ECLI:NL:RBGEL:2015:7435

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
05/820077-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 27 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 28 februari 2015 in Hellouw een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft geen voorrang verleend aan een andere bestuurder, wat resulteerde in een aanrijding waarbij het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, ondanks dat er verkeersborden en haaientanden aanwezig waren die hem verplichtten voorrang te verlenen. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat er precies is gebeurd, maar de rechtbank oordeelt dat hij bekend was met de gevaarlijke verkeerssituatie en dat hij had moeten stoppen voor de kruising. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 90 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, maar dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, wat zwaar is meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820077-15
Datum uitspraak : 27 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
Raadsman: mr. W. van de Velde, advocaat te Rhenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2015 te Hellouw in de gemeente Neerijnen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Beatrixstraat en/of gaande in de richting van de kruising van de Irenestraat en de Graaf Reinaldweg, daarmede rijdende over de weg, de Irenestraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl voor voormelde kruising aan weerszijde van die weg, de Irenestraat in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde borden B6 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", waren geplaatst en/of
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Irenestraat haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte naar rechts op die kruisende weg (de Graaf Reinaldweg) niet werd belemmerd en/of hij, verdachte in de gelegenheid was om het voor hem, verdachte van rechts over die kruisende weg (de Graaf Reinaldweg) naderende verkeer op grote afstand waar te nemen,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over die kruisende (voorrangs)weg(de Graaf Reinaldweg) verkeer naderde en/of
zonder te stoppen en/of remmen die kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormelde borden B6 en/of voormelde haaientanden geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende (voorrangs)weg, de Graaf Reinaldweg rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende weg, de Graaf Reinaldweg rijdend, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig(personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 februari 2015 te Hellouw in de gemeente Neerijnen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Beatrixstraat en/of gaande in de richting van de kruising van de Irenestraat en de Graaf Reinaldweg, daarmede heeft gereden over de weg, de Irenestraat en
terwijl voor voormelde kruising aan weerszijde van die weg, de Irenestraat in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde borden B6 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", waren geplaatst en/of
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Irenestraat haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht
zonder te stoppen en/of remmen die kruising is op- en/of overgereden en/of
in strijd met voormelde borden B6 en/of voormelde haaientanden geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende (voorrangs)weg, de Graaf Reinaldweg rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende weg, de Graaf Reinaldweg rijdend, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig(personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 februari 2015 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto gereden over de Irenestraat, komende uit de richting van de Beatrixstraat en gaande in de richting van de kruising van de Irenestraat en de Graaf Reinaldweg te Hellouw in de gemeente Neerijnen. [2] Voor de kruising op de Irenestraat stonden in verdachtes rijrichting gekeerde borden B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg”. Direct voor de kruising op het wegdek van de Irenestraat, waren haaientanden aangebracht, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”. [3] In strijd met de borden B6 en de vermelde haaientanden, heeft verdachte geen voorrang verleend aan de bestuurder van de dicht genaderde personenauto, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), die over de voorrangsweg, de Graaf Reinaldweg reed. Verdachte is met de personenauto in aanrijding gekomen. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Ter plaatse van het ongeval bestaat een gevaarlijke verkeerssituatie. Daarop had (ook) het slachtoffer zijn rijgedrag moeten aanpassen. Daarom kan het ongeval niet alleen aan verdachte worden toegerekend. Verdachte kan zich weliswaar niets meer van het ongeval herinneren maar verdachte zou nooit blindelings de kruising op rijden. Hij is namelijk goed op de hoogte van de gevaarlijke verkeerssituatie. