ECLI:NL:RBGEL:2015:739

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
6 februari 2015
Zaaknummer
275590 KZ RK 14-577
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter-plaatsvervanger in civiele procedure

Op 21 januari 2015 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had op 2 december 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. W.M. Eijkelestam, de rechter-plaatsvervanger die zijn zaak had behandeld. Verzoeker stelde dat de rechter-plaatsvervanger beslissingen had genomen zonder dat hij het dossier had kunnen inzien, geen uitstel had verleend, zich had laten beïnvloeden door de Officier van Justitie en zich onbeschoft had gedragen. De rechter-plaatsvervanger heeft in zijn schriftelijke reactie geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering. Het wrakingsverzoek is pas op 5 december 2014 bij de rechtbank ingekomen, terwijl verzoeker al op 1 december 2014 op de hoogte was van de feiten die aan het verzoek ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet tijdig had gehandeld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de late indiening rechtvaardigden. Daarom verklaarde de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek, zonder inhoudelijke behandeling van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer: 275590 KZ RK 14-577
Beslissing van 21 januari 2015 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. W.M. Eijkelestam,
rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter-plaatsvervanger.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij brief van 2 december 2014, ingekomen op 5 december 2014, heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend tegen de “onbekende rechter” die zijn zaak met kenmerk 3137990 BR 14-391 heeft behandeld. Na raadpleging van het desbetreffende dossier is de rechtbank gebleken dat verzoeker bedoelt voornoemde rechter-plaatsvervanger te wraken.
1.2.
Bij brief van 31 december 2014 (ingekomen op 31 december 2014) heeft de rechter-plaatsvervanger schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.3.
Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 13 januari 2015. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De rechter-plaatsvervanger is ter zitting verschenen en heeft verweer gevoerd. Verzoeker is zonder kennisgeving niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft gesteld dat hij de rechter-plaatsvervanger ter zitting heeft gewraakt. Zakelijk samengevat heeft verzoeker aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. De rechter-plaatsvervanger heeft beslissingen genomen zonder dat verzoeker over het onderliggende dossier beschikte. De rechter-plaatsvervanger heeft verzoeker geen uitstel verleend om het dossier in te zien. De rechter-plaatsvervanger heeft zich laten beïnvloeden door de Officier van Justitie. De rechter-plaatsvervanger heeft zich (verbaal) agressief en onbeschoft jegens verzoeker uitgelaten.

3.Het standpunt van de rechter-plaatsvervanger

3.1.
De rechter-plaatsvervanger heeft in zijn schriftelijke reactie geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, althans dat het verzoek moet worden afgewezen. Op hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd wordt hierna, indien van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling door de rechtbank

4.1.
Op grond van artikel 12a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) zijn de wettelijke bepalingen over wraking, neergelegd in de artikelen 512 t/m 519 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van overeenkomstige toepassing.
4.2.
Volgens artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.3.
Artikel 513 lid 1 Sv bepaalt dat het verzoek tot wraking gedaan wordt zodra de feiten of omstandigheden die ertoe aanleiding geven aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.4.
Verzoeker stelt dat hij ten tijde van de mondelinge behandeling op 1 december 2014 de rechter-plaatsvervanger heeft gewraakt. Nu dit door de recht-plaatsvervanger is betwist en dit niet uit het proces-verbaal van de zitting op 1 december 2014 blijkt, is de rechtbank van een wraking ter zitting niet gebleken.
4.5.
De rechter-plaatsvervanger heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend. Hij stelt dat niet aan het onmiddellijkheidsvereiste van artikel 513 Sv is voldaan. Verzoeker is pas achteraf met zijn wrakingsverzoek gekomen, nadat buiten zijn (zelf gekozen) aanwezigheid de mondelinge behandeling op 1 december 2014 was gesloten en de uitspraakdatum was bepaald.
4.6.
De rechtbank constateert dat alle door verzoeker gestelde feiten en omstandigheden voor de wraking betrekking hebben op het optreden van de rechter-plaatsvervanger tijdens de mondelinge behandeling op maandag 1 december 2014. Deze feiten en omstandigheden waren verzoeker dus al op die dag bekend. Het wrakingsverzoek is weliswaar gedateerd op
2 december 2014, maar is pas op 5 december 2014 bij de rechtbank ingekomen. Dit betreft een tijdverloop van vier werkdagen. Verzoeker is zonder opgaaf van redenen niet ter zitting verschenen en heeft geen toelichting gegeven op het tijdverloop, hetgeen voor zijn rekening en risico komt. Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verzoeker zijn wrakingsverzoek kennelijk niet heeft gedaan zodra de feiten en omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen aan hem bekend zijn geworden. Nu ook overigens niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die de late indiening van het wrakingsverzoek rechtvaardigen, zal de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in dat verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de rechtbank daarom niet toe.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.J. Jue, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. C.M.J. Peters, rechters, en in het openbaar uitgesproken door mr. Kleinrensink op 21 januari 2015 in aanwezigheid van mr. C.J. van der Sloot, griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.