ECLI:NL:RBGEL:2015:7558

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
05/840257-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van man uit Doesburg voor bedreiging van ex-vrouw en dochter

Op 4 december 2015 heeft de Rechtbank Gelderland een 43-jarige man uit Doesburg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen voor bedreiging van zijn ex-vrouw en dochter. De man, die zich in de proeftijd bevond van een eerdere veroordeling, had tijdens een telefoongesprek met zijn dochter bedreigingen geuit tegen zowel haar als haar moeder. De dochter weigerde haar vader te bezoeken, waarop hij boos reageerde en dreigende woorden sprak. De ex-vrouw deed aangifte bij de politie, die de man later op de avond aanhield. Tijdens zijn aanhouding herhaalde hij zijn bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bedreigingen, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van onbetrouwbare getuigenverklaringen. De rechtbank achtte de verklaringen van de ex-vrouw en dochter geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte opzettelijk de kans had aanvaard dat zijn bedreigingen hen zouden bereiken. De rechtbank weegt mee dat de verdachte al eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat hij onder behandeling is voor zijn psychische problemen. De rechtbank besloot geen gedragsmaatregel op te leggen, gezien de huidige behandeling van de verdachte, en legde een gevangenisstraf op van 30 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/840257-15
Datum uitspraak : 4 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
thans verblijvende bij [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 20 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 11 maart 2015 te Doesburg [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dochter van verdachte) (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :""ik maak haar
dood" en/of "ik laat me deze keer dood maken of ik maak jullie dood" en/of
- [verbalisant 1] (brigadier van politie) en/of [verbalisant 2] (medewerker politie
Oost Nederland) meermalen, althans eenmaal, dreigend heeft toegevoegd dat hij
zijn ex-vrouw, voormelde [slachtoffer 1] , zou vermoorden hier of in Turkije, welke
bedreigingen voormelde [slachtoffer 1] ook hebben bereikt,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn op 11 maart 2015 naar het adres [adres 1] te Doesburg gegaan om verdachte aan te houden. Ze hoorden hem zeggen dat als ze de volgende keer zouden komen alles onder het bloed zou zitten. Hij zou zijn ex-vrouw vermoorden, hier of in Turkije. Dit herhaalde hij meerdere keren. [2] Aangeefster heeft verklaard dat ze zich hierdoor bedreigd voelt. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft volgens de raadsman de rechtstreekse bedreiging van aangeefster, via de telefoon, stellig ontkend. De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn. Hun verklaringen zijn ingegeven door angst, en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben andere belangen om verdachte te belasten. [slachtoffer 2] heeft niet verklaard dat haar moeder naast haar heeft gezeten tijdens het telefoongesprek en het telefoongesprek heeft kunnen volgen. De raadsman twijfelt daarom aan de aanwezigheid van [slachtoffer 1] bij het telefoongesprek. De raadsman komt tot de conclusie dat er wel wettig bewijs is maar dat de overtuiging ontbreekt. Verdachte moet om die reden worden vrijgesproken van de bedreiging via de telefoon.
Ten aanzien van de bedreiging ten overstaan van de politie heeft de raadsman betoogd dat sprake is van een indirecte bedreiging. Hij meent, mede gelet op de door hem aangehaalde jurisprudentie, dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de bedreiging en evenmin dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedreiging [slachtoffer 1] zou bereiken. Verdachte moet om die reden ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten zijn op 11 maart 2015 naar de [adres 2] te Doesburg gegaan. De aldaar wonende [slachtoffer 1] verklaarde dat zij aangifte wilde doen tegen haar ex-partner [verdachte] (verdachte). De daar ook aanwezige dochter [slachtoffer 2] verklaarde over een telefoongesprek met haar vader (verdachte), dat ze niet naar haar vader wilde en dat ze dit tegen hem had gezegd. Haar vader was boos geworden. Hij begon steeds harder te praten en schreeuwde dat ze het nog wel zouden merken. Hij zei dat hij haar moeder kapot wilde maken. Verbalisanten zagen dat [slachtoffer 2] rode en natte ogen kreeg toen ze dit vertelde. [4]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 11 maart 2015 omstreeks 19.30 uur in haar woning aan de [adres 2] te Doesburg haar dochter [slachtoffer 2] hoorde huilen. Ze zag dat haar dochter aan het bellen was en hoorde een stem aan de andere kant van de lijn die zij herkende als de stem van verdachte. Ze hoorde haar dochter zeggen dat ze niet naar verdachte wilde gaan. Vervolgens hoorde ze verdachte roepen: “[…]. Zeg maar tegen je moeder dat ik haar ooit dood maak”. Toen haar dochter zei dat zij, aangeefster, dat kon horen, hoorde aangeefster verdachte nog harder schreeuwen: “Op een dag maak ik jouw leven kapot”. [5]