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is in zijn algemeenheid vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich nog wel kan herinneren dat hij in zijn Ford is weggereden vanaf de voetbalvelden en dat hij bij de kruising van de Irenestraat en de Graaf Reinaldweg aan kwam rijden, maar verder weet hij het niet meer. Verdachte rijdt ongeveer 10 keer per week over de kruising. Volgens verdachte is er sprake van een onoverzichtelijke en gevaarlijke kruising. Hoewel vanaf de kruising de Graaf Reinaldweg over een ruime afstand te overzien is, wordt om onduidelijke redenen het over deze weg naderende verkeer niet (snel genoeg) opgemerkt. Verdachte kan zich niet voorstellen dat hij de kruising blindelings is opgereden zonder te stoppen en kan dat ook deze keer niet hebben gedaan. Verdachte is namelijk maar al te goed op de hoogte van de gevaarlijke verkeerssituatie rond de kruising. Hij zit zelfs in een belangengroepering die het gevaar van juist deze verkeerssituatie bij de bevoegde instanties aan de orde stelt. [5]
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij op de Graaf Reinaldweg reed in zijn Seat ter hoogte van de Irenestraat te Hellouw. [slachtoffer] reed met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur in de richting van Herwijnen. Ter hoogte van de Irenestraat zag [slachtoffer] een auto van links de weg op rijden. [slachtoffer] kon een aanrijding niet meer voorkomen. De auto die voor [slachtoffer] van links kwam heeft niet geremd. De auto kwam de kruising op rijden en heeft niet gestopt. [6]
In het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse staat beschreven dat de Seat in de linker grasberm van de Irenestraat is aangetroffen en dat de voorzijde van de Seat kort voor het bord van de bebouwde kom van Hellouw stond. De Ford werd aangetroffen in de grasberm c.q. slootkant van de Graaf Reinaldweg. De voorzijde van de Ford stond in de daar gelegen sloot. [7]
Gelet op het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse en de daarin opgenomen en ter terechtzitting voorgehouden foto’s, gaat de rechtbank er van uit dat het zicht van verdachte naar rechts op de Graaf Reinaldweg op geen enkele wijze werd belemmerd en dat verdachte dan ook de mogelijkheid had om het voor hem van rechts komende verkeer tijdig en zelfs vanaf grote afstand waar te nemen. Andere redenen waarom van de auto van [slachtoffer] niet kon worden opgemerkt zijn niet aannemelijk geworden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan voorstellen dat hij blindelings de kruising is opgereden. Verdachte gaat er vanuit dat hij stil heeft gestaan dan wel zijn snelheid in aanzienlijke mate heeft teruggebracht. Deze veronderstelling van verdachte impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat de auto van verdachte in dat geval op het moment van de botsing slechts een geringe snelheid kan hebben gehad.
Tegenover deze veronderstelling van verdachte staat de verklaring van [slachtoffer] dat de auto die van links kwam niet heeft geremd en niet is gestopt voordat deze de kruising op reed. In het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse staat dat een snelheidsberekening niet te maken was vanwege de beperkte gegevens. Toch is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de eindposities van de beide auto’s. Deze eindposities duiden er op dat de twee auto’s na de botsing ongeveer een gelijke, gespiegelde baan – zowel in richting en als in afstand – hebben afgelegd en dat er dus op het moment van impact tussen de auto’s een min of meer gelijkmatige overdracht van energie heeft plaatsgevonden. Het is gelet hierop niet aannemelijk dat de auto van verdachte op het moment van de botsing – in vergelijking met de auto van [slachtoffer] die op dat moment ongeveer 70 kilometer per uur reed – slechts een geringe snelheid had.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van [slachtoffer] en is op grond daarvan van oordeel dat verdachte niet heeft geremd en niet is gestopt voordat hij de kruising op reed.
Verdachte heeft ten onrechte geen voorrang verleend aan de voor verdachte van rechts komende Seat, die op een voorrangsweg reed. Verdachte werd door middel van aangebrachte haaientanden en verkeersborden erop geattendeerd dat hij het verkeer op de Graaf Reinaldweg voorrang moest geven. Verdachte was bovendien bekend met de gevaarlijke kruising, niet alleen omdat hij er vaker rijdt, maar ook omdat verdachte in voornoemde belangengroepering zit. Van verdachte had dan ook een extra voorzichtigheid en alertheid mogen worden verwacht. Daarnaast blijkt niet alleen uit de foto’s ter plaatste, dat er sprake is van een overzichtelijke situatie omdat er vrij en onbelemmerd zicht is op de Graaf Reinaldweg, maar ook verdachte heeft verklaard dat de weg over een ruime afstand te overzien is. Verdachte is niet gestopt voordat hij de kruising is opgereden en heeft de Seat van [slachtoffer] niet gezien, terwijl [slachtoffer] verdachte wel heeft zien aan komen rijden. [slachtoffer] reed op een voorrangsweg en mocht er dan ook vanuit gaan dat verdachte in een dergelijke situatie zou stoppen en voorrang zou verlenen. Verdachte heeft dan ook niet de benodigde voorzichtigheid en oplettendheid betracht.
