € 52.000,- onderdeel uitmaakt van de aangetroffen € 110.000,-. Uit de bankafschriften kan worden afgeleid dat er op 26 december 2012 een bedrag van ruim
€ 30.000,- contant is gestort op de Marokkaanse rekening van verdachte (waarschijnlijk door verdachte zelf, aangezien zij op dat moment in Marokko was). Vervolgens is op 6 februari 2013 een bedrag van € 52.000,- opgenomen van dezelfde rekening. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte eerst een bedrag van € 30.000,- contant op een Marokkaanse rekening stort en ruim een maand later weer een bedrag van € 52.000,- op (laat) nemen en naar Nederland (laat) brengen, mede bezien in het licht van het feit dat verdachte in het voorjaar van 2013 een stuk grond heeft gekocht in Marokko dat is geschat op een waarde van ruim € 50.000,-. De rechtbank overweegt dat verdachte, die in Nederland woont en in Nederland werkt, ook geen aannemelijke, verifieerbare legale bron noemt van dit Marokkaanse contante geld of van het geld waarmee de grond is gekocht. Zij zegt in haar 2e verhoor weliswaar dat zij wel “wat” geld heeft gekregen van iemand in Marokko maar wil niet zeggen van wie. Ten slotte wil verdachte zelf bij de politie desgevraagd niets verklaren over wat ze mee nam naar Nederland. De conclusie is dat het saldo van de transacties in Marokko als legitieme bron voor het aangetroffen geld met voldoende zekerheid kan worden uitgesloten. In voordeel van verdachte laat de rechtbank de storting van € 30.000,-, waar op zich geen dus ook geen aannemelijke, verifieerbare legale bron is aangedragen bij verdere de berekening buiten beschouwing.
Beginsaldo en giften vriend
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat verdachte in 2007 reeds beschikte over een beginsaldo van ongeveer € 17.000,- tot € 20.000,-. Verdachte heeft hier ter terechtzitting pas voor het eerst over verklaard en heeft dit niet nader met stukken onderbouwd.
De rechtbank acht ook niet aannemelijk dat verdachte regelmatig van een vriend contante geldbedragen ontving. Verdachte heeft bij de politie noch ter terechtzitting nadere gegevens verstrekt van deze persoon, terwijl ze ter terechtzitting heeft verklaard dat zij bij de politie welbewust niet de juiste naam van die persoon heeft genoemd zodat het tot op heden niet mogelijk is geweest om deze verklaring nader te onderzoeken.
Zuinig leven
Ten aanzien van de verklaring van verdachte dat zij en haar kinderen heel zuinig hebben geleefd overweegt de rechtbank dat daarmee nog niet het gehele aangetroffen geldbedrag verklaard kan worden. De rechtbank verwijst hierbij mede naar hetgeen zij reeds heeft overwogen bij de beantwoording van vraag 1. Zelfs al zou verdachte heel zuinig hebben geleefd en een stuk minder hebben uitgegeven dan de NIBUD-normen aangeven, dan nog kan daarmee niet het gehele aangetroffen geldbedrag verklaard worden. De rechtbank betrekt tevens bij haar oordeel dat [naam] aanvankelijk heeft ontkend te hebben geweten dat er geld in haar woning lag en zij niet wist wie het daar neer zou kunnen hebben gelegd, terwijl verdachte heeft verklaard dat [naam] wist dat zij spaargeld in de woning had ‘verstopt’.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de aangetroffen geldbedragen (op zijn minst) gedeeltelijk van enig misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte beschikte niet over een legale bron van inkomsten waarmee de aangetroffen hoeveelheid contant geld verklaard kan worden en de verklaring van verdachte voor de herkomst van het geld is niet aannemelijk geworden. Dat er sprake is van witwassen blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat verdachte het geld in plastic heeft gedaan en heeft omwikkeld met tape en heeft verstopt in de woning van haar ex-schoonmoeder tussen stapels kleding en beddengoed en onder een matras. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen willen verbergen/verhullen dat zij deze geldbedragen voorhanden had.