[slachtoffer 2] heeft als getuige hierover verklaard dat ze op 11 maart 2015 werd gebeld door haar vader. Hij begon tegen haar te schreeuwen. Ze hoorde haar vader over haar moeder zeggen dat hij haar dood zou maken. Haar vader zei dat zij en haar broertje de volgende dag naar hem toe moesten komen. Toen [slachtoffer 2] zei dat ze niet zouden komen, hoorde ze haar vader schreeuwen: “Bel de politie maar en laat mij maar ophalen. Ik laat me deze keer doodmaken of ik maak jullie dood.” [6]
Uit de belhistorie van de mobiele telefoon van verdachte blijkt dat hij op 11 maart 2015 heeft gebeld met [slachtoffer 2] . Om 19.23 uur is een gesprek tot stand gekomen dat ruim 15 minuten heeft geduurd. [7]
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en van [slachtoffer 2] . De rechtbank stelt vast dat aangeefster kort na het hierboven aangehaalde telefoongesprek melding van bedreiging door verdachte heeft gedaan bij de politie, hetgeen de rechtbank afleidt uit het feit dat de politie om 20.40 uur, dus ongeveer een uur na beëindiging van het telefoongesprek, een verklaring van [slachtoffer 2] heeft opgenomen. [8] Verbalisanten hebben bij hun bezoek aan aangeefster [slachtoffer 2] horen zeggen dat haar vader haar moeder bedreigde. Zij hebben gezien dat [slachtoffer 2] geëmotioneerd was toen ze dit vertelde. Dat [slachtoffer 2] niet heeft verklaard over de aanwezigheid van haar moeder bij het telefoongesprek sluit naar het oordeel van de rechtbank de aanwezigheid van moeder bij het telefoongesprek niet uit.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte de bedreiging niet heeft ontkend. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij niet meer weet wat hij heeft gezegd en dat hij – voor zover hij bedreigingen heeft geuit – zich dat niet bewust is geweest. Van een stellige ontkenning zoals door de raadsman is betoogd, is dan ook geen sprake (meer). De rechtbank acht bovendien van belang dat verbalisanten korte tijd na het opnemen van de aangifte naar het adres van verdachte zijn gegaan en dat verdachte ook bij zijn aanhouding meerdere malen bedreigingen heeft geuit in de richting van zijn ex-vrouw.
Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte op dat moment kennelijk nog steeds boos was op zijn ex-vrouw. Dat aangeefster en haar dochter andere belangen hadden om belastend over verdachte te verklaren zoals door de raadsman betoogd, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en ook niet aannemelijk geworden.
Ten aanzien van verdachtes bedreiging tegenover de verbalisanten om zijn ex-vrouw hier of in Turkije te vermoorden, overweegt de rechtbank dat niet wordt betwist dat verdachte deze bewoordingen meerdere keren heeft gebezigd. De raadsman betwist echter dat sprake was van opzet.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat verdachte al eerder is veroordeeld ter zake van bedreiging van zijn ex-vrouw. Verdachte was op het moment van de uitlatingen ook net aangehouden in verband met aangifte van bedreiging door zijn ex-vrouw. Gelet op deze voorgeschiedenis en gelet op de ernst van de geuite bedreigingen heeft verdachte er rekening mee moeten houden, en zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans, dat als hij tegenover verbalisanten dergelijke bedreigingen zou uiten in de richting van zijn ex-vrouw, deze ter kennis van zijn ex-vrouw zouden worden gebracht. Nu hij desondanks de bedreigingen heeft geuit, is de rechtbank van oordeel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem geuite bedreigingen zijn ex-vrouw zouden bereiken. Dat verdachte alcohol had gedronken en erg boos was, kan aan het voorgaande niet afdoen.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank zowel de telefonische bedreiging van aangeefster en haar dochter als de indirecte bedreiging in de richting van aangeefster bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstippen op
of omstreeks11 maart 2015 te Doesburg [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dochter van verdachte)
(telkens
)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :""ik maak haar dood" en/of "ik laat me deze keer dood maken of ik maak jullie dood" en
/of
- [verbalisant 1] (brigadier van politie) en
/of[verbalisant 2] (medewerker politie Oost Nederland) meermalen,
althans eenmaal,dreigend heeft toegevoegd dat hij zijn ex-vrouw, voormelde [slachtoffer 1] , zou vermoorden hier of in Turkije, welke bedreigingen voormelde [slachtoffer 1] ook hebben bereikt,
althans
(telkens
)woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is op 13 november 2015 een rapport uitgebracht door [deskundige] , psychiater. Met de conclusie van dit rapport dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 dagen met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast een contact- en locatieverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gevorderd, inhoudend dat verdachte geen contact zal hebben met zijn ex-partner [slachtoffer 1] en dat hij zich niet zal begeven naar het adres [adres 2] te Doesburg. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd en tevens gevorderd dat verdachte bij overtreding van de verboden telkens drie dagen in hechtenis zal worden genomen.