Alles overziend heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet de nodige voorzichtigheid en oplettendheid betracht met een ernstig ongeval tot gevolg. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht om in het verkeer voorzichtig en oplettend te zijn. De rechtbank concludeert dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en daarmee schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Letsel
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen, waaronder traumatisch schedelhersenletsel. [8] [slachtoffer] heeft verklaard dat hij vijf dagen in het ziekenhuis heeft gelegen. Op 3 april 2015 had [slachtoffer] een nekkraag om. Zijn letsel bestond uit, haarscheurtjes in verschillende nekwervels, twee afgebroken vleugels van de nekwervels, gekneusde ellebogen, ribben en ingewanden, gekneusde bekken en hechtingen in zijn knie. Ook heeft [slachtoffer] pijn in zijn onder rug. [9] Gelet op de aard en de ernst van het letsel kwalificeert de rechtbank het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 februari 2015 te Hellouw in de gemeente Neerijnen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Beatrixstraat en
/ofgaande in de richting van de kruising van de Irenestraat en de Graaf Reinaldweg, daarmede rijdende over de weg, de Irenestraat,
zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl voor voormelde kruising aan weerszijde van die weg, de Irenestraat in zijn, verdachtes rijrichting gekeerde borden B6 van bijlage 1 van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg", waren geplaatst en
/of
direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Irenestraat haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
/of
terwijl het zicht voor hem, verdachte naar rechts op die kruisende weg (de Graaf Reinaldweg) niet werd belemmerd en
/ofhij, verdachte in de gelegenheid was om het voor hem, verdachte van rechts over die kruisende weg (de Graaf Reinaldweg) naderende verkeer op grote afstand waar te nemen,
niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken of over die kruisende (voorrangs)weg(de Graaf Reinaldweg) verkeer naderde en/of
zonder te stoppen en
/ofremmen die kruising is op- en/of overgereden en
/of
in strijd met voormelde borden B6 en
/ofvoormelde haaientanden geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een over die kruisende (voorrangs)weg, de Graaf Reinaldweg rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto) en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met dat over die kruisende weg, de Graaf Reinaldweg rijdend, toen dicht genaderd zijnde andere motorrijtuig(personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
, of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij, verdachte geen voorrang heeft verleend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat de schuldige geen voorrang heeft verleend

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf, te vervangen door 45 dagen hechtenis tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een straf op zijn plaats is, dan dient de straf op basis van artikel 5 van de Wegenverkeerwet 1994 te worden vastgesteld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 12 oktober 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft door zijn eigen handelen een verkeersongeval veroorzaakt met een personenauto ten gevolge waarvan de bestuurder van de personenauto ernstig letsel heeft opgelopen.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, met name omdat hij bekend is met de verkeerssituatie ter plaatse, waarover hij nota bene zelf heeft verklaard dat deze gevaarlijk is en daar werk van te maken. Desondanks is verdachte, die zich overigens niets meer van het ongeval herinnert, voordat hij de kruising op reed, niet gestopt en heeft hij de personenauto niet gezien. Verdachte heeft geen voorrang verleend.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 12 oktober 2015 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De door de officier van justitie geëiste werkstraf is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
Vanuit het oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, nu verdachte de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen met als doel om verdachte voor de toekomst extra te motiveren tot het blijvend in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid. Daarbij heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om de werkzaamheden binnen zijn eigen bedrijf voort te zetten. Gelet hierop wijkt de rechtbank af van de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid en zal de ontzegging van de rijbevoegdheid dan ook geheel voorwaardelijk opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
90 (negentig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. G. Noordraven en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, basisteam De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2015102125, gesloten op 28 april 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2015 alsmede het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 18 maart 2015, p. 18 van 19.
3.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 18 maart 2015, p. 6 van 19.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2015, alsmede het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 18 maart 2015, p. 17 van 19.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 november 2015.
6.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , d.d. 3 april 2015, p. 8.
7.Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, d.d. 18 maart 2015, p. 6 van de 19, onder het kopje 2.1.5 Eindpositie voertuig(en).
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het UMC Utrecht, d.d. 5 maart 2015, p. 12 e.v..
9.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] , d.d. 3 april 2015, p. 8.