De rechtbank kan niet uitsluiten dat een (gering) deel van de aangetroffen € 110.000,- wel legaal vermogen betreft. De rechtbank zal daarom bewezen verklaren dat de geldbedragen gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Door aan het legale geld van misdrijf afkomstig geld toe te voegen is het legale geld ‘besmet’ doordat daaraan van misdrijf afkomstig geld is toegevoegd (vermenging). Dat het geld in drie aparte bundels is opgeborgen doet hier niet aan af. De rechtbank verwerpt ook het subsidiaire verweer.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 3 februari 2014 in de gemeente Ede en/of te Zoetermeer
en/of elders in Nederland en/of in Marokko en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,van:
- een geldbedrag van (ongeveer) 50.000,- euro, en
/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 27.000,- euro, en
/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 34.000,- euro
althans van enig(e) voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en), (telkens) de werkelijke aard heeft verborgen of verhuld, de herkomst heeft verborgen of verhuld, de vindplaats heeft verborgen of verhuld,
de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) en/of vermogensrecht(en) is/zijn of het voorhanden heeft/hebben, terwijl zij wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat
het/de voorwerp
(en
) en/of vermogensrecht(en)-onmiddellijk of middellijk-
(mede
)(
geheel ofgedeeltelijk) afkomstig
is/zijn uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Witwassen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot het verrichten van 100 uren werkstraf, te vervangen door 50 dagen hechtenis met aftrek van 6 uren ter zake van de tijd in inverzekeringstelling doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 9 oktober 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geld op de wijze als in de bewezenverklaring omschreven. Dit witwassen van crimineel vermogen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het normale financiële verkeer aan.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak de straf zoals deze door de officier van justitie is geëist passen en geboden is.
Beslag
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven valse briefje van 50 euro dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het briefje behoort volgens opgave van verdachte aan haar toe, is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door haar begane feit aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van € 34.000,- en 27.000,-, volgens opgave van verdachte aan haar toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het geldbedragen met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
Aangezien de rechtbank bewezen heeft verklaard dat een deel van de aangetroffen geldbedragen van misdrijf afkomstig is (vermenging) zal de rechtbank, nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, de teruggave gelasten van het overige in beslag genomen geld aan verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen en nog niet teruggegeven valse briefje van 50 euro;

verklaart verbeurdde in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van
€ 34.000,- en € 27.000,-;
 gelast de
teruggavevan het overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J. Barrau en
mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2015.
mr. Van de Sande is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost- Nederland, Afpakteam, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 07Dias / 07DFR14001, gesloten op 9 januari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
3.Proces-verbaal doorzoeking, p. 328-329; proces-verbaal van bevindingen, p. 335-336; proces-verbaal van bevindingen, p. 193-194.
4.Proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 204-206.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 228.
6.Proces-verbaal van verstrekking belastinggegevens met bijlagen, p. 727-728 en p. 763.
7.Proces-verbaal van verstrekking belastinggegevens, p. 729.
8.Overzichten inkomstenverhoudingen per jaar, p. 764-768.
9.Overzichten inkomstenverhoudingen per jaar, p. 772-775.
10.Overzichten inkomstenverhoudingen per jaar, p. 777-778.
11.Proces-verbaal analyse SNS bankrekeningnummers verdachte, p. 628.
12.Proces-verbaal analyse SNS bankrekeningnummers verdachte, p. 630.
13.Proces-verbaal verstrekking en analyse gegevens SNS-bank van [kinderen] , p. 793-794.
14.Proces-verbaal verstrekking en analyse gegevens SNS-bank van [kinderen] , p. 793-794.
15.Proces-verbaal verstrekking en analyse gegevens SNS-bank van [kind 3] , p. 910-911.
16.Proces-verbaal verstrekking en analyse gegevens SNS-bank van [kind 4] , p. 789.
17.Proces-verbaal financiële conclusie verdachte, p. 712-717.
18.Proces-verbaal van verstrekking betreffende RVH002, p. 1007.
19.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 2 en 3 van 3; het als bijlage bij dit aanvullend proces-verbaal gevoegde overzicht van de bankidentiteit van verdachte, p. 1576-1582.
20.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 2 en 3 van 3; het als bijlage bij dit aanvullend proces-verbaal gevoegde overzicht van de bankidentiteit van verdachte, p. 1582.
21.Proces-verbaal van verstrekking betreffende RVH002, p. 1007.
22.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 2 en 3 van 3; het als bijlage bij dit aanvullend proces-verbaal gevoegde overzicht van de bankidentiteit van verdachte, p. 1583-1584.
23.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 3 van 3; volmacht d.d. 10 januari 2013, p. 1405.
24.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 2 en 3 van 3; het als bijlage bij dit aanvullend proces-verbaal gevoegde overzicht van de bankidentiteit van verdachte, p. 1585.
25.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 3 van 3; het als bijlage bij dit aanvullend proces-verbaal gevoegde overzicht van de bankidentiteit van verdachte, p. 1590.
26.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 3 van 3; stuk betreffende aankoop bankcheque, p. 1404.
27.Proces-verbaal van verstrekking betreffende RVH002, p. 1005.
28.Aanvullend algemeen dossier, d.d. 22 april 2015, p. 2 van 3; de als bijlage bij dit aanvullend proces-verbaal gevoegde eigendomsakte, p. 1553-1557.
29.Schattingsverslag, p. 1558.
30.Proces-verbaal doorzoeking, p. 329.
31.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 101.
32.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 108.