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman betoogd dat gelet op de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven, er geen ruimte is voor een aanvullende straf. Hij meent dat er daarnaast geen aanleiding is voor een maatregel zoals door de officier van justitie gevorderd. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat verdachte vanaf maart 2015 geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Bovendien loopt er een reclasseringstoezicht tot begin 2017, waarvan de reclassering heeft aangegeven voldoende mogelijkheden tot begeleiding te zien. De reclassering heeft verder aangegeven dat als het goed gaat met verdachte er te zijner tijd contact tussen hem en zijn ex-vrouw mogelijk is, aldus de raadsman. Dat is volgens de raadsman van belang omdat zij samen moeten kunnen overleggen over zaken die hun kinderen aangaan.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 13 oktober 2015;
- voorlichtingsrapportages van Iriszorg van respectievelijk 1 mei 2015 en 5 november 2015;
- een monodisciplinair rapport van [deskundige] , psychiater, van 13 november 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zijn vrouw en dochter meermalen heeft bedreigd met de dood. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de bedreigingen heeft geuit terwijl hij in de proeftijd loopt ter zake van een eerdere bedreiging. Bedreigingen zorgen in het algemeen voor een groot gevoel van onveiligheid en onrust bij slachtoffers, zeker wanneer dit in de familiaire sfeer gebeurt.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting ook de bevindingen en conclusies uit het rapport van Kemperman in aanmerking genomen. Uit dat rapport blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van schizofrenie van het paranoïde type, misbruik van cannabis en pathologisch gokken, nu in remissie.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij al meerdere keren is veroordeeld voor bedreigingen. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw zijn ex-partner en ook zijn dochter te bedreigen.
Uit het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte met een rechterlijke machtiging (RM) verblijft bij GGNet in Apeldoorn en dat deze RM loopt tot 9 mei 2016. Als gevolg van de RM is de hulpverlening op gang gekomen. Verdachte slikt zijn medicatie, heeft het gevoel door de huidige hulpverleners serieus te worden genomen en heeft vertrouwen in hen. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegelicht dat het rapport van Iriszorg van 5 november 2015, waarin geadviseerd werd de zaak aan te houden teneinde bij NIFP IFZ een indicatie voor een klinische opname te kunnen aanvragen, achterhaald is door de recente ontwikkelingen. Iriszorg heeft telefonisch te kennen gegeven na afloop van de RM voldoende mogelijkheden te zien voor begeleiding met de reclasseringsbegeleiding opgelegd ter zake van een eerdere veroordeling.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 dagen passend.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding aan verdachte een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat dit geen meerwaarde heeft nu verdachte in het kader van een RM is opgenomen en er nog een proeftijd loopt waarvan de reclassering heeft aangegeven dat zij in het kader van die proeftijd voldoende mogelijkheden tot begeleiding zien. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de reclassering de mogelijkheid moet hebben om verdachte te begeleiden naar een vorm van contact met zijn ex-vrouw waarbij zij de mogelijkheid hebben zaken aangaande hun beider kinderen te bespreken. De oplegging van een contact- en locatieverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de officier van justitie gevorderd, zou daaraan in de weg kunnen staan. De rechtbank zal deze maatregel dan ook niet opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter), mr. W.J. Vierveijzer en mr. E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015122249, gesloten op 12 maart 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier.
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 3-4.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15 en
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 3-4.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 13.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 18.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , p. 